Bobo. Geschiedenis van een aap
(1905)–Marie Hildebrandt, Bertha Elisabeth van Osselen-van Delden– Auteursrecht onbekend
[pagina 24]
| |
[pagina 25]
| |
BOBO ALS KOORDDANSER
| |
[pagina 26]
| |
Een straathond blaft hem nydig aan,
Bobo lacht goedig onder 't gaan.
Hy zegt: ‘ik ben een groot mynheer
En zie minachtend op je neer
Je moest eens weten, kleine man
Wat of Bobo voor kunsten kan!’
Van alle daken in de buurt
Zoekt hy het hoogste uit en gluurt
Of niemand kykt - dan sluipt hy binnen
En gaat met spoed zyn plan beginnen.
Hy ziet geen mensch in heel het huis
En sluipt onhoorbaar als een muis
Naar boven, waar hy ongemerkt
Zich door het zoldervenster werkt
| |
[pagina 27]
| |
Hy drukt zyn hoed vast op zyn kop
En steekt zyn paraplutje op;
Dat doet, als hy zyn kunst verricht,
Weer dienst voor 't goede evenwicht.
En juist als vroeger op de slang,
Danst hy hier koord een poosje lang.
| |
[pagina 28]
| |
Een schoorsteen, die door yzerdraad
Aan 't huis daarnaast verbonden staat,
Is prachtig voor dit doel geschikt
En door Bobootje uitgepikt.
Hy gilt van boven, ‘goede menschen,
Wat kun je nu nog mooiers wenschen
Dan deze toeren van Bobo,
Kyk - een, twee drie-ik doe maar zóó
En altyd kom ik goed terecht
Ik dans toch wezenlyk niet slecht!’
Wel duizend menschen stroomen samen
De meiden hangen uit de ramen,
't Gaat als een loopend vuurtje voort:
Daar danst een aapje op het koord!
Doch - plots'ling een vervaarlyk leven
| |
[pagina 29]
| |
Dat iedereen van angst doet beven.
De schoorsteen kantelt naar benêe
En sleept den kunst'naar met zich mee,
Bobo houdt in dit groot gevaar
Zyn apenzinnen by elkaar.
En denkt: ik dood! Hoe heb ik 't nu!
My blyft myn trouwe paraplu -!
Die dient voor regen en voor zon,
Voor evenwicht en luchtballon.
Ik houd hem doodeenvoudig op,
Dat wordt een kostelyke mop!
Hy ziet op daken, menschen, boomen
De stukken schoorsteen nederkomen,
Bobo zakt verder, zonder beven
Hy redt met kloek beleid zyn leven.
Met één der pooten in zyn zy,
| |
[pagina 30]
| |
Zweeft hy bevallig naderbij;
Doch - daar hy steeds zoo hemelsch kykt,
Ziet hy den put niet, die op straat,
Nu hy den vasten grond bereikt,
Juist waar hy neerkomt, openstaat
En net als in een groote doos,
Verdwynt Bobo hier voor een poos.
Nu zit de ydeltuit gevangen,
Gelukkig blyft hy nog wat hangen,
De paraplu ligt uitgespreid
En houdt hem tegen, maar o spyt!
| |
[pagina 31]
| |
Het regenscherm zakt langzaamg neer
En biedt op 't laatst geen weerstand meer...
Het eind is een verwoed gespat,
Bobo neemt in 't riool een bad. -
Zoo volgt de straf toch steeds het kwaad,
Dat leert een ieder vroeg of laat.
| |
[pagina 32]
| |
Thuis heeft men al zoo iets vernomen.
En 't volk de straten af zien stroomen
De baas staat by de open deur -
Bobo treedt binnen - “Wat een geur...”
Roept dadelyk de huisjuffrouw,
“Toe scheer je weg - of ik val flauw.”
Verschrokken door dit dreigement,
Dat hy nu al sinds jaren kent,
Sleurt fluks de baas het druipend beest
Dat zoo ondeugend is geweest,
Mee langs het scherm de kamer uit,
Die dadelyk de juffrouw sluit.
De flauwte wordt dus nog voorkomen
En 't vuile water weggenomen,
Ze doet dit als een dure plicht,
Maar houdt haar neus nog stevig dicht.
Bobo wordt in de schuur gebracht,
En neergeworpen - vry onzacht.
De baas berispt hem om zyn schande
En neemt hem duchtig onder handen,
Hy zegt: ‘Ik zal je mores leeren,
Als jy dat nog eens gaat probeeren,
Je maakt nog dat ik je ontsla
Uit 't veel geroemd Klein-Afrika.
Nu zal ik voor een bad gaan zorgen,
Dan ben je weer fatsoenlyk, morgen.
| |
[pagina 33]
| |
Als hy met baden gaat beginnen,
Komt buigend poes Mimi naar binnen,
Die grinnikt: Ach, myn liefste schat-
Nou ben je immers dubbel nat!
Pas op, je niet te laten zinken,
Want- stel je voor- Bobo verdrinken!!
Dan had Mimi zoón bar verdriet
Dat zy zich ook verdrinken liet!’
|
|