De muzikale vriend der jeugd, of Bevallige zangstukjes voor het opkomend geslacht. Deel 2
(1834)–W. Oudshoff– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |
3.Ja, vol van dank, betaamt het ons te zingen;
Ons loflied moet door lucht en wolken dringen,
De lof die uit ons harte welt.
| |
4.Nu staamlen wij; mogt eens, op Hemel wijzen
Ons lied, o Vader! U volmaakter prijzen
Van eeuwigheid tot eeuwigheid!
W.O.
Naar het Hoogduitsch. |
|