| |
| |
| |
Agt en dertigste hoofdstuk.
De historie van Abimelech.
(Eerste Vervolg.)
De boosheid en het geweld, mijne Toehoorders! moogen voor een tijd zegepraalen; moogen voor een tijd de onschuld en vrijheid vertreeden! het is hun deel echter niet om altoos voorspoedig te weezen.
De opperste rechtvaardigheid het Menschdom willende verbeteren en gelukkig maaken, heeft zomtijds gevoelige pligtsërrinneringen, en kastijdingen noodig: Haar hand, niet onmidlijk den loop der dingen bestuurende, gebruikt daar toe geschikte middelen. Dus zegent zij de stervelingen, door de deugdzaamen, en tugtigt hen door de boozen.
Zo dra het oogmerk der kastijding evenwel bereikt is, worden de roeden verbrooken en weggeworpen! en wee dan den geenen, die ten Tijran der verbeterde Volken strekten!
| |
| |
Abimelech beklom den troon van Israel door valschheid, door onrecht en broedermoord. Op dien troon, welken bespat was met het bloed van de negenensestig Zoonen van den braafsten Vader, zwaaide hij willekeurig den staf, en deed Israel bezeffen hoedanig het een Volk vergaat, dat de Dwinglandij te gemoete juicht en haar door plundering en moord ten Zetel verheft!
Zijn juk was nu drie jaaren, door de Burgers van Sichem gedraagen geworden. Eerst kuschten zij dat ijzeren juk; toen gevoelden zij het met smart, en eindelijk vervloekten zij het.
De Tijran verbeelde zig wat hij wil. Hij moge de verbijsterde toejuiching van een bedroogen Volk ontvangen! - Zijn oogmerk is, dat Volk te trappen, en spoedig gaan de oogen des verdrukten open! straks verkeeren de zegeningen in de bitterste vervloekingen.
De rechtvaardige Hemel oordeelde het thans tijd te zijn, om de boosheid den welverdienden loon te doen toekomen. Zijne langmoedigheid schorste niet langer de natuurlijke gewrogten der werkzaame dingen. De Burgers van Sichem zagen wie hij was, die zij ten kosten van zo
| |
| |
veel bloed, en met opöffering van hunne vrijheid en rechten, het hoogstbewind in handen gegeeven hadden! hunne oogen werden niet langer wederhouden, om in Abimelech den Tijran, den onwaardigen Heerscher te kennen.
Insgelijks naderde de wraak voor hun, die gewild hadden, dat Abimelech, dat onrecht en geweld hen beheerschen zouden. Trouwens bij alle Volken, die immer het hoofd naar hunne Tijrannen lieten hangen, kan men deeze hunne menschvernederende begeerte reeds als het begin van de straf hunner laaghartigheid aanmerken.
De Sichemiten, niet opgewasschen teegen de magt van Abimelech, deeden hem in 't heimlijk alle mooglijke afbreuk; deeden hem weldra begrijpen en gevoelen, dat er een verborgen vijand tegen hem in den boezem des Rijks woelde.
Niet te vreeden met de begunstigden en beampten van den Tijran ter sluik aantevallen, werden zij meer openlijk zijne Tegenpartij, door het vervolgen van hen, die hem aanhingen.
Om dit te kunnen volhouden, om hierin met vrugt te kunnen slaagen, en den eindlijken val van hunnen Dwingland te kunnen daarstellen,
| |
| |
neemen zij ten opperhoofd van hunne partij, den geenen, die er zig 't eerst voor opwerpt.
Gaal, de zoon van Ebed verkreeg hun vertrouwen, en, zig op hem verlaatende, komen zij meer uit voor de geenen die zij waren; zij trotseeren. Abimelech en vervloeken hem openlijk, bij het zingen der beleedigendste schimp gedigten.
Hun verdeediger, niet bezield met de waare grondbeginzels en drijfveeren, der edele Volksverlossers, gaf al vroeg een blijk, dat hij meer bedoelde om het Volk een anderen Tijran, dan wel de Vrijheid te bezorgen. Hij wil zich echter beveiligen bij eene onverhoopte uitkomst en speelt den Verraader: want Sichem ten krijg noodigende, vermaant hij teffens Abimelech, om zig tegen Sichem te wapenen.
Een Volk, dat zig vernederen durft, om zijn eigen vrijheid met voeten te treeden, zijne natuurlijke rechten uit de hand te smijten, ten gevalle der overheersching, zal, ten tijde zijner benaauwdheid, zelden een Verlosser vinden, die uit edelmoedige grondbeginzels werkt. De eerlijke Wijze kent de waardij van zulk een Volk, en treed te rugge. Indien hij het redde, wat zou zijn loon weezen? - Men leeze de geschiedenissen, en men beschouwe met verbaast- | |
| |
heid en verontwaardiging, dat zijn Vaderland de edelste en grootmoedigste diensten te bewijzen veelal de kortste en zekerste weg is, om er uit gebannen te worden, of er het hoofd op een Schavot te verliezen.
De Baatzugtige, de Heerschzieke, derhalven, vermomd, onder de schoonste naamen en bekoorlijkste gedaante, treed ten toneele; bonst de Dwinglandij van den Zetel, om er zelf een willekeurig gebied te voeren.
De Tijrannen hebben hunne vertrouwden, hebben hunne Vrienden en Martelaaren, veelal in grooter getal dan de beste Koningen. 't Is het zwak, het onöverwinlijk zwak van den sterveling, om altoos de hand te leenen aan het geen hem rampspoedig maakt, en, als er geene onheilen zijn, zig zelve onheilen te scheppen.
Zebul bleef de zijde van Abimelech toegedaan. Hij onderhield eene heimlijke verstandhouding met dien Vorst. Misschien was hij doorzigtig genoeg, om te zien dat de andere partij slegts het hoofd opstak om verbrijzeld te worden: zekerlijk kende hij den Staatsregel, om altoos den sterksten op zijde te blijven.
Geheime boden onderrigteden Abimelech van den toedragt der zaaken te Sichem. Zebul deed hem zijne vijanden tekenen en gaf hem
| |
| |
den besten raad, om dien Volksopstand te kunnen dempen.
Wat baat het een Volk zig tegen zijnen Overweldiger te willen verzetten, zo lang het verraaders in zijnen boezem kweekt! - helaas! - leert de ondervinding niet, dat men aldus zijne kluisters vermeerdert en den val van zijn Vaderland verhaast?
Abimelech nadert, met zijne bedreeven krijgsknegten, in 't heimlijk, en bij den nagt, de stad. Hij legt verborgen hinderlaagen, en vertoeft op de gunstigste geleegenheid, die zig zal aanbieden.
De vertrouwling der Sichemiten Gaal, ziet met zijne eigen oogen 's vijands troepen, en echter weet Zebul hem te ontpraaten het geen hij zo duidlijk aanschouwde.
Zo gaat het wanneer men blindling zijn vertrouwen wegsmijt, en met verdagte Perzoonen bestaat te raadpleegen. Zo gaat het den listigen en geweldigen, wanneer het besluit des Hemels is, hen te straffen en te doen vallen. Zij zien voor hunne oogen het gevaar, en gelooven er niet in.
Toen het te laat was herkende Gaal zijne naderende vijanden. Zebul deed hem een gevoelig verwijt, en daagt hem uit heen te gaan, om te
| |
| |
strijden tegen den geenen, die Gaal weleer klein geächt en verächt had.
Zijne vijanden klein te achten is bijna een zo groot gevaar, als zijne Vijanden hem immer berokkenen kunnen. Hier uit toch word zorgloosheid gebooren, en den zorgloozen behoeft men meestal slegts aantevallen, om hem te overwinnen.
Met een schielijkbijééngeraapte krijgsmagt trekt Gaal uit. Onbedreevenheid, wanörde, schrik, - zie daar de sterkste vijanden, die Gaal op de vlugt joegen, toen hij naauwlijks de kragt van Abimelechs helden beproefd had!
Zij die tegen Tijrannen zig willen verzetten, moeten dubbel ervaaren zijn, en dubbele kragten hebben; want immers is het een der grootste zorgen der Dwinglandij, om met kragt en geweld te handhaaven, dat zij met onrecht en bloed verkreegen heeft. Een waar Tijran waakt met duizend oogen. Die slegts met een zwijgende nieuwsgierigheid zijn troon nadert, loopt gevaar van voor een staatsmisdaad te zullen boeten.
Zebul voltooide het werk van zijnen Meester en verdreef Gaal met zijnen aanhang uit Sichem.
|
|