Het land der willekeurigen (onder pseudoniem J.A. Schasz)
(1789)–Gerrit Paape– Auteursrechtvrij
[pagina 151]
| |
nig, om zig van de heerschappij voortaan volkomen verzekerd te houden. Hij toog naar Thebez. Een stad welke zig insgelijks tegen hem aankanttede, daar die, na het verlies van Sichem, slegts te naderen was, om overwonnen te worden. Hij nam deeze Stad in. Alle de Burgers vlooden naar een Tooren, een sterkte, te midden in de Stad, - en het was hier, dat de ontzaglijke wraak, - de wraak des getergden Hemels hem verwagtede. Volken der Aarde! vergramt u niet te zeer op uwe Dwinglanden. De Hemel heeft uw zaak voor zijne rekening genomen. Uwe geweldigen worden voorspoedig; zij waanen met een enkelen stap het toppunt hunner wenschen te zullen bereiken: Alles voorspelt hen een gelukkig slaagen. Zij doen dien stap; - een kleinigheid werpt zig tusschen beiden, - en de vertoorende Godheid toont, dat zij de rechten der menschheid handhaaft, daar de Tijran; te midden op den loopbaan van zijn ingebeeld geluk, in den gaapenden afgrond van zijn onherstelbaar verderf nederplotst. Deeze Toren was eene veragtlijke tegenstelling aan de zegevierende trotschheid van Abimelech. Hij besluit dien te bestormen, en dat te | |
[pagina 152]
| |
veel tijd wegsleepende, geeft hij andermaal de wreedheid gehoor, en wil hem verbranden. Vol waan van eindlijk over alles te zullen triumfeeren, nadert hij de sterkte, met den stap van een fieren overwinnaar. Toen zag de langgetergde Hemel neder. De Godlijke wraak donderde over Abimelech, over den Moorder zijner broederen, over den verdrukker van zijn Vaderland! - Hij moet niet vallen door de hand van een Held, - zulk een eerlijken dood verdiende hij niet. - Een zwakke hand, de hand eener Vrouwe, moest hem zijne gruuwelen betaald zetten, en zijn hoogmoed, door eene onuitwischbaare schande, voor altoos vernederen. Deeze ongevreesde hand grijpt een steen; stelt al haar kragten te werk, om dien optetillen, en smijt hem van boven neder, den fieren Dwingeland op den schuldigen kop. Abimelech duizelig, bedwelmd, verbaasd, beseft zijne schande, en poogt die voortekomen, door zijn schildknaap te gebieden, dat hij hem doorsteeke. Daar viel Abimelech! - daar viel de verwaande Dwinglandij! - De schuldige ziel, gedaagd voor de hoogste Rechtvaardigheid, verliet met onwil den aangebeeden ramp, | |
[pagina 153]
| |
- en werd de eeuwige prooi van de blaakenden afgrond. Dit is het lot der Tijrannen, die zig tegen den Hemel aankanten! Dit is het lot der Volken, die hunne vrijheid veil hebben; hunne rechten verkoopen; de overheersching toejuichen en zelve hunne kluisters smeeden.
Laaten wij, mijne Toehoorders! nu nog kortlijk eenige leeringen voor ons zelve uit het verhandelde trekken. |
|