De muzikale vriend der jeugd, of Bevallige zangstukjes voor het opkomend geslacht. Deel 2(1834)–W. Oudshoff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Levensgenot in de Jeugd. N.o XII. Is er schooner tijd, Die meer 't hart verblijdt, Dan der kinderlij - ke ja-ren; Waarin zorg noch smart, 't On be -- dor-ven hart, On-rust of verdrietooit ba-ren. Als de toekomet Vs.1: al - lerwegen, Nogen schatvan Vreugd en zegen, Aan het Plukken wij, bij 't Vs.1: harte biedt, En het vreugdelied Voor geen rouw nog heeft gezwegen Makkers, Vriendenrei, Dat wij lus - tig, blij Leven in die Len-ten-dagen; Snel ge - naakt de tijd, Datweook in den strijd Met het lot ons aandeel dragen. spelen, kozen, Danwij'sle-vens len -- te-rozen; doch, waar vreugdelacht Geven w'immeracht, Dat geen schuld ons ooit doe blozen. Vorige Volgende