Bobo. Geschiedenis van een aap(1955)–Marie Hildebrandt, Bertha Elisabeth van Osselen-van Delden– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] Bobo Geschiedenis van een Aap [pagina 4] [p. 4] KUNSTEN VAN BOBO IN DE WOESTIJN. [pagina 5] [p. 5] Eerste hoofdstuk Bobo's eerste jeugd Heel ver van hier, in Afrika In de woestijn, de Sahara, Leefden met talrijk huisgezin Een zwarte aap en een apin. En op de zeventiende Mei Kwam er alweer een aapje bij. De vader sprak op droeve toon: ‘Ik weet geen naam meer voor mijn zoon, Wij hebben er nu veertien al, En 't wordt een moeielijk geval Om steeds opnieuw weer te beginnen, Met mooie namen te verzinnen.’ Maar moeder sprak: ‘Mijn lieve Jan, Hoe kun je toch zo tobben man, 'k Weet honderd naampjes voor mijn kind, Die jij ook zeker aardig vindt, Mijn snoes, mijn poes, mijn poppedijn Mijn pronkjuweel van de woestijn Mijn engel en mijn rottekop Je bent zo'n lieve moppedop Mijn lieve kleine hartedief, Wat ben je mooi, wat ben je lief Mijn lieve dot, wat ben je zwart’, En moeder drukte hem aan haar hart. [pagina 6] [p. 6] Toen riep de kleine zwarte Ko, ‘Toe vader, noem hem dan Bobo, Joes, Pim en Jok verzonnen 't sââm, En 't is zo'n echte apennaam.’ Nu - zoals Kootje had gehoopt, Werd 't nieuwe kind Bobo gedoopt. Bobo werd gauw de lieveling Van d'Afrikaanse apenkring, Hij was een leuke, slimme rakker En altijd vlug en altijd wakker. Het was bij voorbeeld ongehoord Zoals hij danste op het koord; Daarvoor deed dienst een dikke slang Van 't echte ras en heerlijk lang. Doch ach, het einde van zijn jeugd Was iets dat hem nog jaren heugt. Hij werd gevangen, vastgebonden En naar Europa toegezonden; En met veel and're dieren mee Verkocht aan 't circus van Carré. Vorige Volgende