Lof-Zang van De Maagd Maria.
1 MIjn Ziele, vol van vreugd,
Mijn geest in God verheugd,
Maak groot den Heer der Heeren
En zing zijn Naam ter eeren!
2 Want Hy, die 't lage mint,
En lust in kleynheid vint!
Heeft my gering', en arme,
(O goedheid!) niet veragt,
Maar tot dit heyl gebragt,
Door grootheid van ontfarmen.
3 Sie, hierom sal voortaan
Mijn Naam bestendig staan
Tot in geslagts geslagten:
Hy zy dan groot, of kleen,
4 Want Hy, die groot van magt,
Doet aan my groote saken:
Sig tot kinds kind uytbreyd,
Van die met vrees Hem naken.
5 Hy heeft een krachtig werk,
Door zijnen arm, zo sterk,
Gedaan: Hy heeft de Throonen,
Van 't trots en moedig rot,
Sijn dierbaer erfdeel hoonen.
Dien ramp op ramp ontving,
| |