De muzikale vriend der jeugd, of Bevallige zangstukjes voor het opkomend geslacht. Deel 2
(1834)–W. Oudshoff– Auteursrechtvrij2.In 't onweêr spreekt der schepping Heer!
Wat beeft ge en siddert, stervelingen!
Ziet door Zijn luister u omringen;
Juicht: ‘God is groot! elk geev' Hem de eer!’
| |
3.Wie is, o Heer zoo groot als Gij;
Wat magt zou tegen U zich kanten:
De stormen zijn Uw' lijftrawanten,
't Heelal tuigt van Uw' heerschappij.
| |
4.Één stem klinkt langs den wereldkloot,
En dringt in 't hart der stervelingen,
En galmt langs berg en heuvelkringen:
‘De Heer is groot! de Heer is groot!’
Mr.
|
|