Vincent Haman
(1908)–Willem Paap– Auteursrecht onbekend
[pagina 275]
| |
[pagina 277]
| |
Ter beoordeeling van dergelyk geschryf heb ik het nuttig geacht, op een paar plaatsen aanhalingen in te lasschen. Uit de vertaling van de Antigone door den heer J. van Leeuwen Jr., hoogleeraar te Leiden, zyn aangehaald die regels van de pagina's 80 en 82, die, uit de verte gezien, den indruk maken van verzen. Zie Van Leeuwen's Antigone, pag. 40, 41 en 56. In Hoofdstuk VIII komen een paar aanhalingen voor uit geschryf van den heer Van Deyssel. Pag. 170, regel 14-21, is citaat uit diens Huysman's Là-Bas. Zie L. van Deyssel, Prozastukken, pag. 194, reg. 20-27. Pag. 171, regel 16, tot pag. 172, regel 2, derhalve de geheele alinea: ‘Toen slubberden de lippen’, is citaat uit Van Deyssel's ‘Menschen en Bergen’, een stukje van 44 pagina's, waaraan de auteur, blykens de dateering voorkomende by de inhoudsopgaaf van het boek ‘Prozastukken’, twee à drie jaren heeft gearbeid: ‘1889-91’. Zie L. van Deyssel, Prozastukken, pag. 220 regel 2-23. Alleen zyn de woorden hooge, wyn en baard van het origineel, voor het verband met het voorafgaande, in het citaat vervangen door de woorden: rembrandtieke, bier en knevel. | |
[pagina 277]
| |
Meer gewyzigd zyn: op pag. 170 de alinea: ‘Het hoofd van den rembrandtieke’; zie ‘Menschen en Bergen’ in Prozastukken, pag. 236, regel 8-14; op pag. 171 de alinea: ‘Er was een zacht geritsel’; zie id. id. pag. 219, regel 8-12; op pag. 173 het zin-deel: ‘rembrandtieke met lippen-opengesny en -dichtgezuig... zeggen’; zie id. id. pag. 236, regel 15; op pag. 173 het zin-deel: ‘een grootheids-streeling het haarhoofd bebevend, toen ook den kuitenrug, den romprug’; zie id. id,. pag. 236, regel 21-23. Ook de in het 8e hoofdstuk voorkomende verdeeling van het menschelyk hoofd in bovenhoofd, middenhoofd, achterhoofd, en het hebben van sensaties in die eigenaardige hoofdgedeelten, is navolging van den heer Van Deyssel. En wat op pag. 249 in de alinea: ‘Hy, Vincent’ als de gedeeltelyke inhoud van een artikel over socialisme wordt aangegeven, zou reminiscens kunnen worden genoemd uit Van Deyssel's ‘Socialisme’, zie Prozastukken, pag. 294. |
|