Inleiding
Deze brieven beginnen met het begin van het einde, d.w.z. met het vertrek van Paul van Ostaijen naar het sanatorium te Miavoye-Anthée, een verloren dorpje in de Ardennen, vanwaar de dichter nooit is teruggekeerd.
Bij de lezing van deze brieven zal het iedereen al dadelik blijken dat deze uitgave niet ‘doctoraal’ werd opgevat. Zelfs ontbreken aan sommige brieven enige verduidelikende kommentaren, wat het geduld van een nieuwsgierig lezer op de proef stellen moet. Laat hij dit dan als een misschien onaangenaam tijdverdrijf - maar toch tijdverdrijf dan - beschouwen - in deze dodelik vervelende tijd kan hij dat niet te kwalik nemen - en laat hij dan achteraf inzien dat het er mij alleen om te doen was een meer intieme van Ostaijen te tonen in een kader zoals ik deze bij een marchand de bric-à-brac had kunnen vinden. Voor de heren ‘doctoren’ blijft dan nog genoeg werk over om later de ‘Volledige Brieven’ met de nodige glossen erbij ‘in het licht te zenden’.
Deze brieven beginnen, als men ze voor een vuurwerk houden wil, met bonte vuurpijlen, om te eindigen met schuivende sissers die nog even de lucht in willen, maar zonder krachten neervallen. Een tragies einde voor een vuurwerk waarvan de maker tot zijn laatste dag meende nog vele vuurfonteinen te zullen aansteken. Het is anders geweest, en dat het anders is geweest heb ik de lezer een weinig willen laten meeleven, d.w.z. tonen hoe het steeds diminuendo ging met de fysiese kracht van de dichter, hoe hij het misschien voelde maar niet weten wilde en in