De rymwercken(1709)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 214] [p. 214] Wyns oorsprong, en verscheyden aert. 1. Genoeg met winken, hemmen; 't Sa Buyrman, hef eens op: Wat doet dit Volk met stemmen? Indien het niet roept, Tap, Set dan uw Keelen open, En laat het binnen loopen, By achtendeels van stoopen; 't Verlicht een swaere Kop. 2. Vrouw Druyfje was mijn Moeder, En Wierp my aen den Rhijn: Japhet, mijn oudste Broeder, Mogt gaerne by my zijn: Noach, mijn eerste Vader, Beminde my noch nader; Hy riep zijn Volk to gader, En doopte my de Wijn. 3. Doe ik mijn eygen Voogt was, Reysd' ik de Weerelt deur: Al wat verlept, verdroogt was, Kreeg weer zijn oude Fleur; Ik deed' den Borger Singen: 't Geboerte deed ik springen: Van al, die met my gingen Was 't minst een rijk Monsieur; 4. Aen 't Dansen quam de Krepel; Hy Sprak, die eerst was Stom: [pagina 215] [p. 215] En, sonder een Pollepel, Keerd' ik de Harten om. Geest gaf ik aen Slechten, En Bloodhart deed' ik Vechten; Dat Krom is, quam ik Rechten; Dat Recht is, maekt' ik Krom. 5 Al, die maer by my quamen, Die kregen van den Bruyt; Ik opende mijn Kraemen, En deelde giften uyt: Een Wambais, dat wel paste, Des Avonds voor de Vasten, Voor Hospes, en voor Gasten, Gevult met soet Geluyt. 6. Maer ik vertrok ten lesten; Als nodig in mijn Landt: Ik gaf het al ten besten; Men stak mijn Huys in brandt. 'k Wierdt in mijn buyk gestooten, Mijn bloet dat wierdt vergooten; Al, die daer afgenooten. Die sprongen uyt den Bandt. 7. Ik maek u Erfgenamen Van 't geen 'er overschiet: En schraep ik weer wat 't samen, 'k Vergeet u daerom niet. Wilt dan geen Ouden spaeren, Want ik fal alle Jaeren Weer Nieuwen Wijn vergaeren: Werpt dan uw Sorg in 't Riet. Vorige Volgende