voorbij aan de Nederlandse universiteiten. Vrijwel alle oude Nederlandse universiteiten troffen ieder voor zich toebereidselen voor de boekstaving van het eigen verleden. Deze Leidse geschiedenis is er één van, en in het kader van het 425ste geboortejaar van de Universiteit verschijnt dit deel als eerste.
De opzet en vorm van dit boek zijn het gevolg van een gelukkige combinatie van factoren. De eerste is een grote belangstelling van de kant van het universiteitsbestuur. Dit boek zou er niet gekomen zijn als met name Loek Vredevoogd, de voorzitter van het College van Bestuur, er niet de zin van had ingezien en er niet zijn enthousiasme aan had gegeven.
Het zou er ook niet geweest zijn als het vsb Fonds Den Haag er niet de ruime steun aan gegeven had, die het mogelijk maakte drie promovendi onderzoek te laten doen naar onderwerpen die de nieuwe universiteitsgeschiedenis aan de orde stelde, zoals de kwantitatieve bestudering van de studentenpopulatie, de universiteit als bedrijf en de organisatie van het onderwijs.
Resteerde nog het probleem van de synthese. Een universiteit is een heelal van de uitdijende soort. Ze genereert niet alleen in de vorm - een veelheid van archivalia en drukwerk in een veelheid van talen - maar ook naar de inhoud - wetenschap en cultuur, politiek en maatschappij - een macht aan materiaal die gemakkelijk de uitweg van het collectief auteurschap doet zoeken. Dat is in het verleden vaak gebeurd. Het resulteerde in prachtige boekwerken als Leiden University in the Seventeenth Century, de feestbundel uit 1975. Maar een integrale geschiedenis is iets anders.
Een integrale geschiedenis van een universiteit vereist één auteur. En die moet of wel megalomaan zijn ofwel een netwerk van specialisten om zich heen hebben, waarop hij terug kan vallen. Dat eerste is in dit boek een beetje, dat laatste zeker het geval. Bij vrijwel alle specialismen waarin de universiteit uiteenvalt, vond ik iemand die de historische dimensie van zijn vak ter harte ging of die daar zijn eigen specialisme van gemaakt had. Een generalist in de universiteitsgeschiedenis is iemand die de specialisten kent. In die zin is deze geschiedenis van de Leidse universiteit toch een collectieve inspanning.
Het is, geheel in overeenstemming met de centrale stelling ervan, namelijk dat een universiteit een eclectische instelling is, ook een eclectisch boek geworden. De omvang van het boek - vier delen, die elk ruwweg honderd jaar bestrijken, te verschijnen tussen nu en het jaar 2004 - wordt niet alleen veroorzaakt door de enorme hoeveelheid materiaal, maar ook door de wil oude en nieuwe geschiedenis, verhaal en analyse tegelijk te willen zijn. Vandaar ook dat gekozen werd voor een opzet waarbij een aantal thematische hoofdstukken afgewisseld wordt door chronologische.