Veilig thuis
Pop en Man kwamen samen thuis en zagen onmiddellijk dat het nest leeg was. Pop begon te jammeren.
‘Oh oh oh, waar is ze, waar is ze toch? Ik had haar niet alleen moeten laten. Zie je wel, ze is nog veel te klein om alleen te zijn. O was ik nu maar thuisgebleven.’
‘Rustig nou maar Pop, ik ga haar zoeken. Misschien is ze uit het nest gevallen, maar ze is sterk. Misschien is ze ergens vlakbij op een tak. Blijf jij maar hier, ik ga Thula zoeken.’ Man vloog weg.
Heron en Thula waren samen op weg naar het nest. Heron had Thula een tak aangewezen, niet ver weg en niet te hoog. Daar waren ze eerst naar toe gevlogen. Thula kon even rusten en daar gingen ze weer. Ze vlogen naar de volgende tak die Heron aanwees, weer een beetje hoger. Nu waren ze heel dicht bij huis. Nog een klein stukje vliegen en dan zou Thula weer thuis zijn, maar ze durfde niet verder. Ze was niet bang om te vliegen, maar bang voor haar vader en moeder. Ze zouden vast vreselijk boos zijn! Ze had nooit zo dicht bij de rand mogen komen. Mama had haar nog zo gewaarschuwd! Heron praatte en praatte, maar Thula wilde niet van de tak af.
‘Kom op Thula, nu niet kinderachtig doen. Je kunt het best. Je bent al zover gekomen! Kijk maar eens naar beneden. Zie je wel hoe sterk je bent? Zover heb je al gevlogen.’
Maar Thula verroerde geen vleugel. Heron kon niets meer verzinnen om Thula in beweging te krijgen. Hij kon haar toch niet de hele nacht hier op de tak laten zitten. Hij durfde haar ook niet alleen te laten. Stel je voor dat ze weer naar beneden tuimelde. Gelukkig, daar zag hij meneer Sabaku aankomen. Hij wilde roepen maar meneer Sabaku had hen al gezien. Hij ging naast Thula op de tak zitten.
‘Ach lief meisje van mij. Ik ben zo blij dat je hier gezond en wel op de tak zit. Kom we gaan gauw naar huis en dan kunnen jullie me vertellen wat er gebeurd is. Mama is vreselijk ongerust. Ze wacht op ons.’