Verzameld werk. Deel 1 + 2. Verzamelde gedichten
(1996)–Paul van Ostaijen– Auteursrechtelijk beschermd(Verzameld werk deel 1 + 2)
[pagina 114]
| |
Het stille liedaant.Voor de zoveelste maal heb ik Botticelli over het land zien gaan,
die bloemen zaait.
En weer strekken de bomen hun geweldig bottende takken,
levensdrift die de Japannezen begrepen.
De avond weerhoudt zich te vallen, de mensen haasten zich in dit
jong getij,
arme schelpvissers met de wilde hoop:
tans zal de vloed hun rijkdom zijn.
De huizevlakken en hun toonprojeksies, die zijn de afstand tussen
hen en mij,
verdringen mij naar 't diepst van mijn geweten.
Doch niet meer een roes is tans de Lente die van mij gaat, niet meer
het zwak geloof: dit is zich geven.
Mocht het mij tans worden het bruidsgetij der wijze maagden;
God in mij moet ik wekken, - Jezus en Lazarus tevens, -
moesten ook mijn nagels in mijn vlees de vreselikste beproeving
enten:
de snik, het ‘alles is volbracht’ en de drie-dagen-dood.
Nog niet heb ik het leed, het grote godsgeschenk, begrepen.
Nog sta ik dwaas vóór al de wonderen en ben nog steeds mijn eigen
demoed zoekend,
die mij de sleutel geven moet.
Tans zal ik enkel daarvoor zorgen:
olie te hebben te allen tijde, want wanneer de bruidegom komt weet
geen.
| |
[pagina 115]
| |
Eenieder hoeft gereed te zijn,
want plots kunnen lichten de schaduwen van de bomen doen
zinken,
dan is de bruidegom dichtbij.
Hij die de bruidegom van het Leven vóór de poort laat staan,
zal blijven onbevrucht een ganse leven.
Doch hij, - o mocht ik reeds een ver Hosannah horen! -
die olie had, de bruidegom zal in hem de lichten omzetten
en hij zal zijn hooglied mogen zingen, de klare stem van God.
Dit lied dat staan zal in de werkelikheid der dingen
als de gebeurtenis van een ruimere Lente, na de hopeloze
wentelingen van een lange jarereeks.
10 april 1918 |
|