Gedichten(1935)–Paul van Ostaijen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 134] [p. 134] Ogen Zijn oog glijdt aan het vreemde oog dat haar oog is zoals een zeil aan d'einder schuift daarvan gij denkt nu schuift het om de einder om Maar lang zo glijdt het zijn glijden al maar door zodat het roerloos hangt aan d'einderkom of roerloos ligt in d'einderkuip Vorige Volgende