De rymwercken(1709)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina *6r] [p. *6r] Op de Rymwercken Van den Heere, en Meester, Aernout van Overbeke. LAat Griecken, en Romeynen, By Grooten, en by kleynen, Vry stoffen op de Geest, Die eertijdts is geweest, In hun Doorlugtige Ouden; Gewisselijk zy zouden, Wanneerze in dezen Tijdt Te voorschijn quamen, blijt, En dubbel vrolijk weezen; Dewijlze, op nieuw verreezen, De Geesten zouden zien; Indienze niet (misschien) Nog grooter Geesten zaagen: Die op der Gooden Waagen, In deeze Tyden, hier, Met Aengenamer zwier, In Geest, en Boerteryen, Vast om de Lau'ren stryên. Wie Overbeek dan ziet, Ziet van de Minste niet: Maer, een, der meeste Geesten; Die op, de braefste Leesten, Zijn Digten heeft geschoeyt; Zoo lang die Kunst dan bloeyt, [pagina *6v] [p. *6v] En Ernst, en Boertig digten Bestraelt zijn door de Ligten Der Son, en bleeke Maen; Zal deeze Luciaen, En Nederduytsche Digter, Door dit zijn Werk, te Ligter, Een Flackus zijn genoemt, Gekeurt, en hoog geroemt; Dewijl zijn geestig Schryven Zal in geheug'nis blyven; Vermits zijn Geest, en Stijl Den Leezer, onderwijl In 't Leezer, zoo zal treffen; Dat elk hem zal verheffen. Dus blijft zijn Naem, vergroot, Onsterflijk na de Doodt. K.P.V. [pagina *7v] [p. *7v] MR. AERNOUT van OVERBEKE Vorige Volgende