Geestige wercken

[p. 186]

Op het schrickelijck verbranden en verwoesten Van Bodegraven, 1673. Door den Hertog van Luxenburg.

HEt Ys, het Vyer, het Swaerd, zijn nu der dooden graven,

Geen voorspraeck heeft het kindt, dat vrient noch vyant kent,

By bakermat of wiegh, dit tuygt ons Bodegraven,

Alwaer geen maegt en sterft, als na sy was geschent.

Dit was de last van d' Allerchristelijcksten Koningh,

En strengelijck uytgevoert door d'eerste Christ-Baron.

Kom Heydenen! en seght, na 't sien van dees vertooningh,

Dat Lucifer noyt onbeschaemder masque von.