Bobo. Geschiedenis van een aap(1955)–Marie Hildebrandt, Bertha Elisabeth van Osselen-van Delden– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Tweede hoofdstuk Begin van Bobo's lotgevallen in Europa Bobo heeft dikwijls dagen, weken, Dat hij het liefst maar niet wil spreken, Dan denkt hij aan zijn vaderland En de woestijn, waar hij in 't zand Zo prettig spelen kon met Wim En d'andre broers en zusje Pim; En och, hij wil 't wel zeggen, ja Hij mist papa zo en mama. Maar toch - hij draagt het als een man En schikt zich maar zo goed hij kan. Hoewel de baas hem wel eens slaat, Toch heeft hij het nog niet zo kwaad. [pagina 8] [p. 8] Een dag na d'aankomst van Bobo, Hoort hij op eens een stem: ‘Welzo, Ben jij daar, kleine Afrikaan!’ Bobo kijkt om en ziet daar staan De tijger Bab uit Afrika, Die wel eens schaakte met papa. Ze zijn nu beiden even blij, ‘Toevallig, dat men jou en mij,’ Zegt Bab, ‘naar 't zelfde spel moest zenden, Men ziet toch overal bekenden! De wereld is zo grappig klein, Ofschoon er stapels mensen zijn! Want - kijk eens rond, ja, lieve hemel - Wat een verbazend druk gewemel, Dat's anders dan in Afrika, In onze stille Sahara; Zelfs 's Zondags op 't visite uurtje Was 't vrij wat stiller in ons buurtje!’ ‘Nu ja,’ is 't antwoord van Bobo, ‘Je hebt gelijk, dat is wel zo, Maar 't is daar toch een heerlijk land, Waar 't zonnetje zo lekker brandt; Maar laat ons daar niet over praten, Ik moet nog wassen al de vaten, De hele vloer moet 'k ook nog wrijven, 'k Zou anders graag wat bij je blijven. Dat boenen maakt mij vrees'lijk warm Het doet mij pijn in rug en arm; Soms, als ik mij zo haasten moet, Bind ik de borstel aan mijn voet En als 'k zo op de planken glijd Is 't net alsof ik schaatsen rijd.’ [pagina 9] [p. 9] Als Bab, na al Bobo's verhalen Verdwijnt, moet deze koffiemalen Hij wordt zowat gebruikt als meid En ook als knechtje op zijn tijd. Zijn baas geeft hem dan oude schoenen, Die hij als nieuw weer op moet boenen En als dit niet naar wens geschiedt Krijgt hij die dag zijn eten niet. Doch deze straf komt zelden voor Want meestal werkt hij ijv'rig door En levert wat de baas hem gaf Steeds netjes en behoorlijk af. Maar ach, nooit heeft hij recht plezier, Het is een ongelukkig dier Hij mag niet in het circus komen En daarvan ligt hij steeds te dromen, Dat is zijn liefste, grootste wens Zoals van menig kind en mens, Hij zou in 't zand dan willen spart'len En met de wilde dieren dart'len, [pagina 10] [p. 10] Precies als in zijn prille jeugd, Met smart denkt hij aan al die vreugd. Och was hij weer in Afrika, Bij pa en ma in Sahara. Dat zijn voor hem de kwade dagen, Dat hij niet anders doet dan klagen, En roepen: ach! mama! mama! Was ik nog maar in Afrika. Kon ik maar in een palmboom klimmen Hi! hi! nu gaat Bobotje simmen. Vorige Volgende