Gedichten(1935)–Paul van Ostaijen– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Jonge lente In de jonge Lente, - ach, hoe dwaas, 'k ben mezelf niet meer baas, - in de jonge Lente hebben twee jodinnetjes, twee trouwe vriendinnetjes, mijn hart verleid en tot een kort geluk geleid. Nu dwaal ik zonder centen, - wij zijn ook in de jonge Lente! - alleen langsheen de grote straten, mijn portemonnaie is gans verlaten, gelijk de schatkist van de edele Staten op verkiezingen-plakkaten. Terwijl ik zó langs de straten dwaal, heb ik mijn heel kapitaal, - ach, welk een pret, - in de hemelse dauw gezet in de hoop dat hij, in de jonge Lente, me bezorgen mag talrijke renten, zwaar door de grote percenten. Vorige Volgende