Gedichten(1935)–Paul van Ostaijen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 133] [p. 133] Souvenir Schoon d'avond valt en tussen de beide grijze gevelrijen het donker zwaar hangt als een klos en overdadig ontsteekt geen hand het licht aan de lantaarnen Zó wentelt plots aan d'ogen u het wonder van een vreemde stad de grijze huizen van u dees' anders zo bekende stede De zonnestralen sloegen hard aan d'aarde over dag en uit het vuur van 't rosse loof persten zij de geur der aarde daarop ons' dulle zinnen de herfst toewaarts matelijk glijden Dees' overdaad van zinnelijke wonderen van lichten en van geuren is zó lauw en vol dat gij niet kunt begrijpen waarom aan 't einde van deze dag geen lach zich legt over uw brede mond zoals een ree languit en lui zich aan een rotswand legt Vorige Volgende