De Uitvaart
Wanneer, midden augustus, het niet heet is, maar mild, zonder koel te zijn, zo gelukt het ons niet meer, zoals in juni, deze temperatuur te houden voor een waarschijnlik korte tussenpoze waarvan, naar de weinige ervaringen die wij op dit gebied hebben, de oorzaken velerlei en verscheiden kunnen zijn, maar wel voorvoelen wij in deze mildheid, door de herinnering, de septemberdag, wanneer zich de zomer werkelik ontbindt, wanneer het voor onze ogen en in onze organen gebeurt dat de elementen van de zomer van elkaar gaan. Niet dus dat wij van deze milde augustusdag zouden kunnen zeggen dat in hem de herfst reeds zichtbaar zich tekent, neen, maar wel zijn wij als dieren die, lang vóór de dood, de ontbinding reeds ruiken. Rond elf uur in de voormiddag heeft de zon veel van de straat genomen en wij gaan, bijna gemakkeliker en zeker losser, aan de zonzijde, dan op de plekken waar hier en daar de schaduw nog is.
En wij voelen tans dat er niets tegensprekeliks is, zonder echter het gevoel juist te kunnen omlijnen, tussen deze milde augustusdag en de uitvaart, waarop men geroepen wordt aanwezig te zijn in gindse kerk.
De landelike kerk ligt voluit in gene ongezeefde klaarte. Zulke klaarte zou men geneigd zijn in een kerk voor uitzonderlik te houden, doch men doet het niet: men vindt het vanzelfsprekend dat het overal zeer licht is, afgezien van enkele magere slagschaduwen in de zijbeuken. Wat men deze morgen reeds met zich meedroeg, hier in de kerk komt het tot een duidelike ervaring: het begrip van de dood als bittere uiteindelikheid, tegenover deze ervaring van het gelijkmatige licht geplaatst, beschikt niet meer over deze synthetiese kracht, die, in ons, vroeger vermocht de fenomenen naar dit meegebrachte begrip te ordenen. Het is geheel anders. Haast zichtbaar, stoot dit begrip van de dood aan de klaarte van de kerk, gelijk een kurk aan de waterspiegel stoot. Twee waarden staan abrupt naast elkaar: de dood en het licht en het gelukt ons niet, zoals vroeger, de fenomenen van dit begrip naar de orde van het andere te denken. Wel integendeel spoelt de vloed van het licht de kurk voortdurend naar het strand.
Plots staat men met het meegebrachte waardeoordeel des doods als met een verrekijker in een kamer.