J. Mathijs Acket
Jacques Perk. A'dam, S.L. van Looy, 1926.
Dit is een uitmuntende studie over Perk. Zij is daarbij met zoveel kennis en beheersing, naar een deduktieve methode, geschreven dat men ze leest als een vlot verhaal. Van de algemeen lyriese ontroering naar de algemeen poëtiese ontroering en van daar naar de verbiezondering bij Perk en deze weer in zijn elementen verbiezonderd, om dan eindelik op de kongruentie van deze elementen te wijzen, ziedaar een methode langs dewelke men snel en op de gemakkelikste wijze de dichter bereikt en die ons verklaart wat, redeliker wijze, bij een dichter verklaar baar blijft. Het is dus een methodiese reis tot vóór de poort van het imponderabele. Daarenboven weet J. Mathijs Acket de algemeenheden, de lyriese postulaten zo niet axiomen die hij voor zijn betoog nodig heeft, op slagende wijze voor te dragen. In die zin, zijn de zes bladzijden van zijn inleiding fris en doeltreffend. Niet minder voortreffelik is daarna zijn weliswaar beknopte analyse van het woord-techniese aspekt in de gedichten van Perk en het opsporen van de verwantschappen van Perk met de 17deen 18de-eeuwse literatuur.