Met vader uit(1935)–M.C. van Oven-van Doorn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Biggenjacht. ‘De biggetjes zijn uit het hok!’ Roept vader, ‘wat een pech! We moeten ze weer vangen, hoor! Kom, help jij ook eens, zeg!’ We hollen achter biggen an... ‘Daar gaat er een!’ - ‘Pak jij hem dan!’ - ‘Wie liet het hokje openstaan?’ - ‘Ik deed het niet! Heb jij 't gedaan?’ - ‘Hè, bijna had ik hem gehad! Wat zijn die biggen glad!’ - ‘Pak jij die dikkerd bij zijn staart, Blijf niet zo sullig staan! Daar komt Trui uit de keuken, met De mattenklopper aan! Zeg biggen, 't wordt gevaarlijk, hoor! Die kleine gaat er weer van door! Dat zo'n dik beest zo vlug kan zijn! Zo'n biggenjacht is reuzefijn! Kijk! Trui valt bijna in de sloot! Schei uit! Ik lach me dood! De biggen hollen knorrend rond; Wij hollen joelend mee; ‘Wie houdt het varkenshokje dicht?’ - ‘We hebben er al twee!’ - ‘Die dikke biggen worden moe, Kijk, ze gaan zelf naar 't hokje toe! Nu zijn ze binnen, alle acht, En uit is 't met de biggenjacht!’ - We liggen languit in het gras... ‘Wist jij hoe warm het was?’ - [pagina 9] [p. 9] Vorige Volgende