| |
| |
| |
Verantwoording
1. Wijze van uitgeven
Zoals reeds in de verantwoording bij de eerste druk werd vermeld, is het de opzet van de Verzamelde gedichten de nagenoeg onbereikbaar geworden publikaties van Paul van Ostaijen te vervangen en aan te vullen met nog niet eerder in druk verschenen werk. Wil deze vervanging ook werkelijk volledig zijn, dan is een strikt diplomatische uitgave noodzakelijk. Natuurlijk staan er echter drukfouten in de voorafgaande uitgaven en tijdschriftpublikaties en ook zijn er plaatsen die door een wijziging de bedoelde lezing van het gedicht of het proza kennelijk meer nabij komen. De Verzamelde gedichten is ten slotte geen herdruk van drukfouten en biedt gelegenheid tot correcties: zo zijn dus in deze definitieve editie de noodzakelijke wijzigingen opgenomen en de gemaakte drukfouten vanzelfsprekend verbeterd. Om hierdoor het diplomatisch karakter van deze uitgave niet verloren te laten gaan, is iedere afwijking van de oorspronkelijke publikatie of van het weergegeven manuscript in onderstaande verantwoording vermeld. Tevens wordt bij iedere tekst opgegeven welke publikatie of welk handschrift is gevolgd en ook welke andere uitgaven vóór 1929 of welke handschriften hiervan bekend zijn en in hoeverre deze van de afgedrukte tekst afwijken.
Aangezien deze zesde druk volgens een fotografisch procédé is vervaardigd, is het tekstgedeelte ongewijzigd gebleven op enkele kleine correcties na. Voor de medewerking bij het signaleren van drukfouten in de eerste druk van de Verzamelde gedichten ben ik dank verschuldigd aan Prof. dr. H. Uyttersprot te Gent, die mij vooral op enkele onjuiste spellingen in citaten en eigennamen, die ongewijzigd uit de bundels van Van Ostaijen waren overgenomen, opmerkzaam heeft gemaakt. Verder moest ook de volgorde der teksten door de wijze van herdrukken ongewijzigd gehandhaafd. In de verantwoording worden echter alle dateringen in de later teruggevonden handschriften vermeld.
| |
2. Spelling
Paul van Ostaijen heeft van zijn eerste publikatie af de spelling-Kollewijn gebruikt. Enige maanden voor zijn dood, op 27 oktober 1927, schreef hij aan E. du Perron: ‘Ik ben geen partijganger van de persoonlike vrijheid in de orthografie... Bij jou (d.w.z.E.d.P.) is het gebruik van de kollewijnse
| |
| |
weer een soort verzet tegen het gezag, tegen het geadmitteerde, tegen de gemeenplaats, de routine enz. - Je vergist je: die mijnheer Kollewijn stel ik me als een vervelende vent voor, alleen moet ik toegeven dat men zijn orthografie gebruiken kan.’
De bundel De Feesten van Angst en Pijn is in facsimile afgedrukt en Bezette Stad is geclicheerd naar de oorspronkelijke uitgave; beide bundels staan dus onvermijdelijk in de door Van Ostaijen gebezigde spelling, zodat er alle reden voor was ook het overige werk in zijn oorspronkelijke spelling te laten en zodoende de eenheid van spelling binnen de Verzamelde gedichten te handhaven.
Ten opzichte van de spelling der bastaardwoorden houdt Paul van Ostaijen zich niet geheel aan de ‘officiële’ spelling-Kollewijn, zoals die is vastgesteld in de Nederlandse Woordelijst volgens de beginselen van de ‘Vereniging tot Vereenvoudiging van onze Schrijftaal’, samengesteld door Dr. R.A. Kollewijn, Dr. F. Buitenrust Hettema en Dr. J.J. Salverda de Grave (Zwolle, 1903).
Ook vertoont de orthografie van Van Ostaijen in dit opzicht verschillende inconsequenties en is hij op dit beperkt gebied toch een ongewilde ‘partijganger van de persoonlijke vrijheid in de orthografie’ geworden. Ten einde ook op dit punt het principe van de eenheid van spelling binnen de Verzamelde gedichten te handhaven, is zoveel mogelijk de spelling der bastaardwoorden in de bundels De Feesten van Angst en Pijn en Bezette Stad als criterium voor het overig werk genomen. Ook de hiertoe noodzakelijke wijzigingen worden echter in deze verantwoording ter plaatse vermeld.
| |
3. Ongepubliceerde jeugdverzen
Er zijn enkele jeugdverzen in hand- en machineschrift bewaard, die Van Ostaijen noch in zijn eerste dichtbundels, noch afzonderlijk heeft gepubliceerd. Kennelijk achtte hij ze hiertoe ongeschikt, zoals blijkt uit het feit dat hij van de eerste reeks dezer verzen slechts één strofe als afzonderlijk gedicht in Music-Hall opnam en de rest achterwege liet.
Deze eerste reeks bestaat uit een aantal getypte verzen op vier, tot een bundeltje van acht bladzijden dubbelgevouwen, foliovellen gevergeerd papier en één gelinieerd half blocnotevel. Bij het opruimen van Van Ostaijens bureau in het stadhuis te Antwerpen zijn deze door een collega meegenomen en ze bevinden zich thans in het bezit van Mr. René Victor. Op blz. 1 en 2 van het bundeltje staat het gedicht Mort, op blz. 3 Avondlast, blz. 4 is blanco, op blz. 5 Nu ben ik een Pacha..., blz. 6 blanco, op blz. 7 Pasto- | |
| |
rale en blz. 8 blanco. Op het afzonderlijk blocnotevel staat het gedicht Ik heb mijn venster...
De tekst van deze gedichten volgt hier ongewijzigd met Opmerkingen van de tekstverzorger:
| |
Mort
Les Wagons roulent, roulent,
Leurs lumières croulent, croulent. -
L'allumette flamboie comme mon coeur,
Oh, ma pipe mon unique douceur.
Vois ce demi-litre, il faut l'achever,
Puisque nous l'avons acheté,
J'ai tant bu et si suis si plein,
Que j'n'entends pas mon coeur qui se plaint
Du grand vide, qu'a laissé cette femme livide
Passant dans un Wagon extra-rapide. -
Avant de nous en aller en terre. -
| |
| |
Opmerking: Tussen de titel en de tekst staat de geschreven opdracht: Aan René Victor. Door haken is aangegeven dat de verzen 3 en 4 van de eerste strofe verwisseld moeten worden. De vierde strofe begint op de tweede bladzijde.
| |
Avondlast
De klokke tikt in dwaas geraas, bommend, rillend, tril-
lend, schril gillend, soms stillend, dan weer beukend,
op de beukenlanen van mijn ziel.
Ach mijn ziel is louter klanken,
In dit uur van louter kleuren,
Klanken, die omhooge ranken
In een dolle tuin van geuren. -
Oh! dit is nu wel een dwaas gekriel
Van woorden in mijn ziel.
Hove, 24/5/14. -
Opmerking: De tweede strofe van dit gedicht is als Avond opgenomen in de bundel Music-Hall, zie blz. 90 van deze uitgave.
Nu ben ik een pacha in dees nieuw ontdekte landen,
En weet 'k geene stad, waar mij een glazen harem is,
Met danselende vrouwen, wit en gele kanten,
Toch leeft en joelt in mij, een jonge blijdenis. -
Want nu ben ik d'uitverkoorne in de meisjesharten
Van dees luidë en laaie baaierende landen;
Nu weet ik mij een kind uit adellijke standen
Met glanzengouden vreugd, na witte zilvren smarten. -
| |
| |
| |
Pour l'offrir à la Sainte Vierge,
Sous son costume à franges. -
Opmerking: vergelijk deze tekst met Archaiese Pastorale op blz. 456 van deze uitgave.
Ik heb mijn venster wijd opengezet,
in d'avend, op endlooze korenvelden
die zwelde, in groenig fluweelen gewelden.
Op en neere; net 'n barkje komt gevaren
klievend, door 't klamme klotsen van de baren,
glimt deinend, in de vernte, een lantaren.
Opmerking: rechts naast dit gedicht stond geschreven: Hove mei 14.
Verder bevindt zich een handschrift op een half ongelinieerd kwartovel, met zwarte inkt beschreven, in het bezit van H. Goris. Etienne Schoonhoven, die dit gedicht het eerst in het Nieuw Vlaams Tijdschrift, jrg. VIII, nr. 10, blz. 1143-1144, publiceerde, dateert het, m.i. terecht, vermoedelijk uit de jaren 1916-1917. De tekst hiervan volgt zonder wijzigingen:
Eenieder neemt het goed van zijn naaste
Hij die zacht is gaat onder
De drieste is overal tot gast
Er zijn geen rechtvaardigen
De aarde is een voorbeeld van zij die het boze doen
| |
| |
De dood staat tans voor mij
Zo is het wanneer een zieke geneest
Zo is het wanneer men opstaat na de ziekte
De dood staat tans voor mij
Zo is het wanneer men bij wind onder het zeil zit.
De dood staat tans voor mij
Als de geur van lotosbloemen
Zo is het wanneer men aan het oever van dronkenheid zit.
Dit gedicht is vertaald naar Gespräch eines Lebensmüden mit seiner Seele, een oud-Egyptische tekst, die door Adolf Erman is vertaald en gepubliceerd in: Adolf Erman und Fritz Krebs, Aus den Papyrus der königlichen Museen, Berlin, 1899, blz. 56-59.
| |
4. Music-Hall
De tekst en de volgorde van de gedichten op blz. 15 t/m 90 van deze uitgave is - behoudens de hieronder vermelde afwijkingen - geheel gelijk aan die in de bundel: Music-Hall, Verzen, Antwerpen, Gust Janssens, 1916.
128 blz., ingenaaid in blauwgrijs omslag van 17 × 21,5 cm, bedrukt in blauw met tekst, gelijk aan die op titelblad, in lijst. Colofon op blz. 2: ‘Van dit boek werden gedrukt zes eksemplaren op Japans papier, genummerd van 1 tot 6. De twee honderd in de handel gebrachte eksemplaren zijn genummerd van 7 tot 206. Dit is nummer...’ Colofon op blz. 127: ‘Gedrukt ter drukkerij Gust Janssens, Kerkstraat, 13, te Antwerpen, in de maand April 1916.’
Van de gedichten uit deze bundel zijn slechts twee handschriften teruggevonden, die hieronder - met hun afwijkingen ten opzichte van de hier afgedrukte tekst - worden vermeld.
De punten achter de titels der gedichten, achter de dateringen en achter de opdrachten in de oorspronkelijke uitgave werden hier weggelaten, de Romeinse cijfers boven de onderafdelingen van eenzelfde gedicht werden vervangen door Arabische.
De jaartallen in de dateringen, die in de oorspronkelijke uitgave alle zijn afgekort, uitgezonderd die op de bladzijden 41, 42, 70 en 84 van deze uitgave, zijn hier steeds voluit gedrukt ('14 werd 1914 enz.).
| |
| |
| |
Music-Hall 3
18 | vers 4 en 5 werden afgesloten door een komma. |
18 | vers 14: Ten allen kant. |
20 | vers 10 van Intermezzo: achter ‘In de week’ stond een komma. |
20 | vers 13 van Intermezzo: Ouwe heer met centen, |
20 | vers 15 van Intermezzo: 'k Zal nogtans... |
21 | vers 12, 15 en 17 werden afgesloten door een komma. |
22 | vers 4: Zó kwaad |
22 | vers 11: Vreedheid, |
23 | vers 24: Doet dat toch zó mooi. |
24 | vers 6: Zó gaat in kring |
24 | vers 16 werd afgesloten door een komma. |
24 | vers 29: Smart, zó troosteloos. |
25 | vers 4: En zó heeft ook gedacht de jongeling, |
25 | vers 8: Er is niet meer de ziel van deze of geen man, |
25 | vers 21: Nietmeer. |
26 | vers 3 werd afgesloten door een komma. |
| |
Music-Hall 5
29 | vers 19: Zó vrolik de zaal doorschenen, |
30 | vers 9: Zó is gevallen |
30 | datering: Juni-September '15. |
| |
Fietstocht
31 | vers 2: Zó is doorheen de Winter, de Lente... |
31 | vers 17: Zó wordt het land een nieuwe lust |
32 | vers 9: Die is een man zó koud |
32 | vers 10: Gelijk de Winter, en zó oud |
| |
Ridderstijd
35 | vers 14: Zal ook van nacht de minnaar zijn; |
35 | vers 21: Met vrede zin. |
37 | vers 8: Zeide zij vreed en zacht. |
37 | vers 27: In een nachtelik duël vermoord. |
39 | vers 16: Met vrede zin, |
39 | vers 22 werd afgesloten door een komma. |
39 | vers 28: Die zo vreed, |
41 | vers 1: Van het duël |
41 | datering: Juni 1915. |
| |
| |
| |
Herfst 1
42 | vers 10: Maar zó kan ik de Herfst... |
42 | vers 12: Zó was het misschien vroeger;... |
| |
Herfst 2
43 | vers 13: Vaart. Ziekelik-energieloos, zelfs zonder de vrede wil |
| |
Herfst 3
Boven dit deel van het gedicht stond: IV.
46: | de datering boven dit deel luidde: 25ste November '15. |
| |
Verzen voor de Prinses van Ji-Ji
47 | vers 3: Du bist für mir kein... |
| |
Nieuwe Weg 2
50 | vers 1: Mijn hart is zó |
50 | vers 13: En zó volgen haar... |
51 | vers 7: Zij luisteren toe, zóals gister in de straat, |
| |
Twist met Grete
52 | vers 5: Wordt je meegevoerd. Om welke reden |
52 | vers 16: De muur, zó opgebouwd, |
52 | vers 22: Zó herrijst, traag maar zeker, de twist |
| |
Twist met Grete 2
53 | vers 6: Zó werd de scherts 'n metselaar, |
| |
Twist met Grete 3
54 | vers 9: Zó is mijn betrouwen in 't leven groot |
| |
Vergelding
56 | vers 12: Dikwijls heb ik tot mezelf gezegd: |
57 | vers 10: Heeft de korte angst van 't pijnlijk wachten |
| |
Wederzien
61 | vers 9: Ik ben zó'n arme boeteling |
| |
Plakkage Nr 2
62 | motto, vers 4: Und die grosse Trunkenheiten. |
62 | vers 2: Want 't is de tweedemaal |
| |
Fragmenten 3
63 | vers 18: Voor mijn vreed lief. |
| |
Ik sta nu eenmaal voorbij de grens...
65 | vers 6: Maar het lot, - of wie? - heeft het zó gewild, |
65 | vers 16: Enkel zeer moeie bloemen groeien dan. - |
| |
Wederkeer
69 | vers 2: Zelfverlochening, |
| |
| |
Dit gedicht werd vóór de verschijning van Music-Hall gepubliceerd in De Goedendag, orgaan van Jong Vlaanderen, Algemeen Verbond van de Vlaamse studenten (M.N.O.), 22ste jrg. (1915-1916), nr. 4, blz. 46 en 47. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
bladzijde
69 | vers 2: Zelverlochening, |
69 | in vers 7, 10 en 21 stonden geen komma's. |
69 | vers 12: achter ‘Aarzelend’ stond geen komma. |
69 | vers 18: ...zich weerom naar zijn lief begeeft. |
69 | vers 24 werd afgesloten door een komma. |
70 | vers 3 werd afgesloten door een komma. |
70 | vers 5: En wijkt en vlucht. Hoe voor mezelf,... |
70 | vers 6: ...oh, m'n nieuw en groot geloof. |
| |
Aan m'n vriend René Victor
71 | vers 18: Zó sterk als 'n leger, |
Van dit gedicht bestaat een handschrift op de achterzijde van een fotobriefkaart met het portret van de naar rechts kijkende Van Ostaijen met bontmuts, in het bezit van Mr. René Victor. Dit hs. is rechts onder gedateerd: 9-XII-15 en wijkt op de volgende punten af van de tekst in deze uitgave:
71 | titel: aan René Victor
P van Ostaijen |
71 | vers 2: 'n Groot, wijd-open |
71 | de verzen 3 t/m 6, 8 t/m 11 en 13 beginnen met een kleine letter. |
71 | vers 4 werd afgesloten door een komma. |
71 | vers 6: met knappe stap, |
71 | vers 8: zal, door Winter en door Wind, |
71 | vers 15: En tot 'n sterke boom snel opgegroeid, |
71 | vers 16: 'n Boom die... |
71 | vers 18: Zó sterk als een leger |
| |
Herinnering
72 | vers 33: Zó leek het toen, een liefde voor mekaar, |
73 | vers 6: Al blijkt zó'n vertrouwen later wel erg dol. - |
73 | vers 17: Dat hoorde zó bij mijn jonge dichterswaan. |
73 | vers 32: Ze te gemoet in mijn herinnering, - |
74 | vers 4: Hij, die bemindt, |
| |
| |
| |
Een Herfstdag
75 | vers 2: Zonnedraden, zilver-bepereld, zijde regenrag. |
75 | vers 3: Goude zon op... |
| |
Valavond
76 | vers 4: De laatste van die dag, ter aardewaard. |
76 | vers 6: Haar stervensweeë goude praal |
76 | vers 7: Verzameld in een glaze tremportaal. |
| |
Stemming
77 | vers 10: Korenkopre pracht. |
| |
Noceur
79 | vers 3: Die spreidt zó wit, zijn wit gelaat |
79 | vers 13: Ik ben zó droef, omdat 'k geen jongen, |
79 | vers 22: Een pijnlijk, armzalig poseur, - |
| |
Verveling
80 | vers 4: En verveling, maar alles zó onbewust. |
80 | vers 21: Zó stijgen uit m'n rook... |
| |
Juffer Lola
81 | vers 13: Zó bont. |
81 | vers 22: Zó goed |
82 | vers 8: Moed bij het duël. |
82 | vers 13: In mijn hart zó lang... |
| |
Jonge Lente
83 | vers 14: Op verkiezingenplakkaten. |
83 | vers 15: Terwijl ik zó langs de straten dwaal, |
| |
Liedje
84 | vers 9: Zó ben ik weer in 't leven gans alleen, |
84 | vers 11: Zó spoedt m'n leven als 'n sneltrein heen, |
84 | vers 15: Nu hoop 'k: komen zal 'n nieuwe lievekijn |
| |
Dronkenmanstemming
85 | vers 5: Of wou je dat ik meê kwam dansen |
85 | vers 8: In jullie wijdse, gekke kransen? |
85 | datering: Juni '14. |
| |
De onbekende Vrouw
86 | vers 14: Latend ontgocheling, |
87 | datering: Juni '14. |
| |
Eentonig ziek zijn al de stonden...
88 | vers 3: Mijn ziel is nu zó leeg, als... |
| |
| |
bladzijde
88 | vers 24: En nu zódanig heeft geschreid, |
88 | vers 25: Omdat ze haar eere kwijt |
89 | vers 6: En laten ontgochelingen |
89, | datering: Juli '14. |
| |
Avond
Dit gedicht werd behalve in de bundel Music-Hall ook gepubliceerd in Vlaamsch Leven, zelfstandig Vlaamsch geïllustreerd weekblad, 2de jrg., nr. 34, Zondag 27 mei 1917, blz. 542. Voor het typoscript van dit gedicht zie de beschrijving van het gedicht Avondlast in de voorafgaande paragraaf van deze Verantwoording, Ongepubliceerde jeugdverzen.
| |
5. Het Sienjaal
De tekst en de volgorde van de gedichten op blz. 93 t/m 163 van deze uitgave is - behoudens de hieronder vermelde afwijkingen - geheel gelijk aan die in de bundel: Het Sienjaal, 1918, Uitgave ‘Het Sienjaal’ Antwerpen.
74 bladzijden, ingenaaid in wit-beige omslag van 17 x 22 cm, waarop een linoleumsnee in zwart is afgedrukt met daarin de tekst: Het Sienjaal/Paul van Ostaijen. Colofon op blz. 4: ‘Van dit werk werden gedrukt: 25 eksemplaren op “Moyen-Age”-luksus papier, op één enkele zijde gedrukt, versierd met een linoleum-snee omslag en een portret van de dichter, beide door Floris Jespers en beide door hem met de hand gekleurd en geparafeerd. Deze 25 eksemplaren zijn genummerd van 1 tot 25 en geparafeerd door de dichter; 15 ervan werden in de handel gebracht; en 200 eksemplaren op gewoon papier, met een linoleum-snee omslag door Floris Jespers. Deze eksemplaren zijn genummerd van 26 tot 225. Dit is nummer...’
Deze bundel verscheen in oktober 1918.
Van de gedichten uit deze bundel is slechts één handschrift teruggevonden.
De punten achter de titels der gedichten, achter de dateringen en achter de opdrachten in de oorspronkelijke uitgave werden hier weggelaten.
De jaartallen in de dateringen, die in de oorspronkelijke uitgave alle zijn afgekort, uitgezonderd die op de bladzijden 95, 98, 107, 119 en 163 van deze uitgave, zijn hier steeds voluit gedrukt ('17 werd 1917 enz.) en bovendien zijn alle dateringen, die de oorspronkelijke uitgave in kleine letter heeft, hier geheel in hoofdletters afgedrukt.
| |
| |
| |
Zomerregenlied
96 | vers 17 werd niet afgesloten door een komma. |
96 | vers 22: ...Het snikkende signaal viert feest, |
96 | vers 23: ..., zò betuigt het blije blaffen... |
97 | vers 3: stappen van een pygmeën-leger,... |
97 | vers 23: Zò regen: opperste reiniging in mij. |
98 | vers 10: onwerkelike werkelikheid, zò onverwacht, |
98 | vers 15: op en naar een grote plein, |
98 | vers 22: zò als het plein te midden... |
98 | vers 23: Over zò'n strijd onthutst,... |
Dit gedicht werd voor de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in De Goedendag, 24ste jrg. (1918), blz. 13-15. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
96 | vers 7: na ‘omhelzing’ stond geen komma. |
96 | vers 10: rei van reiniging |
96 | vers 12: na ‘koffiehuizen’ stond geen komma. |
96 | vers 17 werd niet afgesloten door een komma. |
96 | vers 20: voorzichtig het riet terzijde schuift, |
96 | vers 22: ...Het snikkende signaal viert feest, |
97 | vers 3: stappen van een pygmeën-leger,... |
97 | vers 7: ...in het begeren van den wind, |
97 | vers 11: de slotwoorden ‘van verlangen.’ stonden op een volgende regel. |
97 | vers 31: als ik in dit heilige bad... |
97 | vers 32: Grootste wandeling: bewuste, uiterlijke ritmus |
98 | vers 1: ...van het innerlijke denken. |
98 | na vers 2 volgde een regel wit. |
98 | na vers 6 volgde een regel wit. |
98 | vers 7: Nieuwe werkelijkheid:... |
98 | vers 8 werd afgesloten door een komma. |
98 | vers 9: frisheid van mijne handen... |
98 | vers 15: op en naar het grote plein, |
98 | vers 22: zo als het plein... |
98 | vers 24: Denken dat zich een oogenblik... |
98 | vers 26: Over zo'n strijd onthutst,... |
| |
Avondlied
99 | vers 1: Wachtend laten enige... |
| |
| |
bladzijde
99 | vers 9: rond de tafel, midden in het namiddag licht geplaatst,... |
99 | vers 17 begon met een hoofdletter. |
100 | vers 6: En blauwer dan het licht van uw naïve ogen |
100 | vers 20: Een lichte sluier, fijne rouw sluier, |
100 | vers 24: Of een grote vergaarbak is de stad: Regelmatige drop,... |
101 | vers 22: D'onzekerheid... |
102 | vers 9, 11 en 12 begonnen met een hoofdletter. |
102 | vers 11: Kranteventer, hond, tremsignaal,... |
102 | vers 21: dan de slag instrumenten:... |
102 | vers 27 begon met een hoofdletter. |
103 | vers 12: De sjofele jacht: Miserere: |
103 | vers 13 begon met een hoofdletter. |
103 | vers 14: betaald met een souper,... |
103 | vers 23: Terwijl hij paradeert in caki,... |
104 | vers 7 begon met een hoofdletter. |
104 | vers 19 begon met een hoofdletter. |
105 | vers 6: is er stilte over de stad: Een angelus... |
106 | vers 2 begon met een hoofdletter. |
106 | vers 6: de laatste uur der jacht. |
106 | vers 7: En de geboorten van enkele sjofel amourettes... |
107 | vers 2 begon met een hoofdletter. |
107 | datering: Begin November-31 December 1917. |
| |
Vincent van Gogh 1
108 | vers 1: Profeet van Paturâges... |
109 | vers 8: Abstraksie van je zelf, wat deze kosmiese liefde... |
| |
Vincent van Gogh 2
110 | vers 13 begon met een hoofdletter. |
| |
Vincent van Gogh 3
111 | vers 10 begon met een hoofdletter. |
| |
Vincent van Gogh 4
112 | vers 7 werd niet afgesloten door een komma. |
112 | vers 17: achter ‘en laten hun lange tranen’ stond een komma. |
| |
Het Stille Lied
114 | vers 1: Voor de zooveelste maal heb ik... |
114 | vers 4: levensdrift die de Japanezen... |
114 | vers 16: Noch sta ik dwaas... |
114 | vers 19: olie te hebben ten allen tijde, want... |
| |
| |
bladzijde
115 | vers 10 begon met een hoofdletter. |
| |
De Appel
116 | vers 2: ...de appel zò-als hij werkelik aanwezig was, |
116 | vers 5: achter ‘omdat geen herleven’ stond een komma. |
116 | vers 16: en twee dreumessen,... |
| |
Wiegeliedje voor de Geliefde
118 | vers 11 werd afgesloten door een punt. |
| |
Verlangen
123 | vers 2 begon met een hoofdletter. |
123 | vers 7: dat zich niet bieden wou, als een vrang gebod |
| |
Gulden Sporen Negentienhonderd zestien
125 | vers 17: wachtersdaad bij wachters-woord en hand. |
Dit gedicht werd voor de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in De Goedendag, 22ste jrg. (1915-1916), nr. 9, blz. 156, onder de titel Gulden-Sporenviering Negentienhonderd zestien. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
125 | vers 1 werd afgesloten door een komma. |
125 | vers 3: ...van vlaamse-gemeenten-sisteem,... |
125 | vers 6: was, tocht van Godsvolk... |
125 | vers 10 werd niet afgesloten door een komma. |
125 | vers 17: ...bij wachters-woord en hand. |
In De Goedendag (22ste jrg., nr. 7, blz. 113-114) was tevoren een gedicht, Guldensporenstoet, van Paul van Ostaijen gepubliceerd, dat niet in Het Sienjaal, noch in enige andere bundel, werd opgenomen en waarvan de tekst hier zonder wijzigingen volgt:
| |
Guldensporenstoet
Aan de ‘Vlaamsche Bond’
Niet enkel om te herdenken
moet het feest wezen, deze dag;
Niet enkel om te herdenken,
met nieuwe hoop, de oude helden
van de Zuid-Vlaamse velden
| |
| |
terugvoeren moest in de trouwe,
vrijheids-verliefde gouwen
Niet enkel om te herdenken
de neerlaag van de eeuwenoude vijand
langs de zonbegoten heuvels Frankerijks was neergedaald
om de zonnekinderen te onderjukken
Niet enkel, wijl vóór zoveel jaar, de beken
van ons blijheidvruchtbare streken
door het bloed van de vijand, de bange minnaar van de dood;
Niet enkel wijl elk vijandslijk
slechts 'n steen was in de zegedijk
om het veld van Kortrijk;
Maar ook en vooral, knapen, m'n vrienden,
wijl de Zomer, de welbeminde,
en wil dat door z'n dagen, het jongste geslacht
en ongekende geestdrift zingt;
Wijl de Zomer wil dat de eerste viktorie
door het jongste geslacht.
De Zomer wil leven en glansen
Om het vaandel van onze Bond
op de koperen instrumenten
van ons muziekmaatschappijen
| |
| |
Op de ballonnetjes dansen
Om het vaandel van onze Bond
al de meisjes, zwart of blond,
Vlechten wij 'n bloesemband
In de volkswijken zijn de huizen in tooi
met vlaggetjes en papiersieraad,
In deuren en vensters, de mensen,
als, met 'n gouden bruiloft,'t geluk op 't gelaat.
Zomer gaan: en door de straten,
gedost in hun geluksgewaden,
Pol van Ostaijen
bladzijde
| |
Nieuwe liefde
126 | vers 6: alles is zò tastbaar wezenlik,... |
126 | vers 8 en 13 begonnen met een hoofdletter. |
126 | vers 9: de ijzere bruggen... |
126 | vers 16: ...dat me verlost uit het tingeltangel leven |
126 | vers 19 werd afgesloten door een komma. |
127 | vers 6: En van u lief, o jonge man... |
| |
| |
bladzijde
127 datering: Juli '16.
Dit gedicht werd voor de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in Aula, Tijdschrift voor Studenten aan 's Rijks Hoogeschool te Gent, 1ste jrg. nr. 11, 15 juni 1917, blz. 195-196. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
126 | vers 2: ...op dokken, kanalen en stapelhuizen |
126 | vers 3: ...en verbreden het land in. |
126 | vers 6: alles is zo tastbaar wezenlik,... |
126 | vers 12: ...te breken uit het rode huls, |
126 | vers 16: ...uit het tingel-tangel leven, |
126 | vers 17: en uit een paar halfschuine etablissementen,... |
126 | vers 18: een danseur-diseur,... en een familjare waardin,... |
126 | vers 19 werd afgesloten door een komma. |
126 | vers 20 begon niet met een hoofdletter. |
126 | vers 21: ...geluk dat zich weerspiegelt, een ganse wijk, in de ogen... |
127 | vers 1: ...in de hoge ijl-gele globes |
127 | vers 6: ...die ginds gaat, de danszaal binnen, mijn broeder,... |
127 | vers 7: ...die zich laten zoenen |
| |
Koffiehuis
128 | vers 3: daar tussen: Geweldig koperen orkest. |
128 | vers 4: De buffetjufvrouw... |
128 | vers 12: tot der billartballen... |
128 | vers 20 begon met een hoofdletter. |
Dit gedicht werd voor de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in Aula, Tijdschrift voor Studenten aan 's Rijks Hoogeschool te Gent, 1ste jrg., nr. 11, 15 juni 1917, blz. 196. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
128 | vers 1: ...Gedwarrel van stemmen tot één geraas vergroeid. |
128 | vers 3: daartussen: Geweldig koperen orkest. |
128 | vers 8 werd afgesloten door een komma. |
128 | vers 15: Alle Babelbouwers... |
128 | vers 19 werd niet afgesloten door een komma. |
128 | vers 20: of het geroep... De regel werd afgesloten door een komma. |
128 | datering: 14 Januarie 1917. |
Van dit gedicht bestaat een handschrift in inkt geschreven op beide zijden van een rekening voor Pol van Ostaijen van Boekhandel ‘Flandria’, Katelijnevest, 3, Antwerpen en gedateerd 27.12 16, in het bezit van Mr. René Victor.
| |
| |
Het gedicht begint op de achterzijde, alleen de laatste strofe is dwars op de voorzijde geschreven, met daaronder:
14-21-1-17 P van Ostaijen
scripsit.
Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
bladzijde
128 | vers 1: ...Gedwarrel van stemmen, tot een geraas vergroeid. |
128 | vers 2: Hooge klarinet-klanken. Saxophoon-geluiden, en wat rest |
128 | vers 3: daar tussen - Geweldig koperen orkest. |
128 | vers 6: ...waard. Symbool van Toekomst en Verleên. |
128 | vers 8 werd afgesloten door een punt. |
128 | vers 9: Behoedzaam defensief, maar de sterkte van die niet vrezen. |
128 | vers 10: Solidariteit der spel geruchten |
128 | vers 12: tot der billardballen... |
128 | vers 13: Slanke, geblaseerde rasta's, daarnaast huiselike dikbuiken (laatste woord moeilijk leesbaar) |
128 | vers 14: - wachten voor de schijn. Dames, die eeuwig goedig toeluiken (moeilijk leesbaar) |
128 | vers 15: Allen smeden dezelfde oppervlakkige innigheid. |
128 | vers 16 werd niet afgesloten door een komma. |
128 | vers 17: ...binnen de (onleesbaar, niet ‘koffiehuizen’) gedreven |
128 | vers 19: ...wat daarbuiten leeft, de trem |
128 | vers 20 werd afgesloten door een punt. |
128 | vers 21: Maar weer herneemt 't orkest zijn razende galop. |
| |
Februarie
129 | vers 9 begon met een hoofdletter. |
129 | vers 16: ...bezingt in een nog heidens roes. |
129 | vers 17: ...Maar de lucht is de miljionaire trilling... |
129 | vers 21: Gister: Aleksandrijnen... |
| |
Stad
131 | vers 4: van 't spel-vermoeide kinderen,... |
131 | vers 9, 12 en 20 begonnen met een hoofdletter. |
131 | vers 14: Maar de billartballen... |
131 | vers 19: het bevende snikken van een orchestrion, |
131 | vers 20: Die alles zò uitdrukt,... |
132 | vers 2: ...de broze klanken van het orchestrion. |
| |
| |
| |
| |
Koorts
134 | vers 7 begon met een hoofdletter. |
134 | vers 18 werd afgesloten door een punt. |
134 | vers 24: Het razende bewuste is een kerkercel: |
135 | vers 2: De cel heeft tot haar doel gediend,... |
135 | vers 3: En toch leeft alles rond de man en is de cel gestorven. |
| |
Babel
136 | vers 10: zo genadig op de schaarlaken schicht |
| |
James Ensor
138 | vers 5: ...door de pijn-zijde lijven van koninginnen, |
138 | vers 6: vrange smaad der hees verlangde... |
| |
Francis Jammes
142 | vers 1: ..., gelukkig om de voedstervaderschap; - |
142 | vers 2 begon met een hoofdletter. |
142 | vers 3: D'Assisen ging tot de vogelen,... |
| |
Vreugde
143 | vers 9: Veni Creator van het leven: Vreugde om de vreugde |
143 | vers 15: en nooit zoende mij zò een geliefde... |
143 | datering: 16 Februari '18. |
| |
Golgotha
147 | titel: Golgatha (eveneens met ‘a’ in vs. 6 en 11) |
147 | vers 4, 6 en 7 begonnen met een hoofdletter. |
147 | vers 15: zò zal ook God zijn in onze strijd |
147 | datering: Juni '16. |
Dit gedicht werd vóór de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in Ons Land, Algemeen Weekblad voor het Vlaamsche Volk (voortzetting van Antwerpen Boven, orgaan der Groeningerwachten van Antwerpen en Omstreken, waaraan P.v.O. ook reeds meewerkte), 4de jrg., nr. 22, 1 oktober 1916. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
147 | vers 3 werd niet afgesloten door een streepje. |
147 | vers 4, 6 en 7 begonnen met een hoofdletter. |
147 | vers 5: achter ‘seminarie’ stond een komma. |
147 | vers 9: ‘vlaamse’ stond met een hoofdletter. |
147 | vers 15: zò zal ook, zò hij is, God zijn in onze strijd |
| |
| |
In hetzelfde weekblad Ons Land, 4de jrg., nr. 21, 24 September 1916, was tevoren eengedicht, Aan de Noord-Nederlanders, van Paul van Ostaijen gepubliceerd, dat niet in Het Sienjaal, noch in enige andere bundel, werd opgenomen en waarvan de tekst hier, zonder wijzigingen, volgt:
| |
Aan de Noord-Nederlanders
Vlaanderen is Neêrland's bolwerk;
Nederlanders, wilt gij weren 't kwaad
Maakt Vlaanderen, uw bolwerk,
Als 'n geloovige zijn kerk,
Uit Noord en Zuid de watergeuzen,
De stoere reeks van ruwe reuzen,
Zij waren de steun, zij waren een Steen,
Bond, tegen de Zuiderband.
Nederland, Noord-Nederland
Moet Vlaanderen nu alleen
Uw geest uit de pruikentijd.
Over uw land waar zó vaak
Een vijand was de vijand; maak
Tegen het Zuiden, tot een bolwerk
| |
Zaaitijd
148 | vers 7: in de glooiïng van de heuvels. |
148 | vers 15 werd afgesloten door een komma. |
148 | vers 26: ..., gij hebt, als hij mijn broer, |
De opdracht van het gedicht heeft betrekking op de aalmoezenier Van der
| |
| |
Meulen, die wegens zijn steun aan de Vlaamse Frontpartij aan het IJzerfront gevangen werd genomen.
Dit gedicht werd vóór de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in Ons Land, 5de jrg., nr. 21, 22 september 1917. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
bladzijde
148 | vers 2: ‘oostelike’ met hoofdletter. |
148 | vers 3: lopen de Hollandsche... |
148 | vers 6: ..., en hij zelf zijn spelewijs volgt |
148 | vers 9 werd afgesloten door een komma. |
148 | vers 11: ...dan met een zwak goedendag: |
148 | vers 14 werd niet afgesloten door een komma. |
148 | vers 15 werd afgesloten door een komma. |
148 | vers 16 werd afgesloten door een komma en gevolgd door de regel: van elk soldaat, Pastoor! |
148 | vers 17: ..., nu van het Oosten naar het Westen. |
148 | vers 26: ..., gij hebt, als hij mijn broer, |
149 | vers 11: is zoo overstelpend,... |
149 | vers 13 was van het voorafgaande vers gescheiden door een regel wit. |
| |
Aan een Moeder
150 | vers 2 en 20 begonnen met een hoofdletter. |
150 | vers 26: en nou mot je niet meer... |
151 | vers 19 werd afgesloten door een komma. |
151 | vers 23: werp de glaze kralen van je dwaze woorden weg. |
152 | vers 10 begon met een hoofdletter. |
Dit gedicht werd vóór de verschijning van Het Sienjaal gepubliceerd in Ons Land, 5de jrg., nr. 26, 27 oktober 1917. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave, vertoont het de volgende afwijkingen:
150 | titel: Aan eene Moeder |
150 | vers 2 begon met een hoofdletter. |
150 | vers 7: op het veld van eer... van eer. |
150 | vers 13: ...naast de oorlogsprentjes |
150 | vers 20: En van je zoon heb je niks meer dan dat. |
150 | vers 25 werd afgesloten door een komma. |
150 | vers 26: en nou mot je niet meer... |
151 | vers 1: Maar ook staat dit geschreven: -
de wet werd de profeet op Sinaï gegeven - |
151 | vers 4 werd afgesloten door een aanhalingsteken. |
| |
| |
bladzijde
151 | vers 5: ..., in de zoenengloed |
151 | vers 6 werd alleen door een punt afgesloten. |
151 | vers 8: ...door alen, |
151 | vers 19 werd afgesloten door een komma. |
151 | vers 27: ..., - laatste teeken van de visfiguur, - |
152 | vers 10 begon met een hoofdletter. |
152 | vers 11: ..., luister naar dit ontluikend begrijpen |
| |
Het Sienjaal
153 | motto, vers 1: Hinter meine Augen... |
153 | vers 12: om de geest God is zich te bevrijden,... |
154 | vers 24: ...in de koele armen van zij die niet bevredigd is. |
155 | vers 10: zijn grootste rijkdom, en zò arm was dat hij... |
157 | vers 13 begon niet met een hoofdletter. |
157 | vers 19: ...de verzoeking van de jonge Boedha en de Amazoneslag, - |
157 | vers 20: bachanten, bachanten stout,... |
158 | vers 14 begon niet met een hoofdletter. |
158 | vers 21 had geen aanhalingstekens. |
159 | vers 17 werd niet afgesloten door een komma. |
159 | vers 21 werd afgesloten door een punt. |
160 | vers 3: Dit is het leggen van elke kleine handeiing. |
160 | vers 15: Zingt het glorielied van de Internalionale,... |
162 | vers 23: uit krochten komen ze en uit restaurasies |
| |
6. De Feesten van Angst en Pijn
De bladzijden 167 tot en met 269 geven in facsimile het handschrift weer - dat Paul van Ostaijen geschreven heeft voor zijn vriend de beeldhouwer Oscar Jespers - van de bundel: De Feesten van Angst en Pijn, Gedichten.
106 blz. Omslag, 18 × 26, 2 cm, van blauwzwart karton met een gekartelde rand van verticale rode en witte stroken papier, die over de rug en 7, 5 cm over het voor- en het achteromslag is geplakt. Op de linker, rode strook van het voor-omslag staat verticaal geschreven: 1918-1921.
Tekst op titelpagina (blz. 1 van het hs.): Paul van Ostaijen (zwart), De Feesten van Angst en Pijn (gebrande sienna), Gedichten (zwart); daaronder is met een vierkant het uitgeversmerk aangegeven en met 2 zwarte golflijnen aan de voet de plaats voor uitgeversnaam enz.
Van vele gedichten uit deze bundel zijn tijdschriftpublikaties en ook nog
| |
| |
andere handschriften bekend, die hieronder - met hun afwijking van het hier gereproduceerde hs. - worden vermeld.
Verder is er nog een kladhandschrift bewaard op twee lichtblauw geruite blocnotevellen, aan beide zijden beschreven met zwart potlood, waarop een gedicht, Bethlehem, staat, dat waarschijnlijk in de tijd tussen Het Sienjaal en De Feesten van Angst en Pijn geschreven is. Het handschrift is in het bezit van Mevr. E. Pringsheim en het gedicht werd nooit eerder gepubliceerd.
De tekst volgt hier, met weglating van de vele doorhalingen, ongewijzigd:
| |
Bethlehem
Aarde, goede, frisse moeder, gij vruchtbare bal in het heelal
balt sterker uw buik in de supreme stonde van het wonder,
spuwt ronde krater aarde uw wonde.
Uw wonde, aarde, die leven spuwt,
blijde boog van bloed en van licht.
Wentel de glorierijke half-cirkel in de zwijgzaamheid
van de hemel, die toeluistert, -
oog van de vader die ons allen lief heeft, -
en wentel onder de duizenden planeten,
die toeluisteren, - lichten in de ogen van de vader.
Aarde, bal, buik - barstende krater,
samen gesloten-ontsloten synthese van het geslacht
Krater-aarde baar het Beth-El, waar geen plaats is, toch ons aller vaderstad.
Vaderstad van de stam v. David,
Vaderstad van het vlees geworden Woord.
en Dal te midden van de hoogste bergen,
Beth-El, stal, ruimte voor de eerlike vrucht.
Vrucht van de Moeder, die zwanger werd van het liefdewoord
Buik, vleeselike bal van eerlikheid,
en van de enige vader die God duldt,
slechts is de voedervader van zijn kind.
Kind dat de mensheid behoort door de H. Geest,
zonder begin noch einde, vader v al de mensen.
Baart de aarde Beth-El, baart de moeder vrucht.
Want elke vrucht die is de zegen v. de aartsengel Gabriël
| |
| |
wordt in een stal geboren, na de zwerftocht van de ouders.
Zo is het: Elk eerlik zijn vangt met Beth-El aan.
Enkel luisteren toe de herders, - hun troon is op de aarde nog onzichtbaar, -
met de duizenden sterren die zijn de lichten daarvan.
Geboorte in Beth-El, mythos van de scheppende mensheid.
Stal: volledige naaktheid, klankloze symfonie van rijkdom,
Eenvoud. Naaktheid. Eeuwigheid: bron van alle schepping.
Geen menselik geluid stoort de godsgezegende moeder die baart,
ligt het gebaar van haar buik in de grotere wenteling van de al-vruchtbare
Leven dat begint in de vlakte. Leven dat gans begint.
Stal: eenvoudigste ruimte.
leven: uit het leven (woord onleesbaar, ‘oog’?) v.d.h.G.
Maar de helderziende, de timmerman, bloem van demoed,
neemt het kind en zoekt de taak
de voedstervader te zijn van het vlees geworden woord.
Zegt de zoon: nu is het tijd het openbaar leven te beginnen,
Enkel de zoon weet de tijd en herkent de stem die enkel hem hoorbaar is.
Timmerman, lichtend teken van de vaderlike opdracht.
Zachtheid, witte zegen van de sneeuw op kerstnacht,
leven in Beth-El geboren: enkel stem (adem? onleesbaar) v. de. Geest
door de eerlikheid van de moeder, de demoed van de vader.
Zegen: zonder Beth-El, is er geen Kalvarie,
Berg: herrijzenis van het vlees
Geboorte, dood ik gewild, - enige vruchtbare dood, -
Paschen, klokken, bazuinen, - o de bazuinen -
vallende wallen van het graf,
- o de bazuinen, - herrijzenis van het vlees.
Beth-El-Kalvarie-Paschen.
| |
| |
Rit naar de godheid, (mens-God, verlossend eenheid)
en toch slechts: Hostie van de hunkerende humanitas
| |
De Moordenaars
De bladzijden 169 t/m 176 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met zwarte inkt geschreven.
Dit gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in het mede door Paul van Ostaijen opgerichte tijdschrift Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn: juni) 1928, blz. 5-7, onder het ‘Nagelaten Werk’ dat in het laatste nummer van dit tijdschrift, kort na de dood van P.v.O., werd opgenomen. Een voetnoot bij dit gedicht vermeldt: ‘Uit De Feesten van Angst en Pijn, manuscript in het bezit van den beeldhouwer Oskar Jespers.’
Van dit gedicht bestaat een typoscript op drie, alleen aan de voorzijde betypte kwartovellen, die aan de linkerzijde zijn geperforeerd voor opberging in een ordner. Het is gedateerd 9-14 november 18 en is in het bezit van H. Goris. Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:
Alleen aan het begin van nieuwe zinnen staan hoofdletters, geen der verzen springt in en alle woorden zijn door een normale spatie van elkaar gescheiden.
bladzijde
169 | vers 1 en 2; 5 en 6; 7 en 8; 9, 10 en 11; 14 en 15; 16 en 17;
18 en 19 stonden op één regel. |
169 | vers 3 werd afgesloten door een komma. |
169 | vers 4, 8 en 13 werden afgesloten door een punt. |
169 | vers 9-10: Een is wijkkermis... |
169 | vers 12: daaronder beweegt zich een stille stroom |
169 | vers 15: ...de maat - volksziel is melodie - |
169 | vers 16: De mensen zijn zo:... |
169 | vers 18-19: en je ziet - telt een minuut telt twee minuten - |
170 | vers 1, 9, 12, 14, 15 en 17 werd afgesloten door een punt. |
170 | vers 2 en 3; 8 en 9; 10 en 11; 13 en 14; 19 en 20 stonden op één regel. |
170 | vers 4: dan lacht schokkend... |
170 | vers 7: en naast twee bloedbladeren uit zijn buik |
170 | vers 10: Wordt de avond koud... |
170 | vers 18: Best treft het mes een heer die is beschonken |
170 | vers 19-20: hij voelt de wonde als de laatste... |
| |
| |
bladzijde
170 | vers 21:... dat hem het leven genomen wordt |
170 | vers 22 en blz. 171, vers 1, 2, 3 en 4 stonden op één regel. |
171 | vers 4, 7, 12, 13, 18 en 23 werden afgesloten door een punt. |
171 | vers 5 en 6; 8, 9 en 10; 11 en 12; 13 en 14; 15 en 16;
18 en 19; 21 en 22 stonden op één regel. |
171 | vers 8: Voor hij sterft... |
171 | tussen vers 12 en 13 stond het vers: Nuchter is een beschonken heer. |
171 | vers 15 werd afgesloten door een komma |
171 | vers 16 en 17: ..., als je waardig bent
geen betere buit |
171 | vers 18: Allegretto flikkert het mes |
171 | vers 21 en 22: krachtdadig zal je toeslaan - wil hevigheid twijfelloos - |
171 | vers 24 en 25 en blz. 172 vers 1 stonden op één regel. |
171 | vers 24-25: Gevaar is zó: geschuifel... |
172 | vers 2, 3 en 4; 5 en 6; 7, 8 en 9; 10, 11 en 12; 15 en 16; 17 t/m 22 stonden op één regel. |
172 | vers 6, 7 en 16 werden afgesloten door een punt. |
172 | vers 2-4: grijpt kracht moed wil, organiseert... |
172 | vers 6: ...bewustzijn dat het er om gaat. |
172 | vers 17-22: Los los los! zucht zacht zakt ten gronde zijgt de wacht |
173 | vers 1: door het eerste gevaar is er nog één nieuwe uitgave |
173 | vers 2 en 3; 4, 5 en 6; 14, 15 en 16; 17, 18 en 19 stonden op één regel. |
173 | vers 2-3: zijn er nog veel? ik ik moet er door |
173 | vers 4-6: ik wil ik wil - ik wil. |
173 | vers 7-9: De ene valt arm opgejaagd dier
eenieder doet zijn plicht hier
dom ben gevallen hebben me gehad honden
vervloekt is het gevat ongeschonden |
173 | tussen vers 10 en 11 stond het vers:
zo het is zo hoort het te zijn |
173 | vers 12: ...zijn hart wordt normaal van slag |
173 | vers 17-19: harmonika orchestrion la valse chaloupée. |
| |
Maskers
Dit gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in Ruimte, 1ste jrg., nr. 8/9, 1920, blz. 100-101. Het was daar gedateerd 20 November en 2 December 18.
Behalve dat geen enkele versregel inspringt en de woorden overal aangesloten staan, dus steeds met normale spatie, vertoont het de volgende
| |
| |
afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:
bladzijde
174 | vers 1: Blijft nauweliks kracht de witte, o de witte november |
174 | vers 3: - sneeuw - van barensbloed |
175 | vers 3: gratis geeft de zon arme-mense-licht dat zijn moet |
175 | vers 6: na ‘een na een’ stond een punt. |
175 | vers 7: het cijfer 5 ontbrak. |
175 | vers 8 en 9: ‘sabbat’ zonder hoofdletter. |
175 | vers 10 en 12 begonnen niet met een hoofdletter. |
175 | vers 11: ...neêrgeleid |
175 | vers 13: dragen grote rode maskers die knikken en lachen |
175 | vers 14: ...zieke schachten van de zwakke maneschijn |
176 | vers 1: Geruisloze bevruchting viel op witte sneeuw |
176 | vers 2: ...dragen het masker een lijdenseeuw |
176 | vers 5: ...zijn witte voeten op witte sneeuw... |
176 | vers 5 en 6 vormden één regel, evenzo de verzen 7, 8 en 9 en de verzen 10 en 11. |
176 | vers 12: ...even schreiend leven in de sneeuw gesmoord |
176 | vers 14: dat voortsprong op het waanzin witte dak |
176 | vers 16 begon niet met een hoofdletter. |
176 | vers 18: ...nemen morphium en spelen baccarat |
176 | vers 19: tot hun sneeuwwitte blankheid in kinderblanke... |
Van dit gedicht bestaat een handschrift op een blaadje linnenpapier met rouwrand, aan beide zijden beschreven met zwarte inkt en in het bezit van Mevr. E. Pringsheim. Het maakt de indruk het eerste handschrift te zijn waarvan de tekst, met weglating van de vele doorhalingen, hier ongewijzigd volgt:
| |
De maskers
Blijft nauweliks kracht de witte, - o de witte, - witte novemberzon
de arme huizen te baren; - wit is de vloed, -
sneeuw - van het barensbloed.
Bleek-blauw zijn de kinderen en rood hun hoofd;
in gesnikte sneeuw, doffe tranen van de nacht,
werden de pasgeborenen gewassen, -
licht gaf de maan die nog, dom, daarom lacht.
| |
| |
In de novembermiddag sterven kinderen
die worden gelegd in een zwakke zerk van wit.
Gratis geeft de zon het arme menselicht dat zijn moet
bij zulke dwaze dodestoet.
Worden begraven de arme huizen, zonder spoed,
Als alle begraven zijn, dan is
het om vijf reeds duisternis.
In de novembernacht is het sabbath,
sabbath van al deze witte kindertjes.
Geraamten die knarsen en breken het krijt,
Hebben hun schamele schaduw op huizen neergeleid.
Geraamte van witte, o zó'n witte kindekijns
dragen grote, rode maskers die knikken en lachen,
knikken en lachen door de zieke schachten des zatte maneschijns.
Geruisloze bevruchting viel op de witte sneeuw,
werden de kindertjes geboren die dragen het masker: een lijden eeuw
zonder geluid was hun geboorte en zo is hun dans,
gedragen op de golven van een lichtende stad: fosforescente kadans
Hun voeten zijn witte stappen op de witte sneeuw, daartussen het blauwe
zijn al betronken en tuimelen allen van dak tot dak op hun hoofd;
als er een bloedt is het wit, net als er een weent; maar allen danselen voort
Een die moeder werd heeft een even schreiend leven in de witte sneeuw
de volgende stak zijn vader een gloeiend mes in het oog
dat voortsprong op het waanzin-witte dak;
maar de vader lacht getroost om zulke burleske moord.
De laatste van de bende, sleept Kristus bij de voeten.
die naakt op de sneeuw zal boeten moeten.
dan lachen de kindertjes, nemen morphium en spelen baccarat
tot hun sneeuwwitte witheid in de kinderblanke sneeuw vergaat.
Verder bestaat van dit gedicht nog een typoscript op twee kwartovellen, die gelijk zijn aan die onder De Moordenaars beschreven en eveneens aan één zijde betypt. Het is gedateerd 20 november en 2 desember 18 en in het
| |
| |
bezit van H. Goris. Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:
Alleen aan het begin van nieuwe zinnen staan hoofdletters, geen der verzen springt in en alle woorden zijn door een normale spatie van elkaar gescheiden.
bladzijde
174 | titel: De Maskers.
Hieronder staat in inkt de opdracht: aan Paul Joostens. |
174 | vers 3, 6 en 7 werden afgesloten door een punt. |
174 | vers 2: de arme huizen... |
174 | vers 3: - sneeuw - van het barensbloed. |
174 | vers 6: werden de pasgeborenen... |
175 | vers 2: worden gelegd in een zwakke... |
175 | vers 3: ...het arme-mense-licht dat zijn moet |
175 | vers 6: een na een. Als alle... |
175 | vers 7: het om vijf reeds duisternis. |
175 | vers 8 en 9: ‘sabbat’ zonder hoofdletter. |
175 | vers 10 en 12 begonnen niet met een hoofdletter. |
175 | vers 13: ...rode maskers die knikken en lachen |
175 | vers 14: ...schachten van de zwakke maneschijn. |
176 | vers 2: werden de kindertjes geboren dragen het masker een lijdenseeuw |
176 | vers 5: ...zijn witte voeten op de witte sneeuw... |
176 | vers 5 en 6 vormden één regel, evenzo de verzen 7, 8 en 9 en de verzen 10 en 11. |
176 | vers 11 en 19 werden afgesloten door een punt. |
176 | vers 12: ...even schreiend leven in de sneeuw gesmoord |
176 | vers 14: dat voortsprong op het waanzin witte dak |
176 | vers 16 begon niet met een hoofdletter. |
176 | vers 18: ...nemen morphium en spelen baccarat |
176 | vers 19: tot hun sneeuwwitte blankheid in de kinderblanke... |
Chronologisch sluiten bij Maskers negen losse cahierblaadjes aan, die blauw gelinieerd zijn, aan drie kanten rood op snee, afgescheurd aan de linkerkant en aan één zijde beschreven met zwarte inkt, in het bezit van Mevr. E. Pringsheim. Na Maskers van 20 november en 2 december 1918 en vóór het in De Feesten van Angst en Pijn daarop volgende De Marsj van de Hete Zomer van augustus-september 1919 zijn de gedichten op deze blaadjes geschreven, nl. Gedicht (blad 1), dat gedateerd is: 9 Januarie 1919,
| |
| |
Dans der Gnomen (blad 2 tot en met 6), gedateerd 15-17 Mei 1919 (zie beschrijving bij Gnomedans) en Fritz Stuckenberg (blad 7 tot en met 9), gedateerd 23-26 Mei 1919.
De tekst van Gedicht volgt hier ongewijzigd:
| |
Gedicht
In mijn land hebben de mensen ketenen aan de handen.
Daarom kunnen hun handen niet bewegen:
niet strelen, niet haten.
En zij kunnen ook niet rusten, noch berusten
Enkel hebben de mensen ketenen aan de handen.
Zij dragen ook een vloek op het voorhoofd die niet van God is.
Zij dragen een vloek van meesters die niet de macht daartoe hebben.
Wandelende Jood, zij dragen de vloek niet rond, zoektocht der verlossing.
Niet apostelen onder de vreemde menigte tot de bevrijdenis van het vlees.
De mensen in mijn land dragen ketenen die niet ketenen kunnen
In mijn land eten de honden het tarwebrood,
In mijn land staat geschreven:
geef de mensen de kruimels; werp de parels voor de zwijnen
In mijn land wil eenieder tarwebrood eten.
Dit gedicht werd via anderen gepubliceerd in het Staat- en letterkundig weekblad voor Holland, Vlaanderen en Zuid-Afrika, De Toorts van 5 april 1919, blz. 217. Ten opzichte van het bovenstaande handschrift vertoonde het de volgende afwijkingen:
Alle verzen begonnen met een hoofdletter.
vers 3: Niet streelen, niet haten. |
vers 4: Zij kunnen ook niet rusten, noch berusten. |
vers 6: ...op het voorhoofd, die niet... |
vers 8: Wandelend Jood, zij... |
vers 16 werd afgesloten door een puntkomma. |
| |
| |
Het derde gedicht op de losse cahierblaadjes is nooit eerder gepubliceerd en volgt hier ongewijzigd:
| |
Fritz Stuckenberg
Golven werelden de wereld. Wentelen.
Wentelen om de eigen spil. Wentelen en groeien.
Draaien. Zijn. Draaiende zijn.
Een twee drie. Van drie punten bouwen.
Hoger hoger klimt de pyramiede boven op de sfeer.
Maar de top van de pyramiede is de enige oplossing van de dualiteit der
want het is de top van de beperkte ruimte, de opperste bekroning daarvan
en tevens zonder begin noch einde een punt van de onbeperkte,
Beroering van wereld en kosmos. Verlangen naar beiden, om beiden.
Vooral in beiden. Vergroeien. Lijven in elkaar, uit elkaar.
Geen hirmafrodiet. Maar lijven een. Twee lijven éen. Twee éen.
Steppe, steppe, steppe. Groter eenzaamheid van een tingeltangel.
Mimi peau troué. De plaveien bloesemen gigolo's.
Groene lichten. Ietwat verder groene sterren. Ja de sterren. Gelijke waarde.
Eenzaamheid is een geometries begrip.
Enkel blijft eenzaam zijn.
Een cirkel is nooit een begin, is steeds een einde.
Enkel is er dit: segmenten van cirkels groeien in elkaar.
Van welke cirkel is deze segment? van beiden. Gemakkelik.
En verder: In de mens kan men geen muur bouwen.
Een clown begraaft 's morgens zijn kind, amuseert 's avonds 1500 kinderen.
Of is de wereld slechts stof voor auteurs van tragikomedies?
De cirkels van askese en erotiek steken in elkander.
Van wie is deze segment? Askese is erotiek.
En dit dan: erotiek is askese. Wat nu? punt.
De prins van Ramah-ramah-bah had 12000 vrouwen. Hij was de eenzaamste
Later had hij er slechts éen. Toen? was hij ook eenzaam.
| |
| |
Men kan alleen wonen op de heide. Zeker men kan het.
Djing-djing! Elektriese, metro's, mensen rond mij, veel mensen.
Straatmeisjes, kellners die misrekenen,
vroedvrouwen die dat juist niet zijn,
italjaanse cabarets, de gloeiende Sebasto,
een doek schilderen in absinthe-kleuren.
Een auto rent in een tram. Er is nog strijd.
Twee cirkels draaien in elkaar.
Cirkels draaien, kampen, wirrelen geluidloos razend.
Wie neemt en wie wordt genomen?
Kamp, wringende handen, bijtende handen, stampende voeten
liefde, bijten, worstelen, nemen ik wil nemen ik ben gij niet.
Wie is wie is de sterkste?
Alle zijn laait op in kamp. Branden brand.
Wachten. Noodlot. Wie zal zijn? Vooral: wie zal vergaan?
Vrouw zeeguirlande, man orkaan.
Zeeguirlande wenkt het orkaan,
Zinkt in de zeeguirlande het domme noodlot.
Wolken Tanden. Domheid van de noodlotswaan.
Enkel blijft de zegevierende zeeguirlande
Rust. Golven werelden de wereld. Wentelen.
Een cirkel. Twee. Twintigduizend.
Is er kamp? Wirrelen de cirkels in elkaar
| |
De Marsj van de Hete Zomer
De bladzijden 177 tot en met 184 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave in rood geschreven, de bladzijden 185 tot en met 196 in gebrande sienna en de bladzijden 197 tot en met 200 in blauw. Het woord Schmetterling op blz. 190 was in groen geschreven en vers 5 t/m 7 op blz. 193 in blauw.
Van een fragment van dit gedicht (van de regel ‘elk huis wordt apart omsingeld...’ op blz. 187 af tot aan de voet van blz. 192) bestaat een tweede hs. van twee met paarse inkt beschreven gelinieerde blocnotevellen, eveneens in het bezit van Oscar Jespers, met de titel: Fragment uit ‘de marsj van de hete zomen’. Dit handschrift is waarschijnlijk van jonger datum dan het hier gereproduceerde.
| |
| |
De tekst hiervan, met Opmerkingen door de tekstverzorger, volgt hier ongewijzigd:
Elk huis wordt apart omsingeld door hitte en verbrand
Snel schichten klawieteren1 de huizen van de stad
grote vlekken kalkend in gespannen hemelpapier
zonder dat éen druppel ons lafenis is2
het lopen van het kind het ganse park
dat zijn hoepel niet breekt onder het branden van de zon
steeds even dun zijn zwakke rondheid draait
zon toe schieten3 kubiese kolen goud4
door de harde zwartheid van buildragers wegelen witte voren5
onder tarwezakken zakkende last zijn zij kruipgekromd6
straten dragen de loodrechten
hoger grijpen hoger grijpen metalen wimpels tot de zon
alles metaal en scherpe hoeken harde geometrie
alles loodrechten en waterpasrechten
snijden segmenten schichten koorden
en zijn weer barstgespand
Spits doorbreken driehoekbenen kringen
zon kletst een heptagoon tot scherven duizelklirt de ruit
schmetterling met schitterende nikkelscherven8
| |
| |
het gewelf steekt in tongen
platst ovenrood en anilinregen
het krijt waanzinwit wrijven
krijt-wrijven in karmijnrood
altijd zo glinsteren en vermoeien
helletocht om 3 uur namiddag
in kringen springen huizen
tombak en messing en geklir van dunst porselein
de mensen hebben geen bloed meer
niet bevredigd geslacht huilt huilt merrieluid
warme zink op mijn dorstdorre lippen
schreeuwen krijsen klinken
klawietert hoger luide huilen
Kristus zijn om 3 uur ten hemel stijgt
Opmerkingen: 1. klawieteren met potlood verbeterd in: stijgen. 2. lafenis is met potlood verbeterd in: laaft. 3. schieten met potlood verbeterd in: hijgen. 4. goud met potlood verbeterd in: fonkelgoud ogen. 5. deze hele versregel is met potlood doorgestreept. 6. boven het woord kruipgekromd staat in potlood: buildragers. 7. deze versregel is met potlood doorgestreept. 8. achter nikkelscherven staat in potlood het woord: nog.
Hetzelfde fragment van dit gedicht is gepubliceerd in Sept Arts, nr. 26, 10 april 1924, onder de titel: Fragment uit ‘De Marsy van de hete Zomer’. De tekst hiervan komt overeen met het hierboven afgedrukte hs. in paarse inkt
| |
| |
van het fragment, met inbegrip van de potloodverbeteringen, op de volgende afwijkingen na:
vers 1: Elk huis wordt apart door hitte omsingeld en verbrand |
vers 6: zonder dat een druppel ons laaft |
vers 16: onder tarwezakken zakkende last zijn buildragers kruipgekromd |
vers 22: hoger grijpen hoger gieren... |
vers 31 tot en met 33 stonden tussen vierkante haken. |
vers 37: het krijt waanzin wit wrijven |
vers 38: krijt wrijven in karmijnrood |
vers 46 begon met een hoofdletter |
vers 59: klawietert hoger het luide huilen |
vers 62: Kristus die om 3 uur ten hemel stijgt |
Het tweede deel van dit gedicht komt ook voor in een cahier van 16 × 20,5 cm, gebonden in zwart imitatie-zeildoek, rood op snee aan drie zijden en paars gelinieerd. Dit cahier van 80 bladzijden is in het bezit van Mevr. E. Pringsheim en bevat de handschriften van de volgende gedichten: tweede deel van De Marsj van de Hete Zomer, Gedicht (Gij zijt alleen...), Barbaarse Dans, Fatalisties Liedje, Improvisatie, Japans Feest, Improvisatie 2, Vers, Land Avond, Land, Kritiese Gedichten, 1. Malheur, Leven, In Memoriam Herman van der Reeck, Kritiese Gedichten, 3. Gedicht. Deze handschriften in zwarte inkt met enkele correcties in potlood, zijn alle gewoon op de schriftregels geschreven, geen der verzen springt in, alle woorden zijn door een normale spatie van elkaar gescheiden en alleen aan het begin van nieuwe zinnen en bij eigennamen staan hoofdletters. Het gehele handschrift is van oudere datum dan het hier gereproduceerde handschrift van De Feesten van Angst en Pijn. De afzonderlijke gedichten uit dit cahier worden ter plaatse in de Verantwoording beschreven.
Het hs. van De Marsj van de Hete Zomer in dit cahier staat op de bladzijden 1, 3, 5, 7 en 9 (de tussenliggende linkerbladzijden zijn onbeschreven). Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte handschrift:
188 | vers 5 en volgende, tot en met blz. 190: |
pijnigt priem het lopen van een kind het ganse park
dat zijn reep niet breekt onder het branden van de zon
maar immer even freel zijn zwakke rondheid draait
het aangezicht vol bloed aders die springen
| |
| |
gestapelde kolen werpen goud terug naar de zon
witte riolen vinden hun weg door de harde zwartheid van koledragers
buildragers kruipen gekromd onder de zakkende last van tarwezakken
loodrecht de zon boven de mergelkathedraal
de uitgemergelde straten dragen de loodrechten van zon en kathedraal
alles loodrechten en waterpasrechten met schuine schichten
hoger grijpen hoger gieren metalen wimpels tot aan de zon
alles metaal en scherpe hoeken
harde geometrie snijden segmenten schichten koorden
gespannen barsten bogen worden weer gespannen
spitse benen driehoeken die een cirkel springen doen
parallelen zon kletst een heptagoon in schilferende scherven
schuine stralen spelen schmetterling met schitterende scherven
krast immer sterker leven uit dood.
Huizen prismen kristal smaragd opaal
kobald lucht zon kuip kobald kletterende messing
scherpe driehoeken het ganse gewelf steekt in tongen
platsen ovenrood regen anelin
het krijt waanzin-wit wrijven
bladzijde
191 | vers 1 en 2; 8, 9 en 10; 13 t/m 16 stonden op één regel. |
191 | vers 5: danst woest wild wit |
191 | vers 13-16: niet bevredigd geslacht huilt huilt luid |
192: | |
| enkel messing klinkt tombak klinkt tin giert
de zinken daken branden
giet God warme zink op mijn lippen die dorst hebben
schreeuwen krijsen klinken messing klawieteren gieren
hoger hoger hi
wit krijt krijsen hijgen nog willen stampen
ik wil Kristus zijn die om 3 uur ten hemel stijgt.
(hierna volgde een regel wit) |
193 | vers 1 t/m 4, 5 en 6, 9 en 10, 12 en 13, 14 en 15, 16 en 17, 19 en 20 stonden op één regel. |
193 | tussen vers 4 en 5 stond de regel: zon schittert schichtedans in de blauwe bril |
193 | vers 5: l'eau et l'parfum c'est... |
193 | vers 8: hoepels van de park-straat vrouweklederen |
| |
| |
bladzijde
193 | vers 14-15: vrouwen zijn zij naakt in de zomer |
193 | vers 18: zee ruist uit de klederen |
193 | vers 20 werd afgesloten door een punt. |
194 tot en met blz. 200:
Stropijlen ijlen omhoog slank rank hoog
grenadine zo goed rood waar ik me in baden wil
in de diepte zit kwartet tonen kwirrelen niet in de diepte blijven
linden stom zonder geuren
onbemerkt einde van muziek
krekels kriewelen de mensen in de stad
Fijn en onbeduidend iris opaal doet een fontein
waterrag zacht fijn zo flets te zijn
kristallen cylinders kristallen die door elkander gaan
cylinder wit kleed gaat dwars wit huis
van ver schiet vierhoek trem in de diepere vierhoek straat
ster plets vele triangels - muziek en geometrie - aan een trolley
glas daverend auto's trems zon zilverruiten zwetend asfalt
vormen die elkander steken hoeken maken
kaleïdoscoop analogiën kontrasten nieuw beeld
ander beeld duizend beelden
immers cylinders hoeken prismen conen
schema: loodrecht zon, waterpasrecht aarde.
Balkon ziet mieren krekels, speelgoed fontein karretjes
autopuf naief mechanisme.
Avond huizen zinken indigo op blauw
kontrapunt daartussen rechte vlakken van schalielood waar het licht op
(‘waar het’ doorgestreept)
muziek levend naar het toppunt van violet
indigo is vlak bij blauw valt de onmetelikheid
vlakken op een plan, spijts licht op schalielood (vers doorgestreept).
Ruimte weg éen groot plan met huizen hemel sterren
naast een toren valt een ster waarom geruisloos vuurwerk
lichten dansen duizelig diamanten flitsen flikkeren schichten
| |
| |
klokken bollen zwart in de blauwe avond
zwart-indigo blauw safiergeglinster
donkerte van een cirkus ruimte lichten clowns en fijne equières.
in de avond raapt een krantevrouw de scherven van een gebroken hart
Kruisstraat licht kruis immer licht. Sôter. Verlosser
aan kruisweg pinkt een olielamp valt schaduw op Kristus' hart
dansen groen blauw groen blauw
over het land over het water
glimwormen liefdespel spel van liefde
trekt de blauwe avond samen naar het kleine vlak glimwormen
glimworm klein vlak avond groot vlak
licht blauw duister blauw groeiend prisma
goede slaap beesten en tarwe
maar zang van nachtegaals en padden
immer waarde en tegenwaarde (‘immer’ en ‘en’ met potlood doorgestreept)
waarde is juist tegenwaarde (gehele vers met potlood doorgestreept)
huis snijdt maan zachte hollandse kaas.
Na een regel wit volgt nog onderstaande strofe, die geheel met potlood is doorgestreept en waaronder - niet doorgestreept - de datering Aug-6 Sept 1919 staat:
Mijn land draagt zomer nog zwaarder kermissen
Vlaanderen tarwe kermis bier - en gelukkig zijn -
Laat ons een kruisken maken voor onze Lieve-Vrouw.
de linden geuren nog hun laatste bloesems
later zijn het de rozelaars
Zomernacht belofte de dood is goed
Op dit fragment van De Marsj van de Hete Zomer volgt in het beschreven zwarte cahier op blz. 11 (10 is onbeschreven) een met potlood doorgestreept gedicht dat nooit is gepubliceerd en waarvan de tekst hier ongewijzigd volgt:
| |
| |
| |
Gedicht
Gij zijt alleen voor u mijn God u zelf een kroon
en wat ik doe kan niet u tot mij brengen
kan ook niet zijn een parel in uw kroon
Gij kunt niet mij zijn ik niet u.
Dit kan ik doen mijn boot takelen en op zee gaan
naar uw wind te zoeken mijn zeilen zo leggen
dat zij vergaren uw wind die mijn boot de vaarkracht geeft
en ook de richting Zo kan ik nu reeds bij u zijn
De slechte bootsman komt naar huis
en zegt de zege is weil hij zijn zeilen goed lei
Dat ik slechts zegge mijn zeilen hebben tans het grootst geluk gekend
de dragers van uw wind te zijn
18 Sept. 18.
Ditzelfde gedicht komt ook voor op een met zwart potlood aan één zijde beschreven en grijs geruit kwartovel in het bezit van Mevr. E. Pringsheim. Het wijkt slechts in zoverre van de tekst uit het zwarte cahier af dat vers 4 niet en de verzen 10 en 12 wél door een punt werden afgesloten en dat het woord ‘Zo’ in vers 8 niet met een hoofdletter stond geschreven. Ook de datering is gelijk: 18 Sept 18.
Verder bestaat van dit gedicht nog een typoscript op een kwartovel, gelijk aan die welke onder De Moordenaars en Maskers beschreven zijn, aan één zijde betypt en eveneens in het bezit van H. Goris. Dit typoscript is echter gedateerd: 18 September 19 en vertoont de volgende afwijkingen van de tekst uit het zwarte cahier:
vers 1: ...alleen voor U mijn God u zelf... |
vers 4: ...ik niet U. |
vers 6: ...mijn zeilen zó leggen |
vers 8 en 12 werden afgesloten door een punt.
| |
Barbaarse Dans
De bladzijden 201 tot en met 213 waren met paarse inkt geschreven.
Dit gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 13de jrg., nr. 7/8, juli-augustus 1923, blz. 260-264. Het was daar gedateerd: 1919. Ten opzichte van het hier gereproduceerde handschrift vertoont het de volgende afwijkingen:
| |
| |
bladzijde
203 | vers 2 en 3 stonden op één regel, evenals vers 4 en 5. |
203 | vers 6 werd afgesloten door een uitroepteken. |
203 | vers 7: Slingeren slangen door de stilte |
203 | vers 8 begon met een hoofdletter. |
204 | vers 1, 2, 3, 7 en 8 begonnen niet met een hoofdletter. |
204 | vers 6: boren |
205 | vers 2: slangenogen |
205 | vers 7 en 8 begonnen niet met een hoofdletter. |
206 | vers 1: Zwarte sluiers bliksemen... |
206 | vers 10: Vrouw |
207 | vers 1: Vrouw
laat uw geslacht dansen |
207 | vers 3 begon met een hoofdletter. |
207 | vers 7: Hesperiedehof zich-zelf een Eden |
207 | vers 10: alle dromen danst gij uit |
207 | vers 13 begon niet met een hoofdletter. |
207 | vers 15: in de stille stappen van uw dappere dans |
208 | voorlaatste en laatste vers stonden op één regel. |
209 | vers 10: dat is het spel |
209 | vers 11: van het zijn |
209 | vers 14 begon met een hoofdletter. |
210 | vers 1: ...naar de silhoeetten |
210 | vers 7: buiten is de duisternis |
210 | vers 10: ...op witte duiveveren ligt |
210 | vers 11 en 13: wat is dààr meer... |
210 | vers 17: breekt |
210 | vers 18: onder het lichte wegen van mijn tenen |
211 | vers 16: mijn lach is zo |
211 | vers 19: om |
212 | vers 3 en 4: daarop wast een
boom |
212 | vers 8 begon met een hoofdletter, na een regel wit. |
212 | vers 16 stond boven en niet onder vs. 15. |
213 | vers 2-5: Dringt de dolk onder
mijn linkerborst
in mijn lijf
dat is ge en wonder |
213 | vers 12-13: Vergis ik me niet bij dit laatste doen |
| |
| |
Van het eerste deel van dit gedicht bestaat een handschrift op een grijs gelinieerd blocnotevel, waar van onderen een strook is afgescheurd en dat aan de voorkant met zwarte inkt en zwart potlood is beschreven. De achterkant bevat een briefontwerp in zwart potlood. De tekst van dit hs., in het bezit van Mevr. E. Pringsheim, luidt:
| |
Dans van de Barbaroi
(Met potlood is ‘Dans’ doorgestreept en vervangen door ‘Feest’ en tussen de titel en het gedicht staat rechts in potlood: Inleiding en anitra's dans.)
Slingeren slangen door de stilte
wuiven bomen dwars de blauwe avond
speelt de maan pantheren op de weide
Slingeren slangen stilte groene cobraogen boren
Vallen slangen bladeren van de bomen
hypnose, dromen, zevenhonderd dagen dromen
Duiven wuiven in de dromen
de wereldzijnde slangeogen
de rillende vrees van het verlangende lijf
gierig sissen slangen. Verlangen van de duiven wuift
Op twee grijs geruite blocnotevellen, het tweede iets groter en donkerder getint dan het eerste, beide met zwart potlood op voor- en achterzijde beschreven, in het bezit van Mevr. E. Pringsheim, staat het tweede deel van Barbaarse Dans met er onder de datering Juli Okt 1919. De tekst wijkt op de volgende punten af van het in deze uitgave gepubliceerde handschrift: Geen der verzen springt in en alle woorden zijn door een normale spatie van elkaar gescheiden.
| |
| |
bladzijde
206 | vers 1: Vrouwen in zwarte sluiers bliksemen... |
206 | vers 3: pause golft breder golf |
206 | vers 4 tot en met 7 stonden op één regel. |
206 | vers 8: rillende schaduw... |
206 | vers 10-12: vrouw licht uit het spinneweefsel |
206 | vers 13: trillende stenen water beschrijven het geslacht |
206 | vers 14-16: slang en zo slank |
207 | vers 8 en 9, evenals 11 t/m 13 en 16 t/m 18 stonden op één regel. |
207 | vers 2 laat je geslacht wiegen zijn eigen zielespel |
207 | vers 4: uw borsten de schoonste torens |
207 | vers 5: uw lijf de grootste tempel |
207 | vers 6: de friste boomgaard |
207 | vers 7: hof van de Hesperiden zichzelf Eden. |
207 | vers 9: ...in je lijf |
207 | tussen vers 10 en 11 stond het vers: vrees van dood heb gij weggegolvd |
207 | vers 15: in de stillen stappen... |
207 | vers 18 werd afgesloten door een punt. |
208 | vers 2 t/m 5; 6 en 7; 10 en 11; 15 t/m 17 stonden op één regel. |
208 | vers 1: op het blanke rillen... |
208 | vers 9: en op mijn oogleden... |
208 | vers 10: In de donkerte... |
208 | vers 14: naar de wet van mezelf |
208 | vers 15: en zo zijn mijn armen |
208 | vers 18: en mijn buik die zich-zelve uitdaagt |
208 | vers 19: Ik die schouw het lief die danst |
208 | vers 21: die danst voor hem die schouwt |
208 | vers 22 werd afgesloten door een punt. |
209 | vers 1-2: Luister gij allen die mijn slaven zijt - voeten armen buik - |
209 | in vers 4 en staat ‘zijn’ met een hoofdletter. |
209 | vers 6 werd afgesloten door een punt. |
209 | vers 7-9: En zie mijn gedachte naar mijn voeten die dansen en mijn buik die danst |
209 | vers 10-11: want dat is het spel van het zijn |
209 | vers 12-13: in de wereld. |
209 | vers 14 begon met een hoofdletter. |
209 | vers 18-19: naar de wet van mijn zijn. |
210 | vers 1: Ik zal niet kijken... |
210 | vers 3-5: want licht is enkel wat is rein |
| |
| |
bladzijde
210 | vers 8: ...op de wand zijn duisternis |
210 | vers 10: rode bloeddruppel die op witte duiveveren ligt |
210 | vers 11: wat is dáár meer als ruimte |
210 | vers 12: ...volgen de golf van mijn lijf |
210 | vers 13: wat is daar meer als tijd |
210 | vers 14 begon met een kleine letter. |
210 | vers 15-17 stonden op één regel. |
211 | vers 1-2: Niemand verstaat mij |
211 | vers 3-4: mijn spel is zo eenvoudig niemand kan het raden. |
211 | vers 5-6: Mijn handen voelen al mijn gevoelens die zij... |
211 | vers 7 t/m 9 stonden op één regel. |
211 | vers 11-12: maar lot. |
211 | vers 13-15: Ik lach maar ik lach niemand toe ook niet mezelf |
211 | vers 16-17: mijn lach is zo: ik lach |
211 | vers 18-20: ik ben gelukkig om het wonder mijn lach niet te begrijpen |
212 | vers 1: ...alleen als ik dans en niet eenzaam |
212 | vers 2-5: een eiland ben ik maar daarop wast een boom dat ben ik ook |
212 | vers 6 en 8 begonnen met een hoofdletter. |
212 | vers 7: omdat ik naakt ben, warm en fris |
212 | vers 10 en 11 stonden op één regel. |
212 | vers 14: want hij glinstert zo als mijn tanden |
212 | vers 16-22: Het is wonderlik hoe elk wonder zo dicht is bij mij. |
213 | vers 1: maar wonders zijn schelpen te rapen |
213 | vers 2 t/m 4 stonden op één regel. |
213 | vers 5: dat is geen wonder |
213 | vers 7-11: nu sterf ik omdat mijn dans sterft |
213 | vers 12-13: vergis ik mij niet bij deze laatste ritme |
213 | vers 14-15: Draagt mij weg zolang mijn bloed warm is. |
Van Barbaarse Dans komt ook een handschrift voor in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 13, 15, 17, 19, 21 en 23 (de tussenliggende linkerbladzijden zijn onbeschreven) met de datering: Juli-okt. 1919. Het sluit zich dichter aan bij de tekst op de hierboven beschreven blocnotevellen dan bij het handschrift in deze uitgave en vertoont ten opzichte van de tekst op de blocnotevellen de volgende afwijkingen:
Titel: Barbaarse Dans (geen ondertitel)
| |
| |
vers 1 t/m 3 bevatten geen leestekens op het uitroepteken na.
vers 6: ...panteren... |
vers 10 bevat geen leestekens |
vers 11 begint niet met een hoofdletter. |
vers 16 bevat geen punt. |
vers 18: Mond holoho |
bladzijde
206 | vers 1: zwarte sluiers vrouwen bliksemen... |
206 | vers 3: stilte golft breder golf |
206 | vers 8: rillend schaduw... |
206 | vers 10-12: vrouw licht spinneweefsel |
206 | vers 13: ...stenen water klaar beschrijven geslacht |
207 | vers 2: laat uw geslacht wiegen zijn zielespel |
207 | vers 3: Uw heupen... |
207 | vers 4: ivoren toren |
207 | vers 6: frisse boomgaard |
207 | vers 7: Hesperiedehof zich zelf een Eden |
207 | vers 9: ...in uw lijf |
207 | tussen vers 10 en 11 is een versregel doorgestreept. |
207 | vers 15: in de stille stappen van uw dappere dans |
208 | vers 9: op mijn oogleden... |
208 | vers 10: in de donkerte |
208 | vers 14: naar de wet van mijzelf |
208 | vers 15: zo zijn mijn armen |
208 | vers 16: mijn buik die zich zelf uitdaagt |
208 | vers 21: die danst hem die schouwt |
209 | vers 1-2: Luistert gij allen die een en veel zijt voeten vingers buik |
209 | vers 7-9: En zie denken mijn voeten... |
209 | vers 12-13 werd niet afgesloten door een punt. |
209 | vers 18-19: naar de wet van mijn Zijn |
210 | vers 3-5: licht is enkel wat is rein |
210 | vers 8: ...op de wand is duisternis |
210 | vers 10: Rode bloeddruppel op witte... |
210 | vers 12: ...volgen de golven van mijn lijf |
210 | vers 13: wat is dáar meer dan tijd |
210 | vers 14: moet alles niet zo gespannen zijn |
211 | vers 4 werd niet afgesloten door een punt. |
211 | vers 13-15: Ik lach maar ik lach niemand zelf niet mijzelf |
| |
| |
bladzijde
212 | vers 2-5: ...boom en dat ben ik ook |
212 | vers 7: omdat ik naakt ben warm en fris |
212 | vers 14: want hij glinstert mijn tanden |
212 | vers 16-22 werd niet afgesloten door een punt. |
213 | vers 1: wonders zijn schelpen te rapen. |
213 | vers 12-13: Vergis ik mij niet bij dit laatste ritme |
213 | vers 14-15: Draag mij weg zolang mijn bloed warm is. |
| |
Fatalisties Liedje
De bladzijden 214 tot en met 217 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met zwarte inkt geschreven, de verzen 1 en 6 op blz. 214 en de verzen 8 tot en met 10 op blz. 215 in rood. Behalve het hier gereproduceerde hs. komt het handschrift van dit gedicht voor in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 25 en 27 (blz. 24 en 26 zijn onbeschreven) met de datering: 29-10-19.
Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:
214 | de verzen 2 en 3; 7 en 8 stonden op één regel. |
214 | vers 4 stond onder en niet boven vers 5. |
214 | vers 10: uitgemergelende mensen |
215 | de verzen 5 en 6; 9 en 10; 11 en 12 stonden op één regel. |
215 | vers 3: drijven wrak |
215 | vers 4 begon met een hoofdletter. |
215 | vers 5-6: ...zee zieden zee |
215 | vers 7: loeien doemen doemenis
rustloosheid over mij uit. |
215 | vers 9-10: ...Bach in de kamer naast mij |
216 | vers 5-6: Vrees van mijn wrak-zijn |
216 | vers 7-8: mijn stem klinkt slechts ver en |
216 | vers 9: niet mij-zelf |
217 | de verzen 1 en 2; 3 en 4; 5 en 6; 9 en 10; 11 t/m 13 stonden op één regel. |
217 | vers 9-10: ik worstel mij dood |
217 | vers 11-13 werd afgesloten door een punt. |
Het oudst is een derde handschrift op een grijs geruit blocnotevel, aan beide zijden met zwart potlood beschreven en in het bezit van Mevr. E. Pringsheim. Het is eveneens gedateerd 29-10-19 en vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:
Geen der verzen springt in en alle woorden zijn door een normale spatie van elkaar gescheiden.
| |
| |
bladzijde
214 | titel ontbreekt. |
214 | de verzen 2 en 3; 7 en 8; 9 en 10 stonden op één regel. |
214 | de verzen 2, 5 en 6 begonnen niet een hoofdletter. |
214 | vers 4 stond onder en niet boven vers 5. |
214 | vers 6: Mane thekel phares |
214 | vers 9-10: uitgemergeld land en mensen |
215 | de verzen 5 en 6 stonden op één regel, evenals 11 en 12. |
215 | vers 7-10: zij loeit verdoemenis
rustloosheid over mij uit
Eens was het heel schoon
bij Plato goede rust
iemand speelde Bach in de kamer naast mij |
215 | vers 13 begon met een hoofdletter. |
215 | vers 15 en blz. 216, vers 1 stonden omgewisseld. |
216 | vers 5-6: Haat van mijn wrak-zijn |
216 | vers 7-8: Mijn stem klinkt slechts anderen |
216 | vers 10: Ik val steeds in de wijs |
216 | vers 11: van het schommelende liedje |
216 | vers 12 werd afgesloten door een punt. |
217 | de verzen 1 en 2; 3 en 4; 5 en 6; 9 en 10; 11 t/m 13 stonden op één regel. |
217 | vers 9: ik worstel mij dood |
217 | vers 11-13 werd afgesloten door een punt. |
| |
Priere Impromptue 1
De bladzijden 218 tot en met 220 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met zwarte inkt geschreven.
Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht, onder de titel Voor Groot Register, nog een tweede manuscript op twee, aan één zijde beschreven, blocnotevellen, in het bezit van het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, het A.M.V.C. Onder het gedicht staat in dit hs. links de datering: 1919 en rechts de naam Paul van Ostaijen. Het hs. is waarschijnlijk van ouder datum dan het hier afgedrukte en wijkt hiervan op de volgende plaatsen af:
bladzijde
218 | vers 6: deze regel sprong de lengte van de vorige regel in. |
218 | vers 7: Kind zoek ik te schuilen er is geen hoek |
218 | vers 9, inspringend en doorgestreept: dit is een ware naakte naaktheid |
218 | vers 10: Kelk zal ik nemen dit godsgeschenk |
| |
| |
bladzijde
218 | vers 12: Ook de kelk van leed |
218 | vers 13: - hij die de poort is op wat niet... |
218 | vers 15-16: hij valt uit mijn handen
tot kleine scherven aarde |
219 | vers 1: Zo is de blootheid in mijn huis |
219 | vers 2: zij is zonder leed en zij is zonder blijdschap |
219 | vers 3: Mijn huis is onbegrensd wel |
219 | vers 5 begon met een hoofdletter. |
219 | vers 7: ...God zelve is |
219 | vers 8-9: Overal zie ik de hand die de verhouding zet |
219 | vers 11-12: vóór de stomme (hiertussen ‘zee’ doorgestreept) luide zee
en het gehuil van dingen die geluidloos zijn |
219 | vers 13: Bidden God te geven de kelk die niet te weigeren is |
219 | vers 15 ontbrak. |
219 | vers 16 en 17 stonden op één regel. |
220 | vers 13-14: uit scherpe stenen worden malse broden
wanneer het wonder is |
Een derde handschrift komt voor in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 29 en 31 (blz. 28 en 30 zijn onbeschreven) en is gedateerd: 2-12-19. Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte. handschrift:
218 | titel: Improvisatie |
218 | de verzen 5 en 6; 10 en 11; 12 en 13 stonden op één regel. |
218 | vers 9 en 10 begonnen met een kleine letter. |
218 | vers 12 begon met een hoofdletter. |
219 | vers 1 en 2; 8 en 9; 11 en 12; 13 en 14; 16 en 17 stonden op één regel. |
219 | vers 1 begon niet met een hoofdletter. |
219 | vers 7: omdat de weg naar God God zelve is |
219 | vers 8-9: ...de hand van God de verhouding zet |
219 | vers 11-12 werd afgesloten door een punt. |
219 | vers 13-14: Bidden God de kelk te geven niet te weigeren is |
220 | vers 1: Nog is het leed niet zo dat men het grijpt begrippeloos |
220 | vers 3 begon niet met een hoofdletter. |
220 | tussen vers 3 en 4, tussen 8 en 9 en tussen 11 en 12 stond geen regel wit. |
220 | vers 7 en 8 en vers 13 en 14 stonden op één regel |
220 | vers 7-8: ...in de kleine vlakte te midden de vlakte |
220 | vers 13-14 werd afgesloten door een punt. |
| |
| |
| |
Vers
De bladzijden 221 tot en met 229 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met blauwe inkt geschreven.
Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript, in het bezit van het A.M.V.C, op een half blaadje geruit papier, met blauwe inkt beschreven en met op de achterkant het gedicht Winter. Het hs. is waarschijnlijk van jonger datum dan het hier afgedrukte. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
bladzijde
221 | titel ontbrak. |
221 | vers 4: het krimpt een vod edikzatte mond (het woord ‘vod’ is doorgestreept en de regel springt iets in) |
Een derde handschrift komt twee maal voor in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 46 en 47. Het handschrift op blz. 46 is in potlood en niet geheel volledig uitgeschreven, maar wijkt tekstueel niet af van het hs. op blz. 47 in inkt. In het potloodhandschrift wordt een typografische indeling aangegeven, die overeenkomt met het hs. in deze uitgave met uitzondering van vers 4, dat vlak boven vers 5 en even ver inspringend, geplaatst wordt. Het ongedateerde handschrift op blz. 47 komt overeen met het hier gereproduceerde handschrift, doch de verzen springen niet in en worden niet gescheiden door regels wit. Alleen de verzen 7 en 8 zijn als volgt geschreven:
voelen
onbewuste schreden
en vers 9 wordt afgesloten door een punt.
| |
Metafiziese Jazz
Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van het begin van dit gedicht nog een tweede handschrift in inkt dat met enkele verticale gegolfde potloodstrepen is doorgehaald. Het staat geschreven op een kwartovel dat aan de rechterkant voor het opbergen in een ordner is geperforeerd en dat aan de andere zijde het gedicht Aan Cendrars bevat. Het handschrift is in het bezit van Mevr. D. Jonckheere. De tekst hiervan luidt:
| |
| |
| |
| |
Priere Impromptue 2
Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 43 en 45 (blz. 42 en 44 zijn onbeschreven), gedateerd 5(?)-12-19. Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte handschrift:
bladzijde
227 | titel: Improvisatie 2 |
227 | vers 1 en 2; 4 en 5; 6 en 7; 8, 9 en 10; 11 t/m 14; 15, 16 en 17; 18, 19 en vers 1 op blz. 214 stonden op één regel. |
227 | vers 1-2: Ik leg al mijn dragen van... |
227 | vers 3 begon niet met een hoofdletter. |
227 | vers 4-5: Ik leg de schone kleren af beseffend... |
227 | vers 11-14: hij heeft warm die de warmte uitstraalt... |
228 | vers 2: dan moet ik gaan het licht zal ik... |
228 | vers 3 en 4; 5, 6 en 7; 8 en 9; 10, 11 en 12; 14, 15 en 16; 17 en 18; 19 en 20 stonden op één regel. |
228 | vers 3-4: wanneer ik vergeet dat... plaats van licht. |
228 | vers 10-12: ...de tekens zijn zo klaar als de apokalypsis |
228 | vers 19-20: in de witte waanzin laatste dag komt de verzoeking edelstenen bieden |
229 | vers 1, 2 en 3; 4 en 5 stonden op één regel. |
229 | vers 1-3: ...een rotte regen van vlees |
229 | vers 4-5: hun metafyziese zijn schittert verlost... |
| |
| |
bladzijde
229 | vers 13: de lijken van hyena's verspreiden... |
229 | vers 14: daarover is ons vaderstad |
229 | vers 15: men moet zich voeden veertig veertig veertig |
Het gedicht Improvisatie 2 in genoemd cahier wordt voorafgegaan door een gedicht Japans Feest, dat op de bladzijden 33, 35, 37, 39 en 41 geschreven staat (de blz. 32, 34, 36, 38 en 40 zijn onbeschreven) en gedateerd is Nov-dec '19. Het is op iedere bladzijde met twee potloodstrepen doorgestreept en op de laatste anderhalve bladzijde - na de datering, een horizontale potloodstreep en een regel wit - met vier potloodstrepen. Het gedicht is nooit eerder gepubliceerd. De tekst volgt hier ongewijzigd:
| |
Japans feest
Waaiers vol zilver en goud
dood samenraapt klein hout van leven
verwelkt afvalt - hoe vat ik
Hoe vat ik het laatste blad
het schoonste feest onder de feesten
en hoe vat ik de vorm die blad is en tempel
vorm die is de zilverschubbige vis
hoe vat ik het laatste woord
de kwirrelierende leeuwerik
hoe vat ik de baren de blauwe baren
hoe lees (?) ik het laatste verlangen uit mijn ogen
Langs mijn winkel kwam een feestman voorbij
hij speelde een aardig liedje
| |
| |
het geluid van de fluit klonk zo fris
en die frisheid viel in mijn winkel
in een hoek van mijn winkel
Zo zouden zitten op pioenen zoenend
Hij danselde op 't geluid van zijn fluit
zo was het zijn fluit die hem schuifelde door de ruimte
maar op zijn plakkaat danste de mime
In mijn winkel zijn al de kleuren te kopen
die men vinden van Osaka tot Yedo tot China
de kleuren zijn moeten rond kourtisanen oranje en vleesrood
de kleuren lampions kunnen doen leven, glimmen en verbranden
het groen bewegingen van goud in zich draagt
het grille van de goudkever naar de zon meent te stappen
het schrille gillen van sprinkhanen
en karmijnroza met donker zilverschemeren
bladgoud in de ogen te leggen
worden zij een ondoorleesbaar wonder
alle tonen in de vruchten spelen
in de dieren en donkerzwart in zich gesloten
zonder licht beweging hoop
mijn winkel is zo dat men ziet de juiste kleur van de kleur
op loodblauw werkt het donker zilvergrijs
O zingend rood van de ahorn
rijst niet een vrouw veelvuldig uit de vijver
de druppels vallend vol opaal
wanneer zij schudt een warme beest
op iriskelken langs de oever
Als de koekoek koekoek doet
langs de vijver is het goed
kleren van vrouwen vallen geruisloos
| |
| |
een kleur die vergaat langzaam is de beweging maar snel het vergaan.
kon ik alles zingen wat mijn oog vergaart
al klinkt onze stap ook niet in zijn schaduw door
zo zijn wij lang nog over de volle schaduw
Als zij wijd openstaat dan is de orchidee het schoonst
om in de orchidee te gaan
Vallen de blaren van de bloem
zijn de nagalm van het feest
als de vrouwen uit Yokiewara
o het kerzebloemefeest in Yokiewara
waar de vrouwen kerzen zijn
in een zee van kerzebloesems
Kent gij dit feest door bloemen gaan
rijpe bloemen te midden van de bloesems
een kleur die rijst geheimnisvol uit de zee
Ik luister naar haar keelgelach
dat is het zilver uit mijn winkel de glinsterende zilverlak
Kon ik gaan over uw mond die lacht in rood
teehuismeisje dat ik nooit doorschouw
anjelieren dragen diep hun warmste kleur
Kon ik u doorzien bloemeding
danseres die slaat haar tanden met niet zo glinsterende chrisanten
| |
| |
och wat gaf ik niet om dit feest te midden van het feest
ver is het geheim van spel en leven
chrisanten anjelieren orchideen
dat de kelken zich ontvouwen in een laatste nacht lichter dan de dag
danseressen teehuismeisjes
dat het weze de laatste nacht
watervallen van meisjes en bloemen zullen zijn
terwijl de tee de diepste gloed vergaart
enz.
| |
In memoriam Herman van den Reeck
De bladzijden 231 en 233 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met zwarte inkt geschreven.
Dit gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in Ruimte, 1ste jrg., nr. 8/9, 1920, blz. 100. Het was daar gedateerd: 22-7-20. Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:
bladzijde
231 | de titel stond op één regel. |
233 | vers 1: Bloesems bloeien bloemen |
233 | vers 9 werd afgesloten door een punt en gevolgd door een regel wit. |
233 | vers 13-17:
langs gasthuisgrijsheid vlucht in nog flets begeren
|
Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 62 en 63. Op blz. 62 staan in vette letter alleen de verzen:
bloesems bloeien bloemen
zij word
Op blz. 63 staat het gehele gedicht, dat daar gedateerd is: 22-7-20. Het vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van het hier afgedrukte hs.:
231 | titel: In memoriam Herman van der Reeck |
233 | vers 1 tot en met 12 staan, in tegenstelling tot alle andere gedichten uit het bovengenoemde cahier, ten dele inspringend op volkomen gelijke wijze als in het hs. dat in deze uitgave is gereproduceerd. |
233 | tussen vers 9 en 10 staat wel, tussen 12 en 13 geen regel wit. |
| |
| |
bladzijde
233 | vers 12: zij storten thope een zware zwak |
233 | vers 13-17:
langs gasthuisgrijsheid vlucht nog flets begeren
|
| |
Vers 3
De bladzijden 235 tot en met 242 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met rode inkt geschreven.
| |
Vers 4
Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript, in het bezit van het A.M.V.C., op twee ongelinieerde kwartovellen, waarvan het eerste aan beide zijden, het tweede aan één zijde beschreven. Het hs. is waarschijnlijk van ouder datum dan het hier afgedrukte en wijkt hiervan op de volgende plaatsen af:
238 | titel ontbrak. |
238 | vers 7 begon met een hoofdletter. |
238 | vers 14: ...gaf ik de jonge van vier hoog Egipte en Letland
(de laatste drie woorden met paars potlood doorgestreept) |
238 | vers 15 werd niet afgesloten door een vraagteken. |
239 | vers 5: spanning |
239 | vers 15: vod |
241 | vers 12: spannen |
241 | vers 17: een lawiene storten storten storten storten |
242 | vers 1: wat |
Een derde handschrift van dit gedicht, waarschijnlijk het oudste, staat met zwart potlood geschreven op 2 grijs gelinieerde blocnotevellen, waarvan het eerste aan beide zijden is beschreven en het tweede, waar aan de onderkant een stuk is afgescheurd en dat dwars is genomen zodat de lijnen verticaal lopen, aan één zijde. Het handschrift is in het bezit van Mevr. E. Pringsheim en draagt de datering: 2/4/21. Ten opzichte van het hier afgedrukte hs. vertoont het de volgende afwijkingen:
238 | titel ontbreekt. |
238 | de verzen 1 en 3 begonnen niet met een hoofdletter, vers 7 wel. |
238 | de verzen 1, 2, 4, 5, 6, 8 t/m 12 en 15 begonnen midden op het blad; vers 3 sprong iets meer in en vers 7 nog meer; de verzen 13 en 14 sprongen niet in. |
238 | vers 14: postzegels Egipte en Letland gaf ik de jongen van vier hoog |
| |
| |
bladzijde
238 | vers 15 werd niet afgesloten door een vraagteken. |
239 | de verzen 1, 2, 3-4, 11 t/m 14, 16 en 17 begonnen midden op het blad, de verzen 5 t/m 10 stonden geschreven als in het hier afgedrukte hs., evenals vers 15. De verhouding tussen de verzen 17, 18 en 19 bleef dezelfde, maar het geheel begon in het midden. |
239 | vers 1: valt mens |
239 | vers 3 en 4 stonden op één regel. |
240 | de verhouding tussen de verzen 1 t/m 6 bleef dezelfde, maar het geheel begon in het midden. De verzen 7, 8-9, 10 en 11 sprongen niet in. Vers 12 stond recht geschreven. |
240 | de verzen 8 en 9; 13, 14 en 15 stonden op één regel. |
241 | vers 1 stond recht geschreven: sikkelbeen doordwarst me |
241 | vers 2 en 3 stonden zonder inspringen op één regel: het snijdt |
241 | vers 4: snij________________den |
241 | vers 5, 6 en 7 stonden op één regel. |
241 | vers 12 sprong niet in, vers 13 begon waar vers 12 eindigde. |
241 | vers 18 sprong niet in. |
242 | wat
ik wil ademen
ik wil een vis zijn |
| |
Vers 5
De bladzijden 243 tot en met 246 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met zwarte inkt geschreven.
Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript, in het bezit van het A.M.V.C., op een ongelinieerd kwarto-vel, aan beide zijden beschreven. Onder het gedicht staat in dit hs. rechts de datering: 8/4/20. Het hs. is waarschijnlijk van ouder datum dan het hier afgedrukte en wijkt hiervan op de volgende plaatsen af:
243 | titel ontbrak. |
243 | vers 1 en 2 stonden op één regel. |
243 | vers 9: te midden protestantse feldwebels |
243 | vers 12 stond boven en niet onder vers 11. |
244 | vers 1: ...en Meister Eckardt |
244 | vers 2 en 3 stonden op één regel. |
244 | vers 10 begon niet met een hoofdletter. |
244 | vers 12: ...is het kokaïn (laatste woord met inkt doorgestreept) gif |
| |
| |
bladzijde
244 | onder vers 14 stond de regel die met potlood is doorgestreept:
ik schrijf homoseksuele brieven omdat ik niet anders durf |
244 | vers 16 en 17 stonden op één regel: ... op de melodie van Frère Jacques |
De melodie van Frère Jacques is dezelfde als het Noordnederlandse ‘Vader Jacob, vader Jacob, slaapt gij nog’.
| |
Vers 6
Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript, in het bezit van het A.M.V.C., op een ongelinieerd kwarto-vel, aan beide zijden beschreven. Onder het gedicht staat in dit hs. rechts de datering: 8/4/20. Het hs. is waarschijnlijk van ouder datum dan het hier afgedrukte en wijkt hiervan op de volgende plaatsen af:
245 | titel ontbrak. |
246 | vers 3 begon niet met een hoofdletter. |
| |
Priere Impromptue 3
De bladzijden 247 tot en met 254 van deze uitgave waren in de handschriftuitgave met blauwe inkt geschreven.
Behalve het hier gereproduceerde hs. bestaat van dit gedicht nog een tweede manuscript, in het bezit van het A.M.V.C, op een ongelinieerd kwarto-vel, aan beide zijden beschreven. Het hs. is waarschijnlijk van ouder datum dan het hier afgedrukte en wijkt hiervan op de volgende punten af:
247 | vers 3 en 4 stonden op één regel. |
248 | laatste vers: geen wenen meer |
| |
Land Avond
Dit gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in Ruimte, 2de jrg., nr. 6/7, 1921, blz. 81. Ten opzichte van het hier afgedrukte hs. vertoont het de volgende afwijkingen:
251 | vers 6: Lamp licht stad zonnekult op vlakke weide |
251 | vers 10: rinkelkettingtingelen |
251 | vers 13: sprong-en-dans-hond |
251 | vers 15 begon met een hoofdletter. |
252 | onder vers 5 stond de inspringende regel: boze boom |
252 | vers 7, inspringend: van zwart naar WIT dansende boom |
252 | onder vers 8 stond de inspringende regel: vloed angst |
252 | vers 9: hondsvod |
Behalve het hier gereproduceerde handschrift komt het hs. van dit gedicht voor in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 49 en 51 (blz. 48 en 50 zijn onbeschreven) met de datering: Sees- | |
| |
haupt (woonplaats van Campendonk) 19-6-20. Het vertoont de volgende afwijkingen van het hier afgedrukte hs.:
bladzijde
251 | vers 7 begon niet met een hoofdletter. |
251 | vers 9: bassende hond |
251 | vers 13: springdansende hond |
251 | vers 14: dans van de hond vóór de maan |
252 | vers 3: vóór de maan dansende boom |
252 | vers 6: van zwart naar wit dansende bomen |
252 | vers 7 en 8 stonden op één regel, evenals vers 9, 10 en 11. |
252 | vers 9-11: hondsvod vallen van maan bezeten hond
slag slaan kikkers |
| |
Land Rust
Dit gedicht werd onder de titel Land voor het eerst gepubliceerd in Ruimte, 2de jrg., nr. 4/5, 1921, blz. 71-72. Ten opzichte van het hier afgedrukte hs. vertoont het de volgende afwijkingen:
253 | vers 1: Avond rilt freel in zinken |
253 | vers 3: gebeuren zonder gebeuren |
253 | vers 6-10: geluidloos worden van geluiden
afgegrensd zijn
van zich zijn en
zinken
vallen |
253 | vers 15: zwaluwen drukken hoogste draad |
253 | vers 16: koorddanserroutine charme en evenwicht |
254 | vers 1: en |
254 | vers 2: duidelikst feit van het prinsiep |
254 | vers 7: maar hier alles |
254 | vers 7-9: wat daaronder verwaast opgelost opaal |
254 | vers 11, 12, 15 en 16 begonnen met een hoofdletter. |
254 | vers 14: stram staat huis |
254 | vers 18: Huis rust in stram________________wit Staan |
Behalve het hier gereproduceerde handschrift komt het hs. van dit gedicht voor in het onder De Marsj van de Hete Zomer beschreven cahier op de bladzijden 53 en 55 (blz. 52 en 54 zijn onbeschreven) met de datering: Seeshaupt 9 Juli '20. Het vertoont de volgende afwijkingen van het hier afgedrukte hs.:
| |
| |
bladzijde
253 | titel: Land |
253 | vers 3: gebeuren zonder gebeuren |
253 | vers 8: van-zich-zijn |
253 | vers 16: koorddanserroutine charme en evenwicht |
254 | vers 1 en 2 stonden op één regel. |
254 | vers 7, rechter deel stond onder het linker deel en vormde met vers 8 en 9 één regel, die werd afgesloten door een punt. |
254 | vers 11: Slaan kikkers éen slag |
254 | vers 18: huis rust in stram wit staan. |
| |
Angst
De bladzijden 255 tot en met 269 waren met paarse inkt geschreven. Aan de voet van blz. 255 stond met potlood geschreven: (Nota: tussen dit blauw en purper is een wit blad te interkalleren om het blauw dat met het purper niet samengaat, ook daarvan te scheiden).
| |
7. Bezette Stad
De bladzijden 273 tot en met 419 van deze uitgave zijn een verkleinde reproduktie van de bundel: Bezette Stad, Uitgave van het Sienjaal, Antwerpen, 1921. 154 ongenummerde blz. Omslag, 21, 5 x 28 cm, van wit papier met een tekening van Oscar Jespers in blauw en zwart, waarin de woorden: ‘Bezette Stad, Paul van Ostaijen, Sienjaal 1921’ zijn verwerkt.
In deze uitgave zijn niet gereproduceerd: blz. 1 van de oorspronkelijke bundel met de woorden ‘Bezette Stad’ tussen twee horizontale strepen; blz. 3, de titelpagina, met de woorden: ‘Paul van Ostaijen, Bezette Stad, Originaalhoutsneden en tekeningen van Oskar Jespers (hieronder een vignet tussen twee horizontale strepen), Uitgave van het Sienjaal, Boisotstraat 25, Antwerpen, 1921’; blz. 4 met het colofon: ‘Van dit boek werden gedrukt 40 eksemplaren op Vergé d'Arches, genummerd van 1 tot 40, en 500 eksemplaren op Vélin Registre, genummerd van 41 tot 540. De nummers van 1 tot 10 werden voorbehouden. Dit is nummer... Alle rechten voorbehouden. Copyright by Paul van Ostaijen’; en blz. 153 met het colofon: ‘Dit boek werd gedrukt bij F. Casie / drukker te Antwerpen / in de maanden februarie en maart / Bij ontstentenis van de dichter werd de korrektuur / voornamelik de overeenkomst van het typografiese met het manuskript en de aanduidingen / bezorgd door Oskar Jespers en René Victor’.
Waarschijnlijk is het gehele werk geschreven in het jaar 1920 te Berlijn.
| |
| |
In een brief van 15 aug. 1920 schreef Paul van Ostaijen aan zijn vriend Peter Baeyens, de ‘Mijnheer Zoënzo’ van de Opdracht waarmee Bezette Stad opent: ‘Mijn gedicht de obus in de stad schiet goed op. Af zijn 1) opdracht Pet. B. (10 blz.), 2) bedreigde stad (10 blz.), eenzame stad (2), Zeppelin Londen (1), en ik werk nu aan holle haven waarvan reeds 6 blz. af.’ En op 20 aug. 1920 schreef hij eveneens aan P. Baeyens: ‘Bezette Stad werd “verrijkt” met volgende gedichten: Verlaten Forten, Stad Stilleven, Nomenklatuur van verlaten dingen, de obus over de stad, De Zirkus van de h. Geest, Asta Nielsen, Banale Dans, huis stad ik, sous les ponts de Paris, goed nieuws. - Al deze gedichten heb ik niet meer getipt maar zo goed het gaat het model in handschrift geschreven. Oscar Jespers komt op 22 dezer naar Berlijn en zal dan deze dingen mede nemen. Te maken is nog: de triestigheid vijf-uur-'s morgens, het ontwaken van de bezette stad (±1916), innerlike leven, Folies-Bars (Ave maria + tranen maman: que c'est jolie), verlaten kino (cinema met piano “mais le plus joli rêve”), de aftocht (Liebknecht!), soldaat van Bapaume. - Dit ongeveer alles, geeft, hoop ik, een voorstelling van alles wat is “Bezette Stad”. Het zal dus een groot stuk worden. Noteer: de laatste gedichten zijn niet zo groot als opdracht of bedreigde stad. Asta Nielsen is het langste van deze nieuwe. “Sous les ponts de Paris”, van dit gedicht ben ik nog niet zeker of het blijven zal of het aftrappen môt. Het is een half misties gedicht, handelt over Kristos. Toch ligt er weer veel bezette stad in en daarom weet ik nog niet wat ik dôn moet.’
Het handschrift dat als kopij voor de bundel Bezette Stad diende, is bewaard gebleven en in het bezit van H. Goris. Het bestaat uit 136 kwartovellen, waarbij van vel 12 aan de bovenzijde een derde is afgescheurd. Het is grotendeels in zwarte inkt geschreven, doch ten dele is het een typoscript. Op de achterzijde van een aantal bladen staan eveneens teksten uit Bezette Stad in machineschrift en, op blad 106 en het laatste blad, in handschrift, welke teksten in de meeste gevallen met potlood zijn doorgestreept. De uitgave blijkt bij vergelijking een nauwkeurige weergave van het handschrift.
Per gedicht volgen hieronder de afwijkingen van het handschrift en van de tekst die op de achterzijde van een aantal bladen voorkomt. Deze vermeldingen blijven beperkt tot de tekstuele afwijkingen en geven niet de typografische afwijkingen die de tekst op de achterzijden ten opzichte van de hier gepubliceerde uitgave vertoont. Ten einde het voor belangstellenden mogelijk te maken zich ook hiervan op de hoogte te stellen, zijn fotokopieën van het gehele handschrift gedeponeerd in het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen en in het Letterkundig Museum te Den Haag.
| |
| |
De bladen 1, 2 en 3 bevatten de teksten van de bladzijden 1, 3 en 4 van de oorspronkelijke uitgave, die hier niet zijn gereproduceerd (zie boven). Op de achterzijden van deze bladen staan typogrammen van fragmenten, waarvan alleen dat op de achterzijde van blad 1 met potlood is doorgestreept.
| |
Opdracht aan mijnheer Zoenzo
Dit gedicht staat op de bladen 4 tot en met 15 van het handschrift. Blad 4 t/m 11 is beschreven met zwarte inkt, blad 12, 14 en 15 is getypt en blad 13 is beschreven met zwarte en rode inkt en in deze uitgave op blz. 17 verkleind gereproduceerd. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven.
Ten opzichte van de hier gereproduceerde uitgave vertoont het handschrift de volgende afwijkingen:
bladzijde
9 Boven het gedicht stond: Opdracht
aan Peter Baeijens
welke regels met potlood waren doorgestreept.
9 | vers 15: d'un assasin |
15 | vers 14: Utahidianen Asteken |
16 | vers 10: maar |
16 | vers 14: ...tot nut van de mensheid |
16 | vers 17: haar parfum quelques fleurs Houbigant... |
16 | vers 18: miché rigoler gigolo gousses... |
Op de achterzijden van de bladen 63, 64 en 17 t/m 21 staat dit gedicht als doorgestreept typoscript, met uitzondering van de gedeelten die in deze uitgave van blz. 14, vers 10 tot blz. 15, vers 10 en op blz. 17 staan afgedrukt. Dit typoscript wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:
9 | tussen titel en vers 1: aan Peter Baeijens. |
9 | vers 7: het Stalen Gevang la Prison d'Acier |
9 | vers 8-11: macaronifilms graven princessen
en |
10 | vers 2: aero's blokkade duikboten soldeniers vreemde rassen |
10 | vers 11: van alle kathedralen |
10 | vers 20-21: NIHIL in alle talen in alle dialekten |
11 | vers 3: zut katedralen bouwen en omschieten |
11 | tussen vers 15 en 16: laf te zijn ongehoord laf te zijn |
12 | vers 6: hol echöeren |
12 | vers 10: laat de ministrers de... |
12 | tussen vers 11 en 12: de mensen maken engelen |
| |
| |
bladzijde
12 | onder vers 14: (de rest in 't frans) |
13 | vers 6: alpha (letter, niet margarine) bêta dzêta hêta thêta |
13 | vers 14: heroike idealen |
13 | vers 20: bekroning:
twee niet banale verliefden |
13 | vers 24: Wij hebben gekend alle liedjes
evolutie van Walzertraum in drie talen |
14 | vers 4: Tango rouge |
14 | vers 5: Dans mon pays engelse wijs frans tekst |
14 | vers 7-8: Rue de la Glacière
Car voici l'heure du tango
Ich tanz so gern ich tanz so gern |
15 | vers 12: je hebt Europa doorgebaladeerd |
De afwijkingen op blz. 16 zijn gelijk aan die van het handschrift (zie boven).
| |
Bedreigde Stad
Na blad 16, waarop aan de voorzijde met rood potlood staat geschreven: ‘Houtsnee’ en waarvan de achterzijde een circulaire is van de Banque Centrale Anversoise van 12 juni 1911, volgt dit gedicht op de bladen 17 tot en met 30. Op de achterzijden van al deze bladen staat een typoscript, dat overal, behalve op de laatste drie bladen, met potlood is doorgestreept. Het handschrift is geheel in zwarte inkt en wijkt niet af van de hier gereproduceerde uitgave.
Op de achterzijden van de bladen 25 t/m 27, 2, 28 t/m 30 en 1 staat dit gedicht als typoscript, dat alleen op de bladen 2 en 28 t/m 30 niet is doorgestreept. Van de gedeelten die in deze uitgave van blz. 24, vers 10 tot blz. 25, vers 16 en van blz. 31, vers 12 tot blz. 33 vers 7 staan afgedrukt ontbreekt de tekst in het typoscript. Het typoscript is gedateerd: 27 julie 5 aug. '20 en vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:
23 | titel: De bedreigde Stad |
23 | vers 2: marj mortieren |
23 | vers 4: ...heil Dir in Siegerkrans |
23 | vers 8: kruipt al gauw de kelder in
ze hebben bommen bij |
23 | tussen vers 12 en 13, inspringend: STAN |
23 | vers 15: de saccaden van het vertrappelelde leger |
24 | vers 3: de ganse landweg 200 automobielen Rood Kruis |
24 | vers 5: 200 sirenen |
| |
| |
bladzijde
24 | vers 9: en de vluchtenden de eindeloze stoet van vluchtenden |
26 | vers 6: ...in een huis (record van spoedbestelling) |
26 | vers 8: flakkeren van vlam voor de maan maan voor De Vlam |
26 | tussen vers 13 en 14: egelfilosofie hou je dood |
27 | vers 8: c'est tout juste ce qu'il faut |
27 | vers 13-14: dat is kippevlees
al geefje jouw maquereau heel je schat - niet die van je hart
de andere - toch vallen de obussen
spijts je pépetteliefdadigheid |
27 | tussen vers 19 en 20: kanonhondsdagen |
28 | vers 4: Manon Mimi tul goud pailjetten en tanden
de lange Irène Renée schaarlaken zilver voile
dof zwart Gaby en coiffure à la Récamier
zwart harmonie met hare zware heupen
belachelik kleine voeten vet roza escarpins |
28 | tussen vers 10 en 11: Rubens Pieter-Pauwel kan zich zot staren |
28 | tussen vers 11 en 12: de la bonne chaire flamande
veertigjarige jodin eerbiedwaardig bassin |
28 | vers 18: haar tailleur is te ouderwets... |
28 | vers 20: de lange Irène heeft het bizonder koud zilveren slangemazen |
29 | vers 1: pas op voor de ratten
vooral de mannetjesratten
dat zoekt
en wie zoekt die vindt |
29 | vers 5-6: c'est le moment qui passe
BOM is gekomen als de grote emmerdeur
gymnasiast juist bij levensprong
stoppen in volle proloog
vrouw vordt bezeten door simultaniëteit van de beweging
ditmaal zonder twijfel niks meer te verhelpen
't kind zal hebben het suikerbroodhoofd van een obus
gaga zegt jammer nu begon het te gaan
(misschien onkontrolleerbaar renommeren)
NU
autorennen vliedende vlucht |
29 | vers 11: wrakke auto's rijten donkere lappen van nacht |
29 | vers 13: onregelmatige saccaden vertrapte mensen |
| |
| |
bladzijde
30 | vers 5: stappen drinken dorre straat |
30 | vers 9: makabere dans van ijzeren ribben |
31 | vers 9-10: gillende stafauto
gillen sirenen lichte strook in stropige nacht |
33 | vers 14: kon men dat slechts niet simbolies |
34 | vers 1: Kwatta = de Ruijter + Tromp + 2 de Wit
(niet betaald voor de reklaam ik ben een idealist)
filmdirekteurs kunnen jammeren zo'n okkasie laten voorbijgaan |
34 | laatste vers: vluchtend leger
de 3 leeftijden
(de vier omgedraaide regels aan de voet van de blz. ontbraken) |
35 | tussen vers 2 en 3: masochistiese marsj
marsj met Puppchen |
35 | vers 12: heel de provincie Pommern lummels |
35 | tussen vers 15 en 16: n' existe que dans les chansons en Bochie |
35 | vers 18-19: waaas wer hat Donnerwetter nochmal wer hat das
gewagt |
36 | tussen vers 1 en 2: (als je goed toekijkt kan je la Grande Roue draaien zien)
binnen een week dejeuneert de heer Oberleutnant
met de ex-maitressen
van
Napoleon I
Napoleon III
Leopold II
Pitt
Metternich |
36 | laatste 2 verzen: eksode
!SIEG! |
| |
De Obus over de Stad
Dit gedicht staat op de bladen 31 tot en met 36 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Dit gedicht komt niet voor als typoscript. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:
38 | laatste vers werd afgesloten door een punt. |
39 | vers 19 begon met een hoofdletter. |
| |
| |
bladzijde
41 | laatste vers: off. Kas.4.Reg.Bielef. |
| |
Verlaten Forten
Na blad 37, waarop aan de voorzijde met rood potlood staat geschreven: ‘Houtsnee verlaten forten’ en dat geheel gelijk is aan blad 16, volgt dit gedicht op de bladen 38 en 39 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Dit gedicht komt niet voor als typoscript. Het handschrift vertoont geen afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave.
| |
Eenzame Stad
Dit gedicht staat in machineschrift op de bladen 40 en 41 van het handschrift. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Dit gedicht komt bok voor als doorgestreept typoscript op de achterzijde van blad 114 en 56 en is daar geheel gelijk aan het typoscript op de bladen 40 en 41. Het handschrift vertoont de volgende afwijking van de hier gereproduceerde uitgave:
48 | vers 1: C'Est la pluie... |
| |
Holle Haven
Na blad 42, waarop aan de voorzijde met rood potlood staat geschreven: ‘tietel Holle Haven’ en dat geheel gelijk is aan blad 16, volgt dit gedicht op de bladen 43 tot en met 52 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven.
Ten opzichte van de hier gereproduceerde uitgave vertoont het handschrift de volgende afwijkingen:
51 | laatste vers: Bewogen de wanden slechts gloeiend vertelling... |
52 | vers 16: jaarmarkt jeugdjaren gefascineerd door... |
53 | vers 4: ...verliet Parijs verlange le HÂVRE |
53 | vers 11: duizendvoudig e________________cho / onder... |
55 | 2de vers van onderen: DANSING |
58 | vers 7: die Hafenkommantur (hierbij in ander potloodhs.: Niet dan vergeten?) |
58 | vers 8: KARTAGO |
59 | vers 7: Dynamo |
59 | vers 12: stroom en bootjes asymetriese verhouding |
60 | vers 16: HalT! Hier ist's zum... |
60 | vers 20: Nordisk City |
De gedeelten van dit gedicht die in deze uitgave vanaf blz. 55, vers 7 tot en met blz. 57 en op de bladzijden 59 en 60 staan afgedrukt, komen als typoscript voor op de achterzijden van de bladen 4, 24, 23 en 22, welk typoscript
| |
| |
alleen op blad 4 niet met potlood is doorgestreept en op de rand van blad 22 verticaal in inkt is gedateerd: 12-15.8.20.
Dit typoscript wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af.
bladzijde
55 | het middenstuk van de tekst onder vers 6 is door een gat in het papier onleesbaar. |
55 | vers 7: Tabakos |
55 | vers 8-9: Themistoklès Chyriadis |
55 | vers 14: ...ank kaai 7 |
55 | vers 18: HARWICH-ANTWERP |
56 | vers 6: en gegeven een schilderkunstige gelijkwaarde |
56 | onder vers 9: zo schrijf ik de foto van deze volle haven voor mij |
56 | vers 10: ...kaseiden bewogen in vele richtingen |
57 | tussen vers 11 en 12 is het woord ‘spirits’ met inkt, schuin omhoog lopend, tussengevoegd. |
59 | vers 7: Dynamo |
59 | vers 11: van heel dichtbij zien in vogelvlucht en vlakgetrokken |
59 | vers 12: stroom en bootjes asymetriese verhouding |
60 | vers 16: ‘HalT! Hier ist 's zum... |
60 | vers 20: Nordisk Flagge |
60 | vers 21: bij hollandse Kee |
| |
Bordel
Dit gedicht staat op de bladen 53 en 54 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont geen afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave.
Van dit en alle volgende gedichten uit Bezette Stad komen geen typoscripten meer op de achterzijden der handschriftbladen voor. Wél komt nog tweemaal een fragment in doorgestreept handschrift op de achterzijden voor, nl. van Music-Hall en De Aftocht (zie de Verantwoording bij deze gedichten).
| |
Zeppelin
Dit gedicht staat op blad 55 van het handschrift, in zwarte inkt. De achterzijde is onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:
63 | titel: de tekening hiervan wijkt af van de in de uitgave gebruikte houtsnede en heeft letters van gelijke hoogte, dus geen zeppelin-vorm. |
63 | vers 6: farewell, Leicester |
| |
| |
| |
Lege Bioskoop
Dit gedicht staat op blad 56 van het handschrift, in zwarte inkt. Op de achterzijde van het blad staat een met potlood doorgestreept typoscript. Het handschrift wijkt niet af van de hier gereproduceerde uitgave.
| |
Nomenklatuur van verlaten Dingen
Dit gedicht staat op de bladen 57 en 58 van het handschrift, in zwarte inkt. De achterzijden van de bladen zijn onbeschreven en het handschrift wijkt op de volgende plaats af van de hier gereproduceerde uitgave:
bladzijde
| |
Stad Stilleven
Dit gedicht staat op de bladen 59, 60 en 61 van het handschrift, in zwarte inkt. De achterzijden van de bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:
67 | vers 4: de laatste vignet staat een zware klomp zwart |
67 | vers 11: pagen jonkvrouwen oranje en 1 Sent-praline-roza |
| |
Dodezondag
Na blad 62, waarop aan de voorzijde met rood potlood ‘Houtsnee’ en een schets van deze houtsnede staat en dat geheel gelijk is aan blad 16, volgt dit gedicht op de bladen 63 en 64 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. Op de achterzijden van deze bladen staat een met potlood doorgestreept typoscript.
Het handschrift vertoont geen afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave.
| |
Sous les Ponts de Paris
Dit gedicht staat op de bladen 65 t/m 69 van het handschrift, beschreven met zwarte inkt, die aan de achterzijde onbeschreven zijn. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:
75 | vers 4: om in een offerblok centen te vangen |
76 | vers 7 begon niet met een hoofdletter. |
78 | vers 6: achter ‘Landsturmman’ stond in potlood een ‘s’ geschreven. |
| |
Rouwstad
Dit gedicht staat op de bladen 70 t/m 75 van het handschrift, met zwarte inkt beschreven, die aan de achterzijde onbeschreven zijn. Het handschrift vertoont de volgende afwijking van de hier gereproduceerde uitgave:
84 | vers 11: dof echoeren in mist |
| |
Banale Dans
Dit gedicht staat op de bladen 76 en 77 van het handschrift, beschreven met
| |
| |
zwarte inkt, die aan de achterzijde onbeschreven zijn. Het handschrift vertoont geen afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave.
| |
Huis Stad Ik
Dit gedicht staat op de bladen 78 en 79 van het handschrift. Verder gelden dezelfde opmerkingen als bij Banale Dans, behalve dat het handschrift de volgende afwijking vertoont van de hier gereproduceerde uitgave:
bladzijde
88 | vers 10: in haar woorden |
| |
Goed Nieuws
Dit gedicht staat op blad 80 van het handschrift. Verder gelden dezelfde opmerkingen als bij Banale Dans.
| |
Grote Zirkus van de H. Geest
Deze tekst staat op blad 81 van het handschrift, geschreven met zwarte en rode inkt. De achterzijde is onbeschreven. Het handschrift wijkt alleen in zover af van de hier gereproduceerde uitgave dat vers 2 niet werd afgesloten door een punt en de lijst van het affiche in rechte zwarte lijnen was getekend.
| |
Music Hall
Na blad 82 van het handschrift (dat de getekende tussentitel De Kringen naar Binnen bevat, waar de houtsnede op blz. 93 van deze uitgave naar gemaakt is, en waarvan de achterzijde onbeschreven is) en na blad 83 (met in rood potlood: ‘tietel Music Hall’, welk blad gelijk is aan blad 16), volgt dit gedicht op de bladen 84 tot en met 94 van het handschrift, beschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:
97 | boven de tekst stond de doorgestreepte titel: Music-Hall. |
98 | vers 8 stond geheel onderstreept, dus ook het tweede gedeelte had cursief gezet moeten worden. |
99 | vers 3: boven het woord ‘Giuseppe’ stond in potlood ‘Guiseppe’. |
107 | vers 4: je dynamo |
Alleen het gedeelte van dit gedicht dat op blz. 102 van deze uitgave gereproduceerd is komt als doorgestreept handschrift nog eens voor op de achterzijde van blad 106 van het handschrift. De enige afwijking van de hier gereproduceerde uitgave is:
| |
| |
| |
Asta Nielsen
Na blad 95, waarop aan de voorzijde met rood potlood staat geschreven: ‘Asta Nielsen’ en dat geheel gelijk is aan blad 16, volgt dit gedicht op de bladen 96 tot en met 103 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:
bladzijde
111 | titel: Asta Nielsen (met potlood doorgestreept) |
111 | laatste vers: ...de slappe bloen (hiernaast in potlood: m of n?, waarvan ‘of n’ doorgestreept) |
113 | vers 6: b.v.o. verfletse lenden |
114 | vers 4: van electriciteit |
115 | vers 5: niets gaat je zo goed dan tape-à-l'oeil |
117 | vers 1: beurskoningin met |
| |
Mobile
Dit gedicht staat op de bladen 104 en 105 van het handschrift, in zwarte inkt. De achterzijden der bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:
119 | vers 1: Orkestmeester orchestrionpage |
119 | vers 3: overzij sierlik gebaar |
| |
Bar
Na blad 106, waarop aan de voorzijde met zwarte inkt de titel Bar staat geschreven en dat aan de achterzijde een doorgestreept handschrift bevat, volgt dit gedicht op de bladen 107 tot en met 112 van het handschrift, geschreven met zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:
126 | vers 14: Cilinder Cicloon (beide woorden schuin als in deze uitgave) |
127 | vers 12: cicloon |
127 | vers 18: lichtende bar is duister |
| |
Folies Bar
Na blad 113, waarop aan de voorzijde met rood potlood staat geschreven: ‘Houtsnee’ en waarvan de achterzijde onbeschreven is, volgt dit gedicht op blad 114 van het handschrift, dat aan de achterzijde een met potlood doorgestreept typoscript bevat. Het met zwarte inkt geschreven handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:
131 | vers 4, 12 en 13: Jocelyn |
131 | vers 6: Francia joue l'Ave Maria de Gounod |
| |
| |
| |
De Triestigheid 's morgens
Dit gedicht staat op de bladen 115, 116 en 117 van het handschrift, in zwarte inkt. De achterzijden der bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:
bladzijde
132 | vers 1: Kolkend bleker orchestrion |
133 | vers 1: Nini Kolombine witheid tul vervaagt |
133 | vers 3: ...gaat Nini in... (opklimmend als in deze uitgave) |
| |
De Aftocht
Na blad 118 (waarop aan de voorzijde, niet in de hand van Van Ostaijen, met zwart potlood ‘Einde van De Kringen naar binnen’ staat geschreven en getekend, zoals weergegeven op blz. 135 van deze uitgave en waarvan de achterzijde onbeschreven is) en blad 119 (met op de voorzijde ‘De Aftocht’ geschreven op de wijze als op blz. 137 van deze uitgave en met op de achterzijde, eveneens in zwarte inkt, doch niet in de hand van Van Ostaijen: Voor mijn lieve broer Stan) volgt dit gedicht op de bladen 120 tot en met 134 van het handschrift, in zwarte inkt. De achterzijden van deze bladen zijn onbeschreven. Het handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:
140 | vers 15: snaar springt |
145 | vers 18: (alle monarchen verklaren dat is hun stiel) |
153 | laatste vers werd niet afgesloten door een punt. |
Alleen het gedeelte van dit gedicht dat op blz. 147 van deze uitgave gereproduceerd is, komt als doorgestreept handschrift nog eens voor op de achterzijde van blad 136 van het handschrift. Het vertoont de volgende afwijkingen van de hier gereproduceerde uitgave:
147 | vers 3: siphon heroïque |
147 | vers 11-12: Vive Martell |
147 | vers 13, ‘Suzon’, ontbrak |
147 | vers 14: Wilson panoptikum held |
Blad 135 van het handschrift, waarvan de achterzijde onbeschreven is, bevat een met zwarte inkt geschreven lijstje Storende Errata. Dit lijstje is ook afgedrukt geweest op een blaadje dat aan de oorspronkelijke uitgave van Bezette Stad los was toegevoegd. De tekst hiervan luidde:
|
Storende Errata |
|
|
Er staat |
Meet zijn |
Gedicht Opdracht |
mustachious |
mustachios |
| |
| |
|
gloas |
gloss |
|
tot nu van de mensheid |
tot nut van de |
|
niché |
miché |
|
gigole |
gigolo |
Holle Haven |
gloeiende vertelling |
gloeiend vertelling |
|
MCMIV |
MCMXIV |
|
gefastineerd |
gefassineerd |
|
Tabaxos |
Tabakos |
Huis Stad Ik |
en haar woorden |
in haar woorden |
Goed Nieuws |
Charité Crétienne |
Chrétienne |
Music-Hall |
Guiseppe Verdi |
Giuseppe |
Mobile |
sierlijk |
sierlik |
Folies Bar |
Jocelijn |
Jocelyn |
De Triestigheid 's morgens |
vervangt |
vervaagt |
Aftocht |
snaars pringt |
snaar springt |
Blad 136 van het handschrift, waarvan de achterzijde een doorgestreept handschrift bevat, is aan de voorzijde gevuld met de tekst van het colofon dat op blz. 153 van de oorspronkelijke uitgave van Bezette Stad stond afgedrukt, welke bladzijde in deze uitgave niet werd gereproduceerd, zoals aan het begin van deze Verantwoording vermeld staat.
| |
8. Nagelaten Gedichten
In deze afdeling zijn alle gedichten opgenomen die óf slechts in handschrift aanwezig waren, óf in tijdschriften werden gepubliceerd, zonder ooit in een door Paul van Ostaijen zelf verzorgde bundel te zijn opgenomen. Hoewel bekend is dat Van Ostaijen met het plan rondliep uit deze gedichten zijn eerste ‘definitieve’ bundel samen te stellen, onder de titel Eerste Boek van Schmoll (de naam van een muziekboek voor beginners), is die titel voor deze afdeling niet gebruikt, daar het vrijwel zeker is dat de eerste gedichten hiervan, ontstaan in de tijd van De Feesten van Angst en Pijn en Bezette Stad, niet opgenomen zouden worden. Bovendien is het niet bekend welke van de overige gedichten wel en welke niet voor zijn definitieve bundel bestemd waren.
De gedichten in deze afdeling zijn zoveel mogelijk in chronologische volgorde geplaatst. Aangezien echter slechts enkele gedateerd zijn en de nagelaten brieven van Paul van Ostaijen over de datering weinig gegevens bevatten, is als richtlijn de datum van verschijning in de diverse tijdschriften
| |
| |
genomen, ook al zal het ene gedicht langer in portefeuille gehouden zijn dan het andere. Een groot aantal gedichten is evenwel óf nooit gepubliceerd ófpas na de dood van Van Ostaijen verschenen. In dit geval werd nagegaan of het papiersoort of het schrift van het manuscript in vergelijking met de overige handschriften enige aanwijzing gaf en indien ook dat niet het geval was, werd de volgorde aangehouden van de uitgave der gedichten van Paul van Ostaijen, bezorgd door Gaston Burssens in 1928.
Er is naar gestreefd de meest definitieve lezing der gedichten in deze uitgave af te drukken. Van de gedichten die tijdens het leven van Van Ostaijen in tijdschriften werden opgenomen en - gezien de correspondentie - grotendeels door hem zelf gecorrigeerd zijn, vormde de gepubliceerde versie het uitgangspunt. De afwijkingen in de bestaande handschriften worden hieronder vermeld. Van de gedichten die eerst na zijn dood verschenen, zijn echter in de eerste plaats de handschriften gevolgd. Hieronder wordt eveneens aangegeven in hoeverre de publikaties na zijn dood - waaraan mogelijk verloren gegane handschriften ten grondslag lagen - afwijken van de gevolgde manuscripten.
| |
Gnomedans
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in een artikel van Dr. Jozef Muls, Een onuitgegeven Gedicht van Paul van Ostayen, in de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent, 1934, blz. 49-60. Het hier gevolgde handschrift, in het bezit van het Archief en Museum voor het Vlaamsche Cultuurleven te Antwerpen, staat in een cahier van 20 blz. Op blz. 2 van het omslag staat de opdracht aan Heinrich Campendonck, en op blz. 1 tot en met 6 het gedicht Gnomedans. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
bladzijde
423 | vers 28 begon niet met een hoofdletter. |
424 | vers 2, 4 en 6, begonnen niet met een hoofdletter. |
424 | vers 21 en 32 werden afgesloten door een punt. |
424 | vers 22: de wolle wolken doorboren |
425 | vers 2: ...de sterren die het dichst bij God zijn. |
425 | vers 6: ...het kuise ruise van de melkwegen. |
425 | vers 27 werd niet afgesloten door een punt. |
Op blz. 7 tot en met 12 van het cahier volgt in de hand van Paul van Ostaijen een Duitse vertaling van het gedicht, de overige bladzijden zijn onbeschreven. De tekst van deze vertaling volgt hier ongewijzigd:
| |
| |
| |
Gnomentanz
Unendlich rauscht Stille des nächtlichen Beischlafs.
Ueberall seiender Beis[ch]laf. Nacht adagio der Erotica.
Sternen stehen schiff ankerfest auf dem Berggipfel.
Blatt fallt auf die Erde. Stiller Kuβ.
Kuβ Laut Kind ist Stille.
Wächst der Beischlaf klingt der Bach leuchten die Lippen des Wassers
zittern die milijonen Küsse der Sterne
die zehntausend myriameter starke Küsse.
Fällt das Schlagen eines Vogels in die blinde Nacht
fällt wieder das Schlagen. Fällt nog.
gedeihen aus der Erde blühen die Bärte wächst das Tal.
Keim wird Kreis aus Kreisen blühen Kreise
blühen Baüme bauen Guirlanden quirlen Guirlanden bauen sich toll.
Wälzen die Erde Kreis wälzen den Erdball Kugel
Schieben die Sfäre rollen die Kugel über die Berge
über den klimmenden Gipfel
über den achttausend meter höchsten Gipfel.
Hopp hopp hopp. Fällt die Kugel
Mond lacht Kreis. Kreis bleibt.
Heer zehntausend klettern aus den Schluchten
Kohlenschluchten Diamantpässen
Goldgruben düster Tal hell licht liegt weiss.
Wirrwarren wiegen wimmeln wogen
Kreuze kreuzen Kreisen wirbeln
Baüme gedeihen wachsen stechen die Sternen. Blumen gebären Wellen
Klimmen steigen Zeichen klimmen steigen
Wallen brechen fallen. Fallen knallen.
Ritte traben Triremen zimmern die Meere sehen.
| |
| |
Flöten wie die Eulen lange laute Laute flöten
huhu lauschen düster die Baüme.
Hihi zehntausend schimmern die Lichter der Käfer
wehen wehen die schwülen Lichte zehntausendmal in dem Tal
Flimmern schimmern Kreisen brechen Kreisen bauen
Scherben von Licht stehen regungslos
Regungslos die Sterne begehren
Begehren bewegen bestehen die Schritte
klatschen die Schritte klettern die Schritte erschallen die Schritte
die wollenen Wolken durchbohren
die glühende blühende brennende Sterne
Leiter gegen die Berge werfen
klimmen keuchen steigen Türme bauen Pfrieme in den Himmelsbauch treiben
Seile legen in die Tiefen des Gewölbes
Auf den Milchstrassen treiben weiterrauschen weiterrauschen
Ha die Sterne! Säcke voll Asteroïden.
Nehmen nehmen pflücken pflücken mähen mähen
Rauchtopazen Smaragden Rubinen Amethysten
Fremde Vögel flügeln weg Feder schwingen Wind.
Gross ist das Land wo Gott ist. Wir haben die Sterne am Gottes nächste nähe.
Gewachsen Baüme am dem Bauch der Erde
haben den Bauch des Himmels genommen
Besudelt hihi das keusche Rauschen der Milchstrassen.
Wir. Verreckt das nächtliche Adagio der keusche Beischlaf.
Die Lichter der Käfer die Baüme die Nachtigallen bedreckt.
Wir. Sperma ist violet. Gift.
Adagio hoho! Fliehen von den Leitern fallen
über die Schluchten springen die Gipfel greifen die Gipfel biegen platzen
| |
| |
gleiten gleiten nägel einander in den Buckel drehen
immer fallende Gnomenleiter
Gnomeringen Gnomentrapezen auf Blutseilen rutschen
fliehen sneller fliehen zehntausend Pferdekraft fliehen.
Dämmerung Gift ist die Luft die Dämmerung kommt.
Fallen fallen. Das Tal. Fallen fallen.
seilen werfen seilen ziehen. Sinken fallen.
Die Nachtigale schlägt noch
Ab! Genick brechen, Brustkasten Phallus brechen
die Schätze! Die Sterne sind gelöscht
Der letzte nächtliche Vogel schlägt.
Leben. Glocken über dem Wald. Unbesudelt sein.
Een tweede handschrift, vermoedelijk van oudere datum, komt voor in de 9 losse cahierbladen uit het bezit van Mevr. E. Pringsheim, die onder Maskers in de Verantwoording beschreven staan. Het gedicht staat op de bladen 2 tot en met 6 van dit handschrift, geschreven in zwarte inkt en gecorrigeerd met potlood; de gehele tekst is daar met gekruiste potloodstrepen doorgestreept. Dit handschrift vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:
bladzijde
423 | titel: Dans der Gnomen |
423 | opdracht ontbrak. |
423 | vers 4: Blad valt op de aarde. Stille zoen. |
423 | vers 5: Kus geluid, kind is stilte. |
423 | vers 6: Wast de bijslaap, klinkt de beek, blinken... |
423 | vers 7, 18, 13 en 29 werden afgesloten door een komma. |
423 | vers 9, 11, 12, 14 en 28 werden afgesloten door een punt. |
423 | vers 10, 15 en 29 begonnen met een hoofdletter. |
423 | vers 11: Op Op. Op |
423 | vers 15 Kiem wordt cirkel, uit cirkel... |
432 | vers 17: Wentelen de aarde cirkel, wentelen... |
| |
| |
bladzijde
425 | vers 18: schuiven de sfeer, rollen de bal... |
423 | vers 22: Maan lacht cirkel. Cirkel blijft |
423 | vers 24: koolkloven, diamantpassen |
423 | vers 25: klimmen, hijgend stijgen |
423 | vers 26: goudgroeven donker, dal hel, licht ligt wit. |
423 | vers 27: Hihi, hihi, cliquetis. |
423 | vers 28: Warrelen. Wiegen. Dwarrelen deinen. |
423 | vers 29: Kruisen kruisen, cirkels wirrelen, |
423 | vers 30: bomen groeien, wassen, steken de... |
424 | vers 1: Klimmen stijgen hijgen klimmen stijgen |
424 | vers 3: wallen breken, vallen. Vallen knallen |
424 | vers 5: Ritten draven, triremen timmeren, de zeeën zien. |
424 | vers 8: fluiten als de uilen, lange luide geluiden fluiten. |
424 | vers 9, 11, 15 en 17 begonnen met een hoofdletter. |
424 | vers 11: Waaien waaien de zwoele lichten tienduizendtal... |
424 | vers 14, 16 en 30 werden afgesloten door een punt. |
424 | vers 19 en 21 werden afgesloten door een komma. |
424 | vers 20: kletsen de stappen, klouteren de stappen, klinken... |
424 | vers 22: de wolle wolken doorboren |
424 | vers 27: klimmen, stijgen, hijgen, torens bouwen, priemen in de... |
424 | vers 30: Ha de sterren. Zakken vol asteroïden. |
424 | vers 32: rooktopazen, smaragden, robijnen, amethysten |
425 | vers 5 werd afgesloten door een punt. |
425 | vers 7: Wij. Verrekt het nachtelike adagio, de kuise bijslaap. |
425 | vers 8: glimwormen, de bomen, de nachtegaals bedrekt. |
425 | vers 9: Ons sperma is geel (met potlood verbeterd in: violet), gif. |
425 | vers 7 t/m 9 waren met potlood doorgestreept. |
425 | vers 10: De (met potlood doorgestreept) adagio hoho! Vluchten, vallen... |
425 | vers 11: springen over de kloven, kruinen grijpen... |
425 | vers 12 werd afgesloten door een komma. |
425 | vers 13: immer vallen de gnomeladders |
425 | vers 14: gnomeringen, gnometrapezen, op bloedbanen snellen. |
425 | vers 15: Vluchten, sneller vluchten, tienduizend... |
425 | vers 16 en 18 waren met potlood doorgestreept. |
425 | vers 17 werd niet afgesloten door een punt. |
425 | vers 19: Touwen werpen, touwen... |
| |
| |
bladzijde
425 | vers 21 doorgestreept, en daarachter, in potlood: Nog vogel slag |
425 | vers 22: Weg. Nek breken, ribbekast breken, phallus breken. |
425 | vers 23 en 26 begonnen met een hoofdletter. |
425 | vers 25 werd afgesloten door een punt. |
| |
Vorst
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 183. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
| |
Aan Cendrars
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Gedichten, Antwerpen, 1928, blz. 139, welke tekst hier ongewijzigd is veergegeven op vers 5 na, waarvan het laatste woord luidde: BLAIS-
De tekst van het handschrift, op de voorzijde van het onder Metafiziese Jazz beschreven manuscript in het bezit van Mevr. D. Jonckheere, vertoont de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave:
427 | vers 5: blaise Blaise Blai - (laatste woord groter geschreven) |
| |
Nachtelijke Optocht
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Ruimte, 2de jrg., 1921, nr. 4/5, blz. 70-71 en was daar gedateerd: 7/20. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
| |
Woord-Jazz op Russies gegeven
Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. De tekst van het handschrift, op 2 gelinieerde foliovellen en in het bezit van het A.M.V.C., is hier ongewijzigd weergegeven.
| |
F. Jespers schildert een Haven
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 30. De tekst van het handschrift, op een gelinieerd blocnotevel met paarse inkt geschreven en in het bezit van Etienne Schoonhoven, vertoont de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave:
Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur de volgende afwijking:
432 | titel: Floris Jespers Schildert een Haven |
| |
| |
| |
Poeme
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 31. De tekst van het handschrift, op een gelinieerd blocnotevel met paarse inkt geschreven en in het bezit van Etienne Schoonhoven, vertoont de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave:
bladzijde
Van dit gedicht bestaat een tweede handschrift op een tot vier bladzijden dubbelgevouwen grijs geruit foliovel, waarvan blz. 1 en 3 beschreven zijn met zwarte inkt en dat op blz. 3 behalve de laatste twee regels van dit gedicht ook nog de tekst van Gedicht (Zon brandt de rozelaar) bevat. Dit handschrift, in het bezit van het A.M.V.C., vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:
433 | titel: Une fois n'est pas coutume |
433 | vers 8: des Trois Rois Mages |
433 | vers 10 en 11 stonden op één regel. |
433 | vers 12 sprong verder in dan vers 11 en 13. |
433 | vers 13: antipode du cor de chasse au fond des bois |
433 | vers 19 begon met een hoofdletter. |
Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur de volgende afwijking:
433 | vers 23: d'Antoinette Breloques |
| |
Huldegedicht aan Singer
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 27 t/m 29. De tekst van het handschrift, op 2 ongelinieerde, aan beide zijden beschreven kwarto-vellen en in het bezit van het A.M.V.C, is hier ongewijzigd weergegeven.
Van dit gedicht bestaat een tweede handschrift, in het bezit van H. Dirkx, dat met zwarte inkt op de voorzijde van drie gelinieerde blocnotevellen staat geschreven en waarvan het derde vel is genummerd: (3 en ondertekend: P. van Ostaijen. Dit handschrift vertoont ten opzichte van de tekst in deze uitgave de volgende afwijkingen:
434 | vers 1, 2 en 3 stonden op één regel. |
434 | vers 3 en 4, inspringend op één regel: hoort hoort |
434 | vers 6 en 14: ...een Singer-naaimasjien... |
434 | vers 8, 10 en 12 sprongen niet in. |
434 | vers 9, 11 en 13 sprongen even ver in als vers 8 in deze uitgave. |
| |
| |
bladzijde
434 | vers 9 en 12 begonnen met een hoofdletter |
434 | vers 17, niet inspringend: Waarheen
wil hij wat elck wat wils wat wil hij |
434 | vers 21: circulez (even ver inspringend, maar niet cursief) |
434 | vers 29: Singer en Sint-Augustinus |
434 | vers 32 sprong even ver in als vers 31. |
435 | vers 2, 3 en 24 begonnen met een hoofdletter. |
435 | vers 5 stond niet cursief en sprong ver in. |
435 | vers 6: der Wirt bittet die verehrteste Kundschaft auf ihre Garderobe
zu achten
Edoch (beide verzen niet inspringend) |
435 | vers 15-16: heeft Hans Sachs een naaimasjien
heeft Hans Sachs een Singer
waarom heeft Hans Sachs geen naaimasjien
waarom heeft Hans Sachs geen Singer |
435 | vers 21 begon niet met een hoofdletter. |
435 | vers 22 sprong even ver in als vers 20: vliegt Hans Sachs storm op zee |
435 | vers 27-28: Circulez slinger een Singer slungel slinger een Singer |
435 | bij vers 30 en 31 evenals bij vers 6 en 7 op blz. 170 stond de aantekening:
(steeds 2 punten stijgen 6-8-10-12-14) |
436 | vers 1 begon niet met een hoofdletter. |
436 | vers 16-24: Zijn gelijk lijkt wel geeikt Jawel
Waarom
wie zegt dat
waar is het bewijs
Hoort luistert weest stil
Alles Vergängliche ist nur ein Gleichnis
maar |
Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur de volgende afwijkingen:
434 | vers 1: Singer |
434 | vers 4 en 5 stonden op één regel. |
434 | vers 6 sprong niet in. |
434 | vers 8, 15 en 18 begonnen niet met een hoofdletter. |
| |
| |
bladzijde
434 | vers 9 begon met een hoofdletter. |
434 | vers 14: ‘singernaaimasjien’ zonder hoofdletter. |
434 | vers 23, blz. 435, vers 25 en blz. 436, vers 25: Singer's Naaimasjien ... |
435 | vers 1 en 19 begonnen niet met een hoofdletter. |
435 | tussen vers 2 en 3 stond de regel: jawel |
435 | vers 4: versta-je geen Nederlands Mijnheer |
435 | vers 15: heeft Hans Sachs geen singermasjien |
435 | vers 26 begon met een hoofdletter. |
436 | vers 1 begon niet met een hoofdletter. |
436 | vers 12: Salvation Army |
| |
Malheur
Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. Het komt voor in een handschrift, in het bezit van het A.M.V.C., dat bestaat uit twee blocnotevellen die op drie zijden beschreven zijn. Op de eerste bladzij staat onder de verzameltitel Groteske Gedichten dit gedicht. Het wijkt op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:
437 | vers 5, 21 en 22 werden afgesloten door een punt. |
437 | vers 16 werd niet afgesloten door een punt. |
Van dit gedicht bestaat een tweede handschrift in het cahier dat onder De Marsj van de Hete Zomer staat beschreven. Het staat daar in zwarte inkt geschreven op de bladzijden 57 en 59 (56 en 58 zijn onbeschreven) onder de verzameltitel Kritiese Gedichten en met de datering: Seesh. 20 6-20. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
437 | vers 2: de heer Knulleke privaatdocent in de nieuwe filologie |
437 | vers 2: zijn sigaar Übersee-Bismarck kan aansteken. |
437 | vers 6 en 7 vormen één regel: ...valt zijn cylinder in de afgrond |
437 | vers 8: ...kledingstuk en een privaatdocent... |
437 | vers 8: wat de heer Knulleke begrijpt |
437 | vers 10: en hij probeert te vatten zijn vallende cylinder |
437 | vers 12 zijn cylinder achterna |
437 | vers 13: verschil weerstand van de lucht |
437 | vers 14: het gelukt hem alzo gelijktijdig met zijn cylinder |
437 | vers 16: ongedeerde cylinder R.I.P. privaat-docent Knulleke |
437 | vers 17: Men versiert de baar van de arme alpetourist |
437 | vers 19 begon niet met een hoofdletter. |
| |
| |
| |
Leven
Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. Het komt voor op de tweede blz. van het bij Malheur beschreven handschrift, en wijkt op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:
bladzijde
438 | vers 1 en 8: achter ‘Dr’ stond een punt. |
438 | vers 11 werd afgesloten door een punt. |
Ook van dit gedicht bestaat een tweede handschrift in het cahier dat onder De Marsj van de Hete Zomer is beschreven en wel op blz. 61 (60 is onbeschreven) met de datering: Seesh. 20-6-20. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
438 | vers 1 en 8: Mevr. Dr. Juris |
438 | vers 2: de éen-kilo-brooddief |
438 | vers 3 en 4 stonden op één regel, evenals vers 5 en 6. |
438 | vers 3-4: ...bedenkt zeven arme kinderen |
438 | vers 7: ‘Het was een sterk stuk’ ontbrak. |
438 | vers 9 sprong niet in. |
438 | vers 12 ontbrak. |
| |
Derde Groteske
Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. Het komt voor op de derde blz. van het bij Malheur beschreven handschrift. De titel luidde: 3. Groteske en onder het gedicht stond een moeilijk te ontcijferen datering (8-20?).
In het cahier dat onder De Marsj van de Hete Zomer is beschreven komt dit gedicht niet voor, maar wel op de bladzijden 65 en 67 (blz. 64, 66 en 68 t/m 80 zijn onbeschreven) een Gedicht waarboven in de rechterhoek geschreven staat: kritiese gedichten 3. Het in zwarte inkt geschreven gedicht is met potloodlijnen doorgestreept en het is gedateerd: 24-7-20. De tekst volgt hier ongewijzigd:
| |
Gedicht
dit weten we nu en ook niet
bewijs: steeds herbeginnen
Ik heb van eenheid gesproken
nu moet ik aan het cijfer denken grote nul
dit zal wel een nieuw idealisme à l'envers van me zijn
| |
| |
Mijn god die (‘die’ doorgestreept) ook zijt de grote negatie
heb je me kommies voyageur in idealen gedacht
merci voor 't geschenk: idealistiese skepsis en a.u.b. andersom
immer deze lust mijn tegenpool te zijn
dan gaat het waarschijnlik om een déjeuner
dit verzuipen in een zee sentimenten en ressentimenten
en dan is er noch wat anders ressentissementen
ne t'emballes pas mon amie un instant
daarna wil ik je experimenteel centrifugale dynamiek bewijzen
quot erat demonstrandum: c'est à recommencer.
| |
Een Schoon Gezicht heeft de Dagblad-Postiche...
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Gedichten, Antwerpen, 1928, blz. 145, onder de titel Toiletartikel. De tekst van het handschrift, op een aan twee zijden beschreven vel geruit papier en in het bezit van het A.M.V.C, vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van de hier afgedrukte tekst:
bladzijde
440 | vers 21 en 23 werden afgesloten door een komma. |
| |
De Droom van het Weesje
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Gedichten, Antwerpen, 1928, blz. 146. De tekst van het handschrift, op een dubbelgevouwen blad geruit papier waarvan alleen de eerste twee blz. zijn beschreven, en in het bezit van het A.M.V.C, vertoont de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave:
441 | vers 29: Ik zal haar antwoorden: mama het je ook... |
| |
Belgiese Zondag
Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. Het komt voor op de eerste twee blz. van een dubbelgevouwen vel geruit papier, in het bezit van het A.M.V.C., en is hier ongewijzigd weergegeven.
| |
Du Gute Kuddelmuddelmutter Erde...
Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. Het komt voor op blz. 3 en 4 van het bij Belgiese Zondag beschreven handschrift, en vertoont de
| |
| |
volgende afwijkingen ten opzichte van de tekst in deze uitgave:
bladzijde
444 | vers 20: Edel-gaümen zur Freude |
444 | vers 22: Du laüfst |
| |
Fiziese Jazz
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Het Overzicht, nr. 16, mei-juni 1923, blz. 65. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
| |
Duizend Duizelkussen Tuimelen...
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Het Overzicht, nr. 18/19, oktober 1923, blz. 106. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:
447 | vers 1 begon niet met een hoofdletter. |
Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een met inkt aan één zijde beschreven half, gelinieerd blocnotevel en in het bezit van Mevr. D. Jonckheere, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:
447 | titel ontbrak. |
447 | vers 1 begon niet, vers 8 wél met een hoofdletter. |
447 | vers 7: cellen wereldvreemde werelden |
| |
Avend Winter Straten
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, dl. 3/4, blz. 183. De tekst van het handschrift, op een met paarse inkt aan één zijde beschreven blocnotevel, in bezit van H. Dirkx, is hier ongewijzigd weergegeven. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:
bladzijde
448 | titel: Avend Winter Straten |
448 | vers 1: Witte blanke autoögen |
448 | vers 15: Schitteren chemies-industrieel violet en groen |
| |
Het Liedje van Twee Sinten
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 182. De tekst van het handschrift, op een met paarse inkt aan één zijde beschreven blocnotevel en in het bezit van Etienne Schoonhoven, is hier ongewijzigd weergegeven. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:
| |
| |
bladzijde
449 | titel: Het Lied van Twee Sinten |
449 | vers 2, 4 en 11: ...van Sint Martin |
449 | vers 12: ik hou van Sint Ninklaas |
| |
Gedichtje van Sint Niklaas
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 13de jrg., nr. 11/12, nov.-dec. 1923, blz. 443. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:
450 | vers 19: massepijn en een citroentje |
Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een met paarse inkt aan beide zijden beschreven blocnotevel en in het bezit van Oscar Jespers, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:
450 | titel: Gedichtje voor Sint Niklaas |
450 | vers 9: wij die wachten op een heel klein beetje honig |
450 | vers 19: massepijn en een citroentje |
451 | tussen vers 1 en 2 was geen regel wit. |
Van dit gedicht bestaat een tweede handschrift op een aan beide zijden met paarse inkt beschreven gelinieerd blocnotevel, dat in het bezit is van het Letterkundig Museum te Den Haag en ondertekend met: Paul van Ostaijen. De tekst hiervan wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:
450 | titel: Gedichtje voor Sint Niklaas |
450 | vers 19: massepijn en een citroentje |
| |
Avond Strand Orgel
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Het Overzicht, nr. 20, jan. 1924, blz. 135. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
bladzijde
452 | vers 4: is de oerang-oetang zeer net |
452 | vers 5, 6 en 26: ...dromadaris... |
Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een aan beide zijden beschreven blocnotevel en in het bezit van Oscar Jespers, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:
452 | vers 4: is de oerang-oetang zeer net |
452 | vers 5, 6 en 26: ...dromadaris... |
452 | vers 11 ‘is ook getemd’ sprong even ver in als vers 10. |
452 | vers 20 t/m 27 sprongen niet in. |
452 | vers 21: zooals ijler steeds en blanker |
452 | vers 24 en 25: witte broze meeuw |
| |
| |
bladzijde
453 | vers 1: okker grijs en rose staan de ezel als een droom |
453 | vers 2 sprong even ver in als vers 1 en was daarvan niet door een regel wit gescheiden. |
453 | vers 3 begon met een hoofdletter. |
| |
Vrolik Landschap
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Het Overzicht, nr. 21, april 1924, blz. 150. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:
454 | titel: Vrolike Landschap |
| |
Landschap
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 14de jrg., nr. 4, april 1924, blz. 127. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
455 | vers 5, 7 en 14 werden afgesloten door een punt. |
455 | vers 9: verlangend alle maandstraalstraten |
| |
Archaiese Pastorale
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 14de jrg., nr. 5, mei 1924, blz. 167. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
| |
In Gotieke Letters
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 14de jrg., nr. 10/11, okt.-nov. 1924, blz. 335. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen. Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een aan twee zijden beschreven geruit schriftblaadje en in het bezit van Oscar Jespers, waarop behalve dit gedicht, zonder titel maar met het cijfer 1 erboven, eveneens het gedicht Vlerken, ook zonder titel maar met het cijfer 2 erboven, staat geschreven. De tekst van dit hs. wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:
bladzijde
457 | vers 3 en 4 stonden hier boven en niet onder vers 1 en 2. |
457 | vers 3 begon met een hoofdletter, de overige verzen niet. |
457 | vers 1: sloegen slank lelies |
457 | vers 5 begon niet met een streepje. |
457 | vers 9: waar de geest vlees wordt. |
Een tweede handschrift, op een aan twee zijden beschreven geruit blaadje en in het bezit van het A.M.V.C., bevat op de voorzijde het gedicht Vlerken en op de achterzijde de twee, met inkt doorgehaalde regels:
| |
| |
| |
Herfstlandschap
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 15de jrg., nr. 1, jan. 1925, blz. 7. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:
458 | vers 3 werd afgesloten door een punt. |
| |
Berceuse Presque Negre
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Het Overzicht, nr. 22/23/24, febr. 1925, blz. 167. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen. Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een met paarse inkt aan één zijde beschreven geruit schriftblaadje en in het bezit van Oscar Jespers, waarop na de gelijkluidende titel hier ongewijzigd volgt:
Waarom doet de sjimpanzee
er gaat zoveel water in de zee
(Wenk voor de moeders: slaapt uw kindje nog niet, zo herbegin: de sjimpanzee enz.)
Een tweede handschrift van dit gedicht staat met zwarte inkt op een grijs geruit schriftblaadje, in het bezit van het A.M.V.C., dat aan één zijde beschreven is en behalve dit gedicht ook nog Marc groet 's morgens de dingen bevat. De tekst van dit handschrift luidt, na de gelijkluidende titel:
De sjimpanzee doet niet mee
Waarom doet de sjimpanzee niet mee
De sjimpanzee is ziek van de zee
er gaat zoveel water in de zee
| |
Vlerken
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd, samen met Gedicht (Zon brandt
| |
| |
de rozelaar...) onder de verzameltitel Gedichte, in Der Sturm, 15. Jahrgang, 1. Heft, März 1924, blz. 14. Deze publikatie in Der Sturm wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:
bladzijde
460 | titel ontbrak. |
460 | vers 16 springt iets in: tot-dingen-gestolten Angst |
Een tweede maal werd het gepubliceerd in De Driehoek, 1ste jrg., nr. 1, april 1925. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen. De tekst op het onder In Gotieke letters beschreven handschrift in het bezit van Oscar Jespers, wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:
460 | vers 2 sprong niet in en werd niet gevolgd door een regel wit. |
460 | vers 4 vlgg.: dof |
geluid van geknakte takken
niet herkenbare dimensies
De ruimte is van knakkende vlerken vol
onze ding-gestolten angst.
De tekst van het tweede onder In Gotieke letters beschreven handschrift, in het bezit van het A.M.V.C., is geheel zonder regels wit tussen de verzen geschreven en wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:
bladzijde
460 | titel ontbrak. |
460 | vers 3 begon niet met een hoofdletter. |
460 | vers 6: Knak geluid van takken
veelvuldig kort |
460 | vers 7: ontsluierende vlerken |
460 | vers 8 springt niet in. |
460 | vers 9: niet herkenbare dimensies |
460 | vers 10 sprong iets in, begon met een hoofdletter en stond met vers 11 en 12 op één regel. |
460 | vers 15 en 16 op één regel: ons tot dingen gestolten angst |
| |
| |
| |
Feest
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in De Driehoek, 1ste jrg., nr. 1, april 1925. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een met inkt aan één zijde beschreven, half, gelinieerd blocnotevel en in het bezit van Mevr. D. Jonckheere, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:
bladzijde
461 | titel ontbrak. |
461 | vers 4: (‘mensen’ ontbrak) O-monden (op dezelfde plaats als in deze uitgave) |
461 | vers 9 begon niet met een hoofdletter. |
461 | tussen vers 9 en 10 geen, tussen vers 11 en 12 wél een regel wit. |
| |
Haar Ogen of De goed gebruikte Wensvorm
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in De Driehoek, 1ste jrg., nr. 1, april 1925. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
| |
Marc groet 's morgens de dingen
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in De Driehoek, 1ste jrg., nr. 1, april 1925. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
Van dit gedicht bestaat een handschrift op het geruite schriftblaadje in het bezit van het A.M.V.C. dat als tweede handschrift onder Berceuse Presque Negre beschreven is. Dit handschrift wijkt op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:
463 | voor de gelijkluidende titel stonden de doorgestreepte woorden: Berceuse nr. 2. Kleine |
463 | vers 2: ploemp ploemp |
463 | vers 3 en 4 waren verwisseld. |
463 | vers 5 en 7 waren eveneens verwisseld. |
463 | vers 9 en 10 sprongen niet in en vers 10 begon met een hoofdletter en werd afgesloten door een punt. |
463 | vers 11: Da-aag Vis |
463 | vers 13 werd afgesloten door een punt. |
| |
En Elke Nieuwe Stad ...
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 185. De tekst van het handschrift, op de achterzijde van een blaadje geruit papier waarvan de
| |
| |
voorzijde het slot van het gedicht Banlieue bevat, en in het bezit van het A.M.V.C., is hier ongewijzigd weergegeven. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:
bladzijde
464 | tussen vers 6 en 7, 9 en 10, 12 en 13, 13 en 14, 15 en 16 geen regel wit. |
464 | vers 5: zijn alle zo |
| |
Banlieue
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 19-20. De tekst van het handschrift, op twee blaadjes geruit papier, waarvan het tweede onder En Elke Nieuwe Stad ... staat beschreven, vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:
465 | vers 5 t/m 7: deze regels kwamen overeen met de tekst op het hieronder vermelde hs. van O. Jespers, doch waren met potlood zodanig verbeterd, dat ze overeenkwamen met de tekst in deze uitgave. |
465 | voor vers 13 stond met potlood geschreven: in d' |
Een tweede handschrift, in het bezit van Oscar Jespers, dat bestaat uit vier vellen geruit papier in blocnoteformaat, bevat het proza Merkwaardige Aanval op de blz. 1 t/m 3. Op blz. 3 begint, onder het proza, Banlieue en het eindigt op blz. 5. Op blz. 5 en 6 staat het gedicht Land Mei en op blz. 6 en 7 het gedicht Valavond. De tekst van dit handschrift wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:
465 | vers 5 t/m 7: winkel ligt aan d'overzij
dingen dor
konfekt |
465 | vers 14: orgeltonen ontraderen |
465 | tussen vers 15 en 16 geen regel wit. |
465 | vers 21: Grand Caroussel Galoppant à Vapeur |
465 | vers 26: Banlieue sterren glimmen klein en geil |
466 | vers 13: einde knapperen
Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur de volgende afwijkingen: |
465 | tussen vers 7 en 8 vers 20, 21 en 22 geen regel wit. |
465 | vers 17: en milieu voor danstent |
465 | vers 21: Grand Caroussel galopant à vapeur |
466 | vers 11: Rond middernacht een Tir Flobert |
| |
| |
bladzijde
466 | vers 13: einde knetteren |
466 | vers 19: Schaduw bij slaap |
| |
Zo ook gaat de Geliefde ...
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 24. De tekst van het handschrift, op een aan één zijde beschreven blaadje geruit papier en in het bezit van het A.M.V.C., is hier ongewijzigd weergegeven. Een tweede handschrift, eveneens op een aan één zijde beschreven blaadje geruit papier en in het bezit van Oscar Jespers, wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:
467 | vers 4 begon niet met een hoofdletter. |
467 | vers 12 sprong iets in. |
Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur de volgende afwijking:
467 | tussen vers 3 en 4 stond wel en tussen vers 6 en 7 geen regel wit |
| |
Winter
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 185. De tekst van het handschrift, op een half blaadje geruit papier dat aan de ene zijde in rode inkt dit gedicht bevat en aan de andere in blauwe inkt het gedicht Vers uit De Feesten van Angst en Pijn, en in het bezit van het A.M.V.C, is geheel gelijk aan de tekst van de publikatie in Vlaamsche Arbeid. Beide wijken op de volgende plaats van deze uitgave af:
468 | vers 3: met de twee geranien |
| |
Valavond
Dit gedicht werd niet eerder gepubliceerd. De tekst van het handschrift, op blz. 6 en blz. 7 van het onder Banlieue beschreven handschrift in het bezit van Oscar Jespers, vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:
468 | vers 9: welke nog bestendig zijn |
469 | vers 26: peilers avonddragen |
De tekst van een tweede handschrift, op een aan twee zijden beschreven blaadje geruit papier en in het bezit van het A.M.V.C, wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:
469 | titel ontbrak. |
469 | vers 5 sprong niet in. |
469 | vers 6 sprong wel in: de Planten zijn van God geschapen |
| |
| |
bladzijde
469 | vers 7: en dragen rust gerust
het wonder van hun blâren |
469 | vers 10: draagt iris het mythos |
469 | vers 11 sprong in en vers 13 sprong niet in. |
469 | vers 14 ontbrak. |
469 | vers 16 begon met een hoofdletter. |
469 | vers 20 sprong in, vers 21 sprong nog verder in. |
469 | vers 23: zomerschakering |
469 | vers 24 was doorgestreept. |
469 | vers 26: pijlers avond dragen |
469 | tussen de verzen 28, 29 en 30 stond een regel wit. |
469 | vers 29: hij draagt zo eenzaam |
470 | tussen de verzen 1, 2, 3 en 4 stond een regel wit. |
470 | vers 1: langs de lange weg |
470 | vers 3 sprong niet in, vers 4 sprong even ver in als vers 2 |
470 | vers 5, 6, 7 en 8 ontbraken. |
| |
Land Mei
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 15de jrg., nr. 5/6, mei-juni 1925, blz. 164. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
Dit gedicht komt voor op blz. 5 en 6 van het onder Banlieue beschreven handschrift in het bezit van Oscar Jespers. De tekst hiervan wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:
471 | vers 6: vlondertje ligt |
471 | vers 7: Het vlondertje is |
471 | vers 12 en 13 sprongen niet verder in dan vers 11. |
471 | vers 16, even ver inspringend als vers 15: in rust |
| |
Wals van Kwart voor Middernacht
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 22. De tekst van het handschrift, met paarse inkt geschreven op een blocnotevel dat aan de andere zijde een fragment uit De Trust der Vaderlandsliefde bevat, en in het bezit van Gaston Burssens, vertoont de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave:
472 | titel: Walzer van Kwart vóór Middernacht |
Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur de volgende afwijkingen:
472 | vers 3: tinkepinkt de piano linkepoot linkepoot |
| |
| |
bladzijde
472 | vers 16: lieveke |
472 | vers 19 begon niet met een hoofdletter. |
472 | vers 21: Had ik het van dat trillen wel verwacht |
| |
Zeer Kleine Speeldoos
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 15de jrg., nr. 5/6, mei-juni 1925, blz. 179. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:
473 | vers 10 en 14: Schudt je... |
Van dit gedicht bestaat een handschrift op een, aan één zijde met zwarte inkt beschreven, grijs geruit schriftblaadje in het bezit van het A.M.V.C. Dit handschrift wijkt op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:
473 | vers 10: Schud je hoofd |
473 | vers 14: Schudt je fel |
473 | vers 19: Iris is hier geweest |
473 | vers 25 werd afgesloten door een punt. |
| |
Oude Bekenden
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 184. De tekst van het handschrift, op een aan één zijde beschreven blocnotevel en in het bezit van H. Dirkx, is hier ongewijzigd weergegeven. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijking:
474 | vers 5, 10, 17 en 20: ...het kerstekind |
| |
Rijke Armoede van de Trekharmonika
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 21. Van de tweede helft van dit gedicht bestaat een handschrift op de onderkant van een op de helft doorgescheurd, gelinieerd blocnotevel, dat met paarse inkt is beschreven en in het bezit is van Gaston Burssens. Dit handschrift wijkt op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:
475 | vers 10: speel het liedje van Rodica en Dodica |
475 | vers 11 en 16: Dodika |
Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Avontuur geen afwijkingen.
| |
De Profundis
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 15de jrg., nr. 9/10, sept.-okt. 1925, blz. 309. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:
| |
| |
bladzijde
476 | vers 4: al schuren hare zouten waatren zuiver ons strand |
Van dit gedicht bestaat een handschrift op een met paarse inkt aan één zijde beschreven, ongelinieerd kwarto-vel in het bezit van het A.M.V.C. Dit handschrift wijkt op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:
476 | vers 4: al schuren hare zouten waatren zuiver ons strand |
476 | vers 5 begon met een hoofdletter. |
476 | vers 19: Om de geraniums die aan de vensters... |
| |
Melopee
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arheid, 21ste jrg., nr. 5, mei 1926, blz. 178. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
| |
Spleen Pour Rire
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 5, mei 1926, blz. 178. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
| |
Guido Gezelle
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 6/7, juni-juli 1926, blz. 211. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
479 | vers 8: stemmen van elzenkoningen bloot |
479 | vers 11: bloemenkelk die schokt in de kelk... |
| |
Geologie
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 10, okt. 1926, blz. 361. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:
480 | vers 32: - een wanen in duizend duizendjarige cellen - |
| |
Mythos
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 10, okt. 1926, blz. 362. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:
482 | vers 6 begon met een hoofdletter. |
Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een aan één zijde beschreven half blaadje papier en in het bezit van H. Dirkx, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:
482 | vers 4: aan 't einde mijner ogen |
482 | vers 5: en voor de blauwe nacht. |
482 | vers 6: zo een witte haas schuift vóór uw ogen |
| |
| |
bladzijde
482 | vers 9: van d'éne schaal naar d'andere |
Dit gedicht is na de dood van P.v.O. eveneens gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 23. De tekst van deze publikatie vertoont de volgende afwijkingen ten opzichte van deze uitgave:
482 | vers 4: aan 't einde mijner ogen |
482 | vers 5: en voor de blauwe nacht schuift een witte duif |
482 | vers 6: zo een witte haas schuift vóór uw ogen |
| |
Facture Baroque
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 10, okt. 1926, blz. 363. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
| |
Loreley
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 10, okt. 1926, blz. 363. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen. Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een aan één zijde beschreven blocnotevel en in het bezit van het A.M.V.C, waarvan de tekst op de volgende plaats van deze uitgave afwijkt:
484 | vers 4: dat eenzaam is een bedden uwer eenzaamheid |
| |
Stilleven
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 21ste jrg., nr. 10, okt. 1926, blz. 363. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen. Van dit gedicht bestaat een handschrift, op de achterzijde van een blocnotevel, waarvan de voorzijde het prozastuk O gij, mijn schone Eenzaamheid bevat, en in het bezit van Gaston Burssens, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:
485 | titel ontbrak. |
485 | vers 2: valt éen eendere heldere schaduw |
485 | vers 3: op het heldere bord |
485 | vers 5: Zo schuift over uwe ogekim |
485 | vers 6, de streepjes aan begin en einde ontbraken. |
485 | vers 11: met uw kennis mee |
485 | tussen vers 13 en 14 stond geen regel wit. |
485 | vers 16: en door dees' heldere dubbele wand |
485 | vers 19 begon met een hoofdletter. |
485 | vers 20: die aan de nachtwand even aanleunt maar |
| |
Zon brandt de Rozelaar,...
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd, samen met Vlerken onder de ver
| |
| |
zameltitel Gedichte, in Der Sturm, 15. Jahrgang, 1. Heft. März 1924, blz. 14. De publikatie in Der Sturm wijkt op de volgende plaats van deze uitgave af:
bladzijde
486 | vers 5: hier liggen glasscherven |
Vervolgens werd het na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 185. De tekst van het handschrift, een blocnotevel waarop aan één zijde met paarse inkt het gedicht Is het Lichtmis en daaronder dit gedicht is geschreven en dat in het bezit is van H. Dirkx, is hier ongewijzigd weergegeven en wijkt ook niet af van de publikatie in Vlaamsche Arbeid.
Een tweede handschrift, op een half blocnotevel en in het bezit van het A.M.V.C., bevat op de voorzijde dit gedicht in inkt en op de achterzijde hetzelfde gedicht in potlood. De tekst in inkt wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:
486 | titel ontbrak. |
486 | vers 3 en 4: Kind geef acht |
486 | vers 5: hier liggen glasscherven |
De tekst in potlood heeft tussen ieder vers een regel wit en wijkt verder op de volgende plaatsen van deze uitgave af:
486 | titel ontbrak. |
486 | vers 3 en 4: Kind geeft acht |
486 | vers 5: hier liggen glasscherven |
Een derde handschrift, dat voorkomt op de vier geruite bladzijden die als tweede handschrift onder Poeme zijn beschreven en eveneens in het bezit zijn van het A.M.V.C., wijkt op de volgende plaatsen van deze uitgave af:
486 | vers 5: hier liggen
glasscherven. |
| |
Is het Lichtmis...
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 25 onder de titel Gedichten III. De tekst van het onder Zon brandt de Rozelaar ... beschreven handschrift in het bezit van H. Dirkx is hier ongewijzigd weergegeven. De publikatie in Avontuur vertoont de volgende afwijking:
487 | vers 1: Is het lichtmis licht mist |
| |
Mijn Ogen zijn...
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 25 onder de titel Gedichten II. De tekst
| |
| |
van het handschrift, op de achterzijde van een catalogusblaadje met potlood geschreven en in het bezit van het A.M.V.C., vertoont de volgende afwijking:
bladzijde
488 | vers 3: hun klank in zich-gekeerd blijft dof |
De publikatie in Avontuur vertoont de volgende afwijking:
488 | vers 5: maar heb daarmee geen medelijden |
| |
Nog sloeg niet om uw luide lijf...
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl 23, 1928, afl. 3/4, 182. De tekst van het handschrift, op een met paarse inkt aan één zijde beschreven half blocnotevel en in het bezit van het A.M.V.C, mist een titel, maar is hier verder ongewijzigd weergegeven. De tekst van een tweede handschrift, eveneens op een met paarse inkt aan één zijde beschreven halfblocnotevel en in het bezit van het A.M.V.C, mist ook een titel en vertoont de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave:
489 | vers 7, het woord ‘verste’ was met potlood doorgestreept. |
Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:
489 | vers 1: Nog sloeg niet uw luie lijf |
489 | vers 7: in hunner kassen verten |
| |
Snijd van de struik de Seringen...
Dit gedicht werd na de dood van P v O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 25 onder de titel Gedichten 1. Het handschrift, op een aan één zijde beschreven beige correspondentiekaart en in het bezit van H. Dirkx, vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:
490 | vers 6: sluit gij, met het laatste doen van uw handen, uw verlangen |
490 | vers 7 werd afgesloten door een punt. |
De publikatie in Avontuur vertoont geen afwijkingen van de tekst in deze uitgave.
| |
Leg uw hoofd zo in mijn Arm...
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4 blz. 184. De tekst van het handschrift, op een met paarse inkt aan één zijde beschreven halfblocnotevel en in het bezit van het A.M.V.C., is hier ongewijzigd weergegeven, met dien verstande dat van de voorden in vers 2: ‘...uw mond schuive mijn blik schuive’ het eerste ‘schuive’ met paarse inkt was doorgestreept. De tekst van een tweede handschrift, eveneens op een met paarse inkt aan één zijde
| |
| |
beschreven half blocnotevel en in het bezit van het A.M.V.C., vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:
bladzijde
491 | vers 2: ...naar uw mond schuive mijn blik |
491 | vers 5 begon met een hoofdletter. |
De publikatie in Vlaamsche Arbeid vertoont geen afwijkingen van de tekst in deze uitgave.
| |
Polderlandse Arkadia
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 22ste jrg., 1927, nr. 1/2, blz. 64. Indien we de verbeteringen, die op blz. 144 van Vlaamsche Arbeid, 22ste jrg., nr. 3, werden vermeld, aanbrengen, wijkt deze publikatie nog op de volgende plaatsen van de tekst in deze uitgave af:
492 | titel: Polderlandsche Arkadia |
492 | vers 2, 7 en 10 werden afgesloten door een punt. |
492 | vers 6: met doffen kring |
Van dit gedicht bestaat een handschrift, op een met paarse inkt beschreven, ongelinieerd blocnotevel en in het bezit van het A.M.V C., waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:
492 | titel: Polderlandse Arkadia
of
Werp wel de Parels voor de Zwijnen |
492 | vers 3: Raamkosijnen glimmen groen en vatten |
492 | vers 5: daarin geraniums groeien... |
492 | vers 6: met doffen kring |
492 | vers 9: een zwijnehoeder wijl hij op... |
492 | vers 10: okarina speelt |
492 | vers 15: ...op zijn lippen uw Amarillis schone naam |
| |
Onbeduidende Polka
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 22ste jrg., 1927, nr. 1/2, blz. 64. Indien de op blz. 144 van Vlaamsche Arbeid, 22ste jrg., nr. 3, vermelde verbetering wordt aangebracht vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid geen afwijkingen van de tekst in deze uitgave.
| |
Jong Landschap
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 186. De tekst van het handschrift, op een aan één zijde met paarse inkt beschreven blocnote
| |
| |
vel en in het bezit van het A.M.V.C., vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:
bladzijde
494 | titel ontbrak. |
494 | vers 1: Zo staan beide bijna roerloos... |
494 | vers 2: ...aan een touw des levens hangt |
494 | vers 3: ...op de lange wagerechte lijn der geit |
494 | vers 10: als ringen in zebuhorens |
494 | vers 11: ...zoals een zebuhuid |
494 | vers 17: naar mijne andere handen |
494 | vers 18: Voortdurendlik |
Op dit handschrift gingen de volgende zes met inkt doorgestreepte verzen aan de tekst vooraf:
- haar hals toe lopen haar haren krulletjes
naar voren hangen zij gladde klissen -
blond en bleek en met een zwarte schort
legt hare rechterhand op een witte geit
Bovendien stonden in dit handschrift links naast de verzen 16, 17 en 18 de doorgestreepte verzen:
over de kleppen van mijn ogen
zoek ik naar mijner zinnen dubbelgangers
die in de starre sterren bevestigd konden zijn
Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:
494 | vers 1: Zo staan beide bijna roerloos... |
494 | vers 11: en tijdgestaand zoals een zeboehuid - |
| |
Onbewuste Avond
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 187. De tekst van het handschrift, op de achterzijde van een met voorjaarsuitgaven 1924 van uitgeverij ‘De Sikkel’ bedrukt blaadje met paarse inkt en potlood geschreven en in het bezit van het A.M.V.C., vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:
495 | titel ontbrak. |
495 | vers 1: Van 't lauwe kroes doorgeurt ligt... |
| |
| |
bladzijde
495 | vers 3: Zo eenzaam is niet van ons en roerloos |
495 | vers 4: Niet een van ons... |
495 | vers 6: Van Demeter die tans in de schaduw staat |
495 | vers 7: - alleen een gipsen garve gans bezig gaart schuinse scherven... |
495 | vers 12: in de kom van deze vrede geglijd |
Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:
495 | titel: Onbewuste Avend |
495 | vers 1: Van 't lauwe kroes doorgeurt ligt... |
495 | vers 3 begon niet met een hoofdletter. |
495 | vers 6: van 't gipsen beeld dat hans in de schaduw staat |
495 | vers 7: Van 't gipsen garve beeld dat thans in de schadw staat |
| |
Polonaise
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, 22ste jrg., 1927, nr. 3, blz. 144. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
496 | vers 13: de menscheëter heeft ze niet gegeten |
496 | vers 29 werd afgesloten door een punt. |
| |
Oppervlakkige Charleston
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in De Gemeenschap, Speciaal nummer voor Noord en Zuid-Nederlandsche Poëzie, april 1927, blz. 12. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:
498 | vers 4 werd afgesloten door een punt. |
| |
Berceuse voor Volwassenen
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 26. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
| |
Berceuse Nr. 2
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in De Gemeenschap, Speciaal nummer voor Noord- en Zuid-Nederlandsche Poëzie, april 1927, blz. 13. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
500 | titel: Berceuse No. 2 |
500 | vers 8 werd afgesloten door een punt. |
| |
Het Dorp
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928,
| |
| |
afl. 1/2, blz. 47. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijking:
bladzijde
501 | vers 16: daar gij binnen kunt |
Van dit gedicht bestaat een handschrift, op de achterzijde van een blocnotevel waarvan de voorzij de blz. 4 van het essay Breugel bevat, in het bezit van Gaston Burssens, waarvan de tekst op de volgende plaatsen van deze uitgave afwijkt:
501 | titel ontbrak. |
501 | vers 2 begon met een hoofdletter. |
501 | vers 5: een licht wellicht bij de pastoor |
501 | vers 7: Tussen de wig van weg en stroom |
501 | vers 9 en 10 stonden op één regel. |
501 | vers 14: en erger dan een moorden zonder gil |
501 | vers 18: En gij stoot overal aan der dingen oppervlak |
501 | vers 20: een teller uwer korte reis |
| |
Avondgeluiden
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd onder de ‘Nagelaten Gedichten’ in Vlaamsche Arbeid, dl. 23, 1928, afl. 3/4, blz. 186. De tekst van het handschrift, op een blocnotevel van groenachtig linnenpapier met paarse inkt geschreven, waarvan de achterzijde het gedicht Boerecharleston bevat, en in het bezit van het A.M.V.C., vertoont de volgende afwijkingen van de tekst van deze uitgave:
502 | titel ontbrak. |
501 | vers 6 werd afgesloten door een streepje. |
Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Vlaamsche Arbeid de volgende afwijkingen:
502 | titel: Avendgeluiden |
502 | vers 3: 's avends hoort gij... |
502 | vers 6 begon met een hoofdletter. |
502 | vers 8: van avendlik water - |
| |
Boere-Charleston
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 1, februari 1928, blz. 3. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het de volgende afwijkingen:
503 | vers 8 en 18: ...er de kleinen bugel gezien |
503 | vers 9 en 19: ...er de groten bugel gezien |
| |
| |
Van dit gedicht bestaan twee handschriften, in het bezit van het A.M.V.C. De tekst van het eerste, dat hierboven onder Avondgeluiden beschreven staat, is doorgestreept en volgt hier ongewijzigd:
| |
Boerecharleston
Tulpebollen bolle tulpen tulpetuilen
boererozen boerewangen boerelongen
ballen bekkens ballen bolle bekkens
Sinte Kathelijne Sinte Katherien
Wi heeft er de kleine buggle gezien
Wie heeft er de grote buggle gezien
en wie Gaston met zijnen basson
En wie Kathelijne Marie Katherien
want dat is geen pavane of geen sarabande meer
geen gigue of geen allemande meer
van Gaston op zijnen basson
en wie heeft er de kleine bugle gezien
en wie heeft er de grote bugle gezien
en Gaston met zijnen basson
De grote buggle zit in 'nen rozetuil
de kleine buggle zit in de sjees
en Gaston die zit ‘In de Ton’ ik vraag u pardon
bolle wangen ballen bekkens
| |
| |
De tekst van het tweede handschrift, op 2 aan één zijde met paarse inkt beschreven blocnotevellen van wit linnenpapier, vertoont de volgende afwijkingen van de tekst in deze uitgave:
bladzijde
503 | titel: Boerecharleston |
503 | vers 4: boere longen ballen wangen |
503 | vers 7: bugel en basson - o hop! - (hieronder een doorgestreept
vers: van Sinte Kathelijne van Sinte Katherien) |
503 | vers 8: En Wie heeft er de kleine bugel gezien |
503 | vers 10: en wie
Gaston met zijnen basson |
503 | vers 11: Marie Kathelijne Marie Katherien |
503 | vers 12 begon met een hoofdletter en werd gevolgd door de regel:
Sinte Kathelijne Sinte Katherien |
503 | vers 18: En wie heeft er den kleinen bugel gezien |
503 | vers 19: en wie heeft er den groten bugel gezien |
503 | vers 20 inspringend: en wie
Gaston met zijnen basson |
503 | vers 21 en 23 sprongen niet, vers 22 en 24 sprongen wel in. |
503 | vers 25 niet inspringend: Marie Kathelijne Marie Katherien |
503 | vers 26 en 27: en Gaston die zit ‘In de Ton’ ik vraag u pardon |
503 | vers 28 begon niet met een hoofdletter. |
| |
Alpejagerslied
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 1, februari 1928, blz. 4. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
| |
Zelfmoord des Zeemans
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 3, april (moet zijn juni) 1928, blz. 26. De tekst van het handschrift, op een met paarse inkt aan één zijde beschreven blocnotevel en in het bezit van Maurice Gilliams, is hier ongewijzigd weergegeven, terwijl de publikatie in Avontuur de volgende afwijking van de tekst in deze uitgave vertoont:
bladzijde
505 | vers 2: hij hoort de stem der loreley |
| |
Souvenir
Dit gedicht werd na de dood van P.v.O. gepubliceerd in Erts, letterkundige almanak voor het jaar 1929, blz. 13. Het werd vervolgens eveneens opgenomen in de tweede druk van de door Gaston Burssens samengestelde bundel
| |
| |
Gedichten. Antwerpen 1935, blz. 133. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont de publikatie in Erts de volgende afwijkingen:
bladzijde
506 | vers 1: Schoon d'avend valt... |
506 | vers 13: zoals een ree langsuit en lui... |
| |
Ogen
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 2, april 1928, blz. 3. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
| |
De oude Man
Dit gedicht werd het eerst gepubliceerd in Avontuur, 1ste jrg., nr. 2, april 1928, blz. 3. Ten opzichte van de tekst in deze uitgave vertoont het geen afwijkingen.
|
|