[Vooraf]
Hij zit op zijn troon; hij ligt vadzig met het dikke lijf op zijn troon, de jodenbaron. De korte beenen onder het kwabberig lijf over elkaar, ligt hij in zijn troon, de dollarbaron, en blaast den rook van een havanna vorsten en priesters in 't gelaat, die deemoedig buigen, buigend vleien om wat dollars, aanbiedend woekerrente en vorstengunst. De jodenbaron geeft geen asem vandaag, geeft geen stinkenden asem vandaag, of de hooge bedelaars moeten geven tien procent en moeten hem maken ‘brinz’. Met rouw omsluieren zij 't gemoed, en, lachende het gelaat, geven zij tien procent en maken hem prins.
Hoog uit boven het luid geroep in het oud Europa, geroep van honger en van