En het slot van Neuhuys:
‘Mais maintenant j'ai sommeil, Seigneur, et je m'endors.
l'âme, tous feux éteints, toutes voiles dehors.’
Indien de invloed van Cendrars nu niet zo erg uitsluitend was, zodanig dat het woord invloed als een klein euphemisme klinkt, dan zou men het vermelden daarvan - al was het dan slechts om af te wijken van de zeer strenge traditie in de vlaamse kritiek - veilig kunnen vergeten. M.a.w.: elk dichter heeft - om Wilsoniaans te spreken - het ‘onvervreemdbaar recht’ beïnvloed te worden. Feitelik zouden de dichters er veel moeten voor voelen een liga te stichten ongeveer zo: ‘Dichtersliga tot het heroveren en het verdedigen van het onvervreemdbaar recht (feitelik hoort het met hoofdletter) beïnvloed te worden.’ Evenwel, naar het princiep: ‘rechten engageren plichten’, zou de heer Neuhuys in deze liga dan slechts kunnen opgenomen worden, wanneer hij de plicht tot het beperken van deze invloed binnen lyries-natuurlike grenzen zou hebben aanvaard. Dit echter deed de heer Neuhuys in zijn laatste boek niet; daaruit volgt dat we nolens volens wel gedwongen zijn op deze invloed, ja op deze exclusieve invloed te wijzen. Voor de hoger naast mekaar gezette gedichten Les Pâques van Cendrars en Religion van Neuhuys, konstateer ik: 1e identiteit van thema, namelik Kristus binnen het beperkt-persoonlike leven van de dichter, niet binnen het tijdgebeuren, waarbij nog op te merken valt dat het persoonlike leven van Neuhuys merkwaardiger wijze gans koïncideert met het persoonlike gebeuren bij Cendrars (Karakteristieken: moedeloosheid als ‘délectation morose’ en verlangen naar rust, waaraan door een slap opwekken der persoonlik-geïnterpreteerde Kristusfiguur melancholies wordt voldaan); 2e een afwisselend opwekken van het Kristusgebeuren en van gebeurtenissen uit het leven van de dichter en 3e identiteit van techniek: distichon, psalmodieritme, rime pauvre en stafrijm.
Ook elders in Le zèbre handicapé treft men even sterk uitgesproken deze te exclusieve en te duidelike verwantschap Cendrars-Neuhuys. ‘Ma mère comme Madame Bovary jouait les sonates de Beethoven’ heet het in La prose du Transsibérien van Cendrars; en bij Neuhuys in Enfance - een thema waarvan men, bij de neiging van de dichter, dadelik het gevaar inziet -: ‘ma mère levait les persiennes vertes et rangeait le linge frais dans les armoires.’ Bij Cendrars echter is dit souvenir als zodanig accident midden het dinamies elan van het gedicht, rechttijdig zet het elan weer aan en de zwaarte die zou kunnen resulteren uit het gebruik van de onvolmaakt verleden tijd door gebeurtenissen in de praesens weer licht gemaakt: het souvenir wordt in een samenhang van onmiddellike lyriek geciteerd. Neuhuys echter blijft in het imperfectum steken, d.w.z. blijft in het verre souvenir, in het grammatikaal verledene, zonder de uitdrukking van het rechtstreeks elan: onlyries. De leus van alle dichters vroeger als nu is onveranderlik geweest: weg met het imperfectum! Lyriek juist betekent de kracht alle gebeurtenissen tegenwoordig te maken. Het gebruik van het imperfectum is een der meest aanvechtbare ontdekkingen van het vals expressionisme geweest.
Lyries journalisme zijn de gedichten: Aventure, Femme, Chanson, Soirée en Enfance, - gedichten waarin het vrijvers, naar de lyries-libertijnse mode van '90 als volgt tot zijn ‘recht’ komt:
‘Mon père jetait sur moi un regard de pitié
qui n'est pas né pour le négoce.’
Dit journalisme geeft de heer Neuhuys trouwens zelf toe, waar hij schrijft: ‘Les poètes n'ont plus rien à dire - ils ont trop de choses à raconter.’
De beste gedichten, naar het princiep der identiteit van het gedicht uitsluitend met zich-zelf, - een gedicht is een gedicht - zijn in deze bundel: Ligne de conduite (behalve de slotkonklusie dewelke ons niet mag interesseren), Promenade (behalve idem), Nuit en Passé.
De heer Neuhuys houdt niet van theorieën, ‘een estheties wetboekje dat je op zak draagt en bij elke lyriese gelegenheid raadpleegt.’ Zonder theorie echter blijven gedichten, ook zo deze van Neuhuys, een allegaartje van schoonheid ‘en veux-tu en voilà’. Burgerlike anarchie ten slotte. Het boek heet Le zèbre handicapé, wat een zeer preciese en geschikte tietel.