Davids psalmen, nieuwlyx op rym-maat gestelt(1685)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen, Joachim Oudaen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den Lxvij. Psalm. 1 O onze God zijt ons genadig! En zegen ons in 't Heylzaam licht, Dat van uw Aanschijn straal gestadig, En afvloey op ons aangezicht: Om uw' weg te toonen, Die op Aarde wonen; Om het Heydendom Tot uw' heyl te leyden; Dat niet meer verscheyden 't Aardrijk tot U kom. 2 De Volk'ren zullen, Heer, U loven, U, Heere, loven altemaal; Daar elk den and're zal verdooven Met bly gejuych, en eeren-taal; Want Gy zult de Volken Richten [fol H4v] [fol H4v] uyt de wolken, In rechtmatigheyd; Daar de Volk-geslachten Dit van U verwachten, Dat G' hen stuurt, en leyd. 3 De Volk'ren zullen, Heer, U loven, U, Heere, loven al te maal; Die d'Aarde vruchtbaar maakt van boven: God, onze God uw' zege daal, Daal op ons byzonder! Zegen', tot een wonder, Ons voor aller oog; dat al 's Aardrijks enden, Heer zich t'Uwaarts wenden; Wien de vrees bewoog. Vorige Volgende