Davids psalmen, nieuwlyx op rym-maat gestelt(1685)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen, Joachim Oudaen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den Cxvj. Psalm. Stem: 74. 1 IK hebbe lief, uyt hert, en ingewand, Hem mijnen God; die, goedertieren Heere, Mijn smeeken hoort; en, die my tot Hem keere, My d'oore neygt tot minzaam onderstand. 2 Hem roep ik aan, mijns levens ganschen tijd: Omvangen van de dood, en hare banden, Daar my den angst der hellen aan quam randen, En ik my vond in droeffenis en strijd; 3 Riep Ik aldus den Naam des Heeren aan, Bevrijd, o Heer, mijn ziele! kentse waardig Dijn hulp! de Heer genadig, en rechtvaardig, Ontfermde zich, en heeft my wel gedaan. 4 d'Eenvoudige bewaart de Heer in nood: 'k Was uytgeteert, en vond my t'ende krachten, (Keer tot uw' rust, mijn Ziel, en Ziels-gedachten) [fol P6r] [fol P6r] De Heer verlost' uw' leven van de dood: 5 De Heere stut mijn tranen, die my't oog, En't zwak gezicht, door't scherpe vocht doorbeten; En doet mijn voet gewisse gangen meten, Dat ik geen leed, noch struykelstoot, gedoog. Pause. 6 'k Zal wand'len voor des Heeren aangezicht, En my in't Land der levenden vertoonen; Ik heb gelooft, maar, treurig door al't hoonen, Bestond ik schier te wank'len in mijn plicht: 7 En'k zeyd' in haast, als t'ende hoop, en raad, 't Zijn leugenaars (want alle menschen liegen) Die met die hoop my vleyende bedriegen: Zoo scheen my toe de toestand van mijn staat. 8 Wat zal ik nu, voor zoo veel heyl, en goed, En gunst-bewijs, den Heere wedergeven? De Beker der Verlossing, opgeheven, Zal tuyge zijn van't overtuygd gemoed: 9 Ik roepe dus den Naam des Heeren aan! Hem dien ik mijn Beloften zal betalen, Met zijn genaad' en weldaad' op te halen, [fol P6v] [fol P6v] Voor al zijn Volk, en al die voor Hem staan. 10 De dood van een des Heeren Gunstgenoot Is kost'lijk in zijn oogen, en bezwaarlijk. Ik ben uw' Knecht, ik ben uw' Knecht, ja waarlijk Uw's Dienstmaagds zoon, Gy vrijd my van de dood. 11 Ik offer dan Dank-offerhand'; en eer' Zijn Naam: en zal't Beloofde God betalen, Voor al zijn Volk; in't midden zijner zalen, In 's Heeren Huys, te Salem: Loof den Heer! Vorige Volgende