Geestige wercken(1678)–Aernout van Overbeke– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 134] [p. 134] De troosteloose. Stemme: Mes yeux. 1. GOdinne, schoonste van ons landt, Die mijne ziele houdt in brandt, Door 't schitt'ren van u dert'le oogen, Heb deer'nis met mijn ongeval, Ghy hebt my door u oogh 't hert bewoogen, 'k Hoop (maeckt dat ick niet wert bedroogen) Dat ick, dat ick u noch bewegen sal. 2. Of soo ghy lust hebt tot mijn doot, Soo gunt my tot een graf u schoot, Soo sal ick my stracks gaen bereyden, Het sal my strecken tot vermaeck, Als de doot my van hier komt geleyden, 'k Ben willigh om van hier te scheyden, Als ick, als ick stervend' u lippen raeck. 3. Indien dat u mijn klacht verblijt, Segh ick, dat ghy onwaerdigh sijt, Dat m' u als een Goddin sal looven, U wreedtheyt, dunckt my, is te straf, Dat ghy my van mijn siel gaet berooven, En wilt noch dat ick ben verschooven, Van mijn, van mijn gewenschte graf. Vorige Volgende