Davids psalmen, nieuwlyx op rym-maat gestelt(1685)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen, Joachim Oudaen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den xxiij. Psalm. 1 DE Heer is my mijn Herder, en Behoeder; Zoo dat my des noch scherm gebreekt, noch voeder: 't Zy dat ik leg in 't gras der volle weyde; 't Zy dat Hy my met zijnen staf geleyde, En zachtjes voer, daar 't water neergedreven Met stillen stroom my kan verquikking geven. 2 Die my de ziel doordrenkt met zijn genade: Gerechtigheyd, ten voetspoor op zijn pade, My voorgezet, geleyd me vast en veylig, Om zijnen Naam: want zijne Naam is heylig: Geen dal des doods, geen schadu doet my vreezen, Die met my zijt; diens staf mijn troost zal wezen. 3 Gy dekt mijn disch, zelfs voor mijns vyands oogen Met overvloed; Gy sterkt my met vermogen; Die my het hoofd met oli doet besproeyen, En laat van wijn mijn beker overvloeyen: Dies zal aan my uw' Zegening beklyven, En eeuwig ik in 't Huys des Heeren blijven. Vorige Volgende