Lambrecht Lambrechts
Kleine keuze onuitgegeven gedichten.
Dat het een keuze is moeten we geloven, maar dat de auteur ze ‘klein’ noemt valt niet erg mee. Daaruit mag echter blijken hoe gemakkelik Lambrechts gedichten schrijft. Een jagerslied van 72 regels wel geteld biedt, zonder de geringste moeilikheid, deze dichter.
Deze gedichten zijn ouderwets en hiermee wordt niet aan een expressionistiese uitdrukking maar wel aan deze van de tijdgenoten van Lambrechts getoetst. Meer zelfs dan in een lyriese, nemen wij deze eigenschap in een sociale betekenis. Men zou van de taal van Lambrechts kunnen zeggen dat zij zich beweegt in de richting van het frans-vlaams: een afgeknotte tak, vreemd aan de groei van de boom. Indien men hier ‘Vrankenrijk’ in plaats van ‘Frankrijk’ moest aantreffen, zou het werkelik weinig verwonderen. Zo verjaard zijn bij Lambrechts voorstelling en uitdrukking. Literaire cliché-antithesen die geen mens nog nabijkomt, zoals b.v het geval met deze wildstroper die vertelt:
‘Ik hoor hoe de auto-heeren door het veld trompetten
en ril: die komen 't kuische vrouwvolk hier besmetten.’
De wildstroper als maréechaussée van de zedelikheid! Maar gewis, deze literatuur is zo zeer in zijn onderbewustzijn doorgedrongen dat Lambrechts deze tegenstelling als de meest natuurlike spontaneïteit zal verdedigen.