Gedichten(1935)–Paul van Ostaijen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 123] [p. 123] De profundis Wij zijn de overwonnenen op de zuiderstrook der lage landen langs de zee De zee was niet ons goed al schuren hare zoute waatren zuiver ons strand van bitterheid Soms is een plant ons goed nog en dieren Ik meen daarmee buiten de paarden schepershonden van Mechelen of Groenendaal die na de schilders de roem van Vlaanderen over de grenzen dragen Herkennen zij in ons hun maats der volle maat van slagen Zien paardenogen aan wier staren het denken om het leed verglijdt in de verte de ster die ons niet begeleidt Om de geraniën die aan de vensters onzer hoeven God roepen met haar meekraplakken stemmen schokt de stilte en het verstarren Vorige Volgende