Verantwoording en woord van dank
In de loop van de jaren dat ik aan dit boek werkte, heb ik van zo veel mensen informatie, suggesties en hulp ontvangen dat het opnemen van een lijst met namen om hen te bedanken nauwelijks doenbaar is en ook gevaarlijk, omdat ik zeker namen zou overslaan. Voor één instelling maak ik een uitzondering, de Leidse universiteitsbibliotheek. Scaliger noemde die bibliotheek een ‘magna commoditas’, en dat was ze, met haar boeken en beheerders, ook voor mij.
Een aantal direct betrokkenen moet ook genoemd worden. Ten eerste zijn dat mijn eigen promovendi, Martine Zoeteman, Robert-Jan van den Hoorn en Ronald Sluyter. Hun promotieonderzoek, dat voor een belangrijk deel gefinancierd werd door het vsb-Fonds Den Haag, had tot doel te voorzien in een aantal lacunes in de geschiedschrijving van de Leidse universiteit.
Martine Zoeteman stelde een onderzoek in naar de Leidse studentenpopulatie, zowel kwantitatief als kwalitatief, over de periode 1575-1811. Ronald Sluyter deed voor dezelfde periode onderzoek naar het bestuur en het beheer van de universiteit, uitgaande van de rentmeesterrekeningen. Robert-Jan van den Hoorn onderzocht het daadwerkelijke onderwijs in de propedeutische vakken en hun samenhang over de eerste vijftig jaar van de universiteit. Deze studies, die hun afronding naderen, werpen in dit boek hun schaduw vooruit.
Daarnaast verschafte een aantal mensen inzage in materiaal dat nooit in boekvorm het licht zal zien. Bart van Poelgeest, die liever promoveerde op Japans-Nederlandse betrekkingen, stelde zijn aantekeningen ter beschikking die bestemd waren voor een prosopografische studie over de Leidse hoogleraren en lectoren over de periode 1575-1815. Van dit onderzoek, dat door de Leidse werkgroep Elites geëntameerd werd, zijn de verzamelde persoonsgegevens ook te raadplegen in de handbibliotheek van de Dousa-kamer van de Leidse universiteitsbibliotheek. Ook A.J. Lamping, de auteur van een monografie