| |
| |
| |
Innerlijk noodlot.
Geloof jij aan een noodlot?
Zonder twijfel, hoewel niet in den zin die daaraan in den regel wordt gehecht.
Probeer mij dan jouw visie uit te leggen.
Met alle genoegen. Het is dan noodzakelijk onderscheid te maken tusschen externe en interne fataliteit. Aan de externe fataliteit, aan een macht die buiten den mensch om diens levensweg bepaalt, gelooven nog steeds zeer vele menschen. Onmachtig staat de mensch tegenover zulk een Noodlot; tevergeefs zal hij al zijn krachten inspannen om diens greep te ontgaan. Het is alles om niets: aan het onontkoombare Fatum kan geen mensch zich onttrekken. Couperus bijv. geloofde in zulk een niet te ontwijken macht, waartegenover de arme sterveling machteloos stond. Dit is de opvatting van het Noodlot zooals zij reeds gedurende vele eeuwen heeft bestaan. In lijnrechte tegenstelling daarmee is de moderne conceptie van het innerlijk noodlot, het noodlot dus dat in den mensch zelf ligt besloten. Dit innerlijke noodlot, bepaald door het complex der eigenschappen en potenties van een mensch, door zijn geheele psychophysieke structuur, bepaalt zijn levensweg. Het is ons eigen wezen dat al onze handelingen en gedachten bepaalt, het is ons eigen ik dat ons noodlot inhoudt. En naarmate onze eigenschappen, in den meest algemeenen zin des woords opgevat, geprononceerder zijn, treedt dat noodlot duidelijker naar voren. Nietzsche
| |
| |
wees er terecht op dat menschen met karakter steeds hun ‘typisches Erlebnis’ hadden en de Fransche psycholoog Dr. Allendy heeft in zijn boek ‘Le Problème de la Destinée’ dit feit uitvoerig belicht. Inderdaad zijn er in ieder menschenleven typische gebeurtenissen, wier oorzaak niet gezocht moet worden in de omstandigheden maar in het eigen ik.
Maar inderdaad zijn toch de uiterlijke omstandigheden geen te verwaarloozen factor...
Neen, inzooverre zij althans met het innerlijk noodlot in geen relatie staan. Natuurgebeurtenissen bijvoorbeeld voltrekken zich geheel buiten onzen wil, maar er zijn omstandigheden die slechts secondaire oorzaak van een bepaald gebeuren zijn.
Wel, de mensch zelf schept zich zijn eigen omstandigheden, zooals hij zich ook een omgeving schept waarin zijn eigenschappen haar gunstigste belichting vinden. Vaak wordt het voorgesteld of iemand door slechte vrienden van het ‘goede pad’ afraakte, maar in werkelijkheid dreef zijn wezen hem naar die vrienden toe, zooals ook de omstandigheden door ons worden uitgekozen. ‘Ieder heeft de vrienden die hij verdient’ - zeer juist - maar ook ieder heeft de omstandigheden waarbij hij past. Van een mensch bepaalt de psycho-physieke structuur, als eenheid gezien, zijn plaats en spheer in de wereld en het is dit bepalen van onze geestelijke, sensitieve en materiëele situatie dat ik met den naam ‘innerlijk noodlot’ heb betiteld. Dit innerlijk nood-
| |
| |
lot is de kern van ons leven. Men spreekt van ‘geluk’ en ‘ongeluk’, dat ‘verdiend’ of ‘onverdiend’ is, maar men vergeet dat dat geluk of ongeluk pasten op een bepaald complex van eigenschappen, dat ‘geluk’ of ‘ongeluk’ niet als externe grootheden mogen worden beschouwd. Dat hetzelfde ongeluk in het leven van een mensch verschillende malen voorkomt is geen toeval, maar het noodzakelijk gevolg van een bepaaldepsycho-physieke structuur.
Een toeval zou er dus niet bestaan?
Natuurlijk niet; alles is bepaald door oorzaak en gevolg en zoo heeft een zeker complex van psychische en physieke eigenschappen bepaalde gevolgen die allerminst ‘toevallig’ zijn. Met noodlottige zekerheid herhalen zich in ieder leven bepaalde gebeurtenissen waaraan niet valt te ontkomen.
Maar kunnen opvoeding en milieu - om mij hier even toe te bepalen - dan niet zoodanig op de psycho-physieke structuur van een mensch inwerken, dat er verandering in dergelijke gebeurtenissen wordt gebracht?
Dat geloof ik niet; opvoeding en milieu kunnen hoogstens bepaalde eigenschappen en potenties in den mensch ontwikkelen of onderdrukken, maar nog nooit is het gelukt een mensch te veranderen. Zooals wij zijn geconstrueerd blijven wij, ofschoon - zooals gezegd - steeds de mogelijkheid van ontwikkeling of onderdrukking bestaat. Al waren ook duizend moralisten op Casanova losgelaten, al hadden ook duizend notarissen Ancelle Baudelaire's levenswijs willen veranderen, toch zouden zij geleefd
| |
| |
hebben zooals zij deden; hun innerlijk noodlot bepaalde den weg. De mensch wordt niet geboren als tabula rasa; reeds in het kind ligt alles besloten. Ieder individu heeft een eigen aard dien men niet kan veranderen; ieder forceeren is hier uit den booze. Dwang heeft nog nooit tot iets geleid; hoogstens kan worden getracht de persoonlijkheid binnen het kader van de psycho-physieke structuur van het individu te ontwikkelen. Door een welbewuste politiek kan het dan mogelijk zijn bepaalde eigenschappen en potenties op den voorgrond te doen treden en andere in het donker te laten. Georges Duhamel vertelt in zijn ‘Possession du Monde’ van een man die naast lovenswaardige ook vele daden verrichtte die moesten worden afgekeurd. Door in bepaalde gevallen duidelijk te laten uitkomen dat hij - in casu Duhamel - van den ander verwachtte dat deze een handeling van de eerstgenoemde soort zou verrichten en door te laten merken dat hij alleen zúlk een handeling in overeenstemming met diens natuur vond, stuwde Duhamel den bewusten man in een richting die conform was aan het beste van zijn wezen. Zoo zijn natuurlijk vele analoge gevallen te vinden en iedere opvoeding moet, met inachtneming van de grootst mogelijke vrijheid, erop gericht zijn het waardevolle in den mensch te ontwikkelen. Tegen den draad ingaan is op den duur een absolute onmogelijkheid. Ieder mensch heeft zijn innerlijk noodlot dat hij moet verwerkelijken.
Maar kan een mensch dan niet trachten zichzelf te veranderen en te verbeteren?
| |
| |
Neen, evenmin als een ander hèm; hij kan immers niet treden buiten het kader van eigen lichaam en geest. Indien hij erin slaagt zijn persoonlijkheid te ontwikkelen in een door hem gewenschte richting, is dit slechts mogelijk omdat zijn psycho-physieke structuur het toestond. Ieder kan en moet trachten van het eigen leven zooveel mogelijk te maken, de krachten die in hem besloten liggen, tot uitdrukking te laten komen. Geholpen door levenservaring, intellect en inzicht zal hij, al is hij nog zoo gecompliceerd, moeten werken aan een afgerond geheel, zal hij zijn moreele positie in de wereld definitief moeten bepalen, zal hij zijn karakter moeten encadreeren in een afgeronde persoonlijkheid. Hij zal steeds moeten streven naar een uiteindelijke synthese. Maar of en in welke mate hij dit streven zal kunnen verwerkelijken wordt weer bepaald door zijn lichamelijke en geestelijke gesteldheid, waaraan in laatste instantie niets is te veranderen. Zoo heeft dan ook iedere ‘Arbeit am Charakter’ slechts een zeer relatieve beteekenis. Alle handelingen, gedachten en gevoelens van den mensch zijn uitvloeisel van zijn eigen ik, verwerkelijken zich als zijn innerlijk noodlot.
Is dan ieder ingrijpen van buiten in dat innerlijk noodlot uitgesloten?
Een ingrijpen in de levensspheer van een ander, door welk verschijnsel of wezen ook, is natuurlijk allerminst uitgesloten, maar de wijze waarop op dat ingrijpen wordt gereageerd, wordt geheel en al bepaald door de psychophysieke structuur van het onderhavige individu en dus is
| |
| |
die reactie niet anders dan een vorm waarin diens innerlijk noodlot zich uit.
Volgens jou zou dus in laatste instantie iedere levensuiting van het individu zijn gedetermineerd? Bestaat er dan geen vrije wil?
Neen, inderdaad bestaat er, omdat alle levensuitingen van het individu door zijn lichamelijke en geestelijke gesteldheid worden bepaald, geen vrije wil. Er bestaat geen vrije wil, evenmin als er een ‘vrij denken’ zou bestaan. De gedachten die wij hebben kunnen door bepaalde gebeurtenissen ontstaan, maar of, in welke mate en hoedanig zij worden opgewekt, hangt weer af van de individueele structuur van den mensch. Ik kan dit of dat willen, dit of dat verwerpen of accepteeren, maar dàt ik dit of dat wel wil of niet wil wordt weer bepaald door mijn eigen wezen. Op een bepaald tijdstip zal ik te kiezen hebben tusschen een bezoek aan de bioscoop en een bezoek aan een schouwburg; ik ben dus schijnbaar vrij. Maar dat ik de bioscoop kies en niet het theater is geen toevallige gebeurtenis, maar het resultaat van oorzaken die in mijzelf besloten liggen en het genoemde resultaat noodzakelijk determineeren.
Je bent dus aanhanger van een absoluut determinisme?
Zonder twijfel: de conceptie van het innerlijk noodlot berust op een absoluut determinisme, dat in den mensch zelf en niet buiten hem is te vinden.
Maar dan vervalt ook elk idee van schuld, omdat volgens jouw opvatting niemand meer voor zijn daden aansprakelijk zou kunnen worden gesteld?
| |
| |
Zeer juist; gelijk ik reeds heb opgemerkt vloeit iedere levensuiting voort uit de interne structuur van den mensch en dus kan er nooit van eigenlijke schuld sprake zijn.
Dan is ook elk idee van straf ongerijmd.
Logisch gezien zonder twijfel; indien er geen vrije wil bestaat, zal er ook geen straf kunnen zijn.
Maatschappelijk gezien is die bewering natuurlijk een absurditeit.
Geenszins: ik ontken niet dat de maatschappij het recht heeft bepaalde individuen uit de samenleving te verwijderen, maar die verwijdering zal nooit, gelijk nu nog het geval is, het karakter van werkelijke straf mogen dragen. De practijk van het West-Europeesche strafstelsel heeft dan ook geleerd dat men met straffen niets bereikt, hoogstens kan worden getracht de individuen, zij het in betrekkelijke afzondering, te ontwikkelen op grond van ieders psycho-physieke structuur.
Ik begrijp nu je gedachtengang maar zou je toch nog één vraag willen stellen. Je spreekt voortdurend over de psycho-physieke structuur van een mensch als van een bepaalde, precies te omlijnen grootheid. Ik wil nu nog wel aannemen dat de eigenschappen en potenties van een mensch min of meer precies zijn aan te geven, maar welke rol is dan toegekend aan het Onbewuste, in Freudiaanschen zin opgevat?
Het antwoord op je vraag is niet moeilijk. Ik heb allereerst niet beweerd dat in ieder geval elk onderdeel van de psycho-physieke structuur van den mensch precies kan wor-
| |
| |
den vastgesteld en dat is ook in principe geenszins noodzakelijk. Voldoende is dat die potenties en eigenschappen bestaan en dat zij nauwkeurig gedetermineerde gevolgen opleveren. Maar laten wij nu eens een oogenblik aannemen dat de eigenschappen en potenties van een individu X kwalitatief en kwantitatief kunnen worden vastgesteld, dan zou volgens jou het Onbewuste als een onbepaalde grootheid overblijven en dus als het ware buiten het innerlijk noodlot worden geplaatst. Dit nu is geenszins het geval; ieder mensch toch heeft een eigen Onbewuste dat een onverbrekelijk deel uitmaakt van zijn psycho-physieke structuur. Wij kunnen niet precies bepalen wat het Onbewuste omvat, maar dat het bestaat is immers zeker. Denk alleen maar aan de droomen, wier inhoud wij van te voren niet kunnen bepalen; de droomen die niet anders zijn dan een verwerkelijking van ons eigen zelf, van ons innerlijk noodlot. Denk eens aan de onbewuste handelingen die wij verrichten, handelingen waarvan de innerlijke motieven ons slechts door de psycho-analyse worden onthuld. Zulke handelingen verschillen van individu tot individu, evenzeer als de fataliteit van den eenen mensch van die van den ander verschilt. Summa summarum: in het Onbewuste evenzeer als in het Bewuste voltrekt zich ons innerlijk noodlot. Aan dat noodlot kunnen wij ons nooit onttrekken; voor iederen mensch is de weg van wieg tot doodsbed uitgestippeld.
|
|