De rymwercken
(1709)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij
[pagina 221]
| |
Neen, neen, dat is de Meening niet;
Neen, neen, dat is de Meening niet.
2.
'k Zie in uw Oog Cupido swerven;
'k Zie hy, daer uyt, zijn Pijlties schiet:
Maer dat ik Disch en Spijs souw derven
En, als een Gek, van Honger sterven;
Neen, neen, &c.
3.
Of om uw aerdig Toverlonken,
Mijn Vryigheyt ik zelfs verliet:
Soud' ik dan 's nachts, in plaets van Ronken;
Als Schilt-wacht, voor uw Deur staen pronken?
Neen, neen, &c.
4.
Hoe! zoud' ik luystren naer uw Wenken?
Soo sturf ik in een steeds verdriet:
Soud ik dare niet eens mogen denken,
Ik op het drinken, Hans op 't schenken?
Neen, neen, &c.
5.
'k Lag eens met al uw Soetigheden:
Geefize, die u zijn Dienst aenbied,
Soud ik, om 't prinzen uwer Leeden,
Al mijn Welspreekentheyt, besteeden?
Neen, neen, &c.
6.
Altoos by u te ginnegappen,
Daer Bacchus soo veel tranen giet:
'k Souw Pint nog Kan oyt hooren klappen:
En nimmer na de Kroeg toe stappen:
Neen, neen, &c.
7,
'k Schyt eens in al uw Tovery,
Gaet meetze uyt vry by de ell',
| |
[pagina 222]
| |
'k Wilder niet eens, soo veel omlyen;
't Is beter U, als 't Glas te myen:
Jae, jae, dat is de Mening wel.
|
|