Alleen regels vijf en zes hebben een lyriese allure. Op een andere plaats weer is Slauerhoff in de denkwijze aldus onlyries dat hij het thema ‘Chinese dans’ niet tot een lyries dansen maakt, maar dat het hem wordt gelegenheid tot nabootsend, d.i. onvermijdelik onlyries, vertellen. Men kan zich bij de barokke literatuurkritiek ‘hoe knap weet deze dichter een dans te schilderen’ aansluiten.
Zodat ik konkludeer: Pas op voor de zijdewaren van de Kanariese eilanden. Talrijk zijn de lapjes die als handwerk gelden, in werkelikheid fabriekwaar zijn. Een heer, met om landelike papaver de meest volslagen onkennis, verklaart zonder blozen dat orchideeën de schoonste bloemen zijn. Catlea, voegt hij er aan toe. Het zij zo.
H. Marsman: Verzen. - J. Ploegsma, Zeist, 1923
Onhomogeen is ook de bundel van Marsman. Hier echter is deze eigenschap slechts accident. De onhomogeniteit raakt niet de dichter. Marsman heeft in de drie gedeelten van deze bundel de meest konkrete resultaten van zijn lyriese evolutie - over een tijdspanne van een drietal jaren, naar ik vermoed - bij elkaar gebracht. De bundel mag dus als accident wel onhomogeen zijn, de indruk daarvan wekt hij evenmin als drie treden van één trap de indruk van onderlinge verhoudingloosheid wekken.
Twee derden van de bundel vallen buiten hetgeen expressionistiese woordkunst is te noemen. Nochtans: Marsman deed niet verkeerd deze eerste twee gedeelten te publiceren, omdat zij op een zeer gesloten evolutie wijzen, omdat zij in zich de noodzakelikheid van het derde dragen, kortom, omdat zij diegenen die nog erg vreemd voor het derde gedeelte mochten staan, zo dan niet de schoonheid, dan toch de noodzakelikheid van drie verklaren.
Want in de eerste twee gedeelten is reeds de drang naar zuivere woordkunst aanwezig. Zelfs niet enkel de drang, maar ook de wijze dis Marsman later zeer bewust om deze drang uit te drukken zal verwenden: keiharde ritmen. Alleen komt er voor I en II bij dat aldaar dit doel woordkunst te zijn slechts rapsodies opduikt en dat er naast dit doel dan nog andere worden geplaatst. In deze eerste twee gedeelten zijn gedichten nog dikwels, naast een zuiver lyriese tendens, ‘Ablagerstelle’ voor individuele dramatiek. Naast de voorstelling is dan de techniek evenmin verpuurd. In de eerste twee gedeelten wordt de emotie, de dramatiese emotie dan, dikwels bij middel van retories konsekwente beelden indirekt uitgedrukt, terwijl in drie het woord zelve drager is van de ganse uitdrukkingsopdracht. Niet echter dat in drie alle beeldspraak zou zijn geweerd (dit niet-weren is naar mijn mening de enige richtingfout in drie), maar wel zo dat de beelden korter zijn en dat zij meer om hun woordkracht dan om hun dramatiese allure worden gebruikt. Twee voorbeelden.
Uit I, aanhef van het gedicht Stroom:
‘Rondde zijn lichaam tot gespannen nacht.