Davids psalmen, nieuwlyx op rym-maat gestelt
(1685)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen, Joachim Oudaen– Auteursrechtvrij
[fol B1v]
| |
dekt' of open wandel;
Dien geen gerechtigheyd gebreekt;
Die met zijn hert de waarheyd spreekt,
Als met zijn mond, in al zijn handel.
3 Die d'achterklap niet uyt en slaat,
Noch zich in woorden zal verhaasten
Tot zijnes medgezellen quaad;
Die 't smaad-gesprek niet in en laat,
Noch opneemt, tegen zijnen Naasten.
4 Die geen verworp'nen by hem lijd;
Maar eert hen die den Heere vreezen;
Die zich in zijn belofte quijt,
En schoon 't hem tot zijn scha gedijd,
Zijn woord nochtans zijn woord laat wezen.
5 Die van zijn geld geen woeker trekt;
Noch geen geschenk wil laten gelden,
't Geen d'onschuld doemt en 't quade dekt:
Wier doen tot zulk een eynde strekt,
Dees zijn d'onwank'lijk vast gestelden.
|
|