zwierig. Men moet zich aan deze zwierigheid niet vangen laten. De zwierigen hongeren net zo goed als de tammen. De zwierigen maken zich hun eigenschap ten bate doordat zij zich, immer konsekwent, - met dezelfde zwierigheid op de enkele koeken à discrétion (!!!) werpen. De tammen worden overrompeld. A discrétion wil zeggen dat de tammen de zaak aan de zwierigen overlaten. De individualiteit blijve bewaard. De tammen verlaten het gezelschap met de enkele wroeging dat zij wel iets meer hadden kunnen genieten. En deze wroeging maakt hen nog tammer. De zwierigen zijn gelukkig om hun konsekwens. En dit besef van de strenge lijn in hun leven maakt hen nog zwieriger. Zij houden niet meer op zwierig te zijn. Zij zijn in een café met dezelfde zwierigheid en met een tamme die hun hun koffie betaalt. En zo voort. De mensen die in kategorieën te verdelen zijn, zijn dit dan ook volgens een zeer gemakkelik weer te vinden mechanismus. Zwierigheid baart zwierigheid. Tamheid tamheid. Een chronometer is een chronometer en een zwitsers uurwerk is een zwitsers uurwerk.
De entree van de maeceen is vol zwier. Niet zo estheties zwierig als die van de kunstenaars (de zwierigen) maar toch eenvoudig zwierig. Men merkt onmiddellik het onderscheid op dat ligt tussen de twee soorten zwierigheid. De jonge maeceen is zwierig uit zelfbesef. De jonge maeceen weet dat hij op die hoogte staat waar hij onkwetsbaar is. De jonge maeceen wordt gedrongen door een instinktief weten van zijn Achilleus-zijn.
Zijn zwierig zijn is geen masker. Het is een zeer reëel zijn. Het heeft zijn doel in zijn leven. Dat is heel veel. Daartegen verdwijnt de zwierigheid van de estheten. Arme Pagliaccio's!
Maar de maeceen is goed. Hij zet de traditie voort. Bezit moet zich met goedheid paren om schoon te zijn. De maeceen wil schoon zijn. Goed zijn is hier dus noodzakelikheid. Goedheid uit zich door brede gebaren. Il faut avoir le geste large.
Daarom heeft de jonge maeceen le geste large. Zelfs een blinde moet dat zien. Hij drukt de kunstenaars kordaat de hand. Zijn handdruk zegt: ‘je hoeft me niet meer te bedanken voor het laatste doek dat ik kocht. Die zaak is reeds lang geregeld.’ Daarna lacht hij goedmoedig.
Zelf is hij bewust dat hij niet genoeg betalen kan voor het genoten kunstgenot. Want kunst laat zich niet betalen zegt hij. (Daarom zegt hij wanneer hij een doek koopt: ‘aan vriendeprijs niet vergeten.’ Dat heeft het dubbele voordeel der vriendschap en der economie. Vriendschap immers moet berusten op de gezonde basis van de economie). Hij presenteert onmiddellik sigaretten. Zo weet hij, zeer billik, de aandacht onmiddellik te concentreren. Weigert men te nemen, dringt hij aan tot men neemt. Hij heeft er nooit aan getwijfeld dat kunstenaars slechts weigeren kunnen uit timiditeit.
Soms ontdekt hij een kunstenaar met al te grote timiditeit. Dan laat hij zijn principes los. ‘Wij die geen kunstenaars zijn hebben de plicht voor het leven van de kunstenaars te zorgen. Wat kunnen wij groots leveren in het leven? Het grootste