Nuttige besteedinge der afgebrookene uuren
(1717)–Johannes d' Outrein– Auteursrechtvrij
[pagina 86]
| |
Wijze: Wat voert de lieve morgenstond. Uit Lodenstein. Pag. I.1.
O Swak gebouw, aardsch Leemen-huis!
Dat moogelijk eerlang tot gruis
Zal door de dood zijn neêrgevélt,
Dewijl gy zijt in ‘t stof gegrondt,
Uw adem draagt in neus en mond,
En dag op dag ten einde snelt.
2.
Uw krankheid duurt, de pijn verhéft,
‘t Is tyd dat gy uw eind beséft,
En maak u los van vriend en maag,
Van ‘t aardsche goed, en zondens-togt,
Doodt voor uw dood, dat snood gedrogt,
Uw Ziel God in zijn Zoon opdraag.
3.
ô God! die al mijn smert en leedt,
Ten klaarsten kent, ten netsten weet,
Die ook naar uw alwys bestél,
Het quaade zelv ten goede stuurt,
En maaken zult schoon ‘t lange duurt,
Op ‘t eind, nog alles schoon en wel.
4.
Geev dat ik dan uit-dien uw raad,
En ondersteun my met genaad,
Sterkt mijn geduld, volmaak mijn hoop,
Op dat ik still uw heil verwagt,
Tot dat ik heb mijn werk volbragt,
En in u, eind’ mijns leevens-loop.
| |
[pagina 87]
| |
5.
Mijn laatste werk het beste zy,
Maak dies beschaamt mijn weer-party,
Mijn sterf-uur dan uw kind’ren stigt’,
En overtuig mijn maag en vriendt,
Als dan uw Raad is uitgedient,
Mijn ziel tot u om hoog opligt.
|
|