| |
| |
| |
Hoofdstuk III.
Een prettige tijd met tante Saar.
Om twaalf uur had tante Saar vacantie gekregen. En om drie uur was ze al aan 't station, waar Moeder en de jongens stonden om haar af te halen. Nauwelijks was ze uit de coupé gestapt, of Flip riep: ‘Tante, weet U 't al, we krijgen een zusje!’ Ja, dat wist tante al en ze was er ook erg blij om. Ze kuste haar zuster en de jongens hartelijk. Vroolijk stapten ze met hun vieren in de brik, waarmee Moeder en de jongens gekomen waren.
‘O, kinderen!’ riep tante, ‘wat heerlijk, vacantie te hebben en hier bij jullie te zijn!’ Ze snoof de buitenlucht diep op, en genoot van het prettige ritje.
‘Gaan we nu weer pret maken, tante?’ vroeg Flip.
‘Natuurlijk,’ zei tante, ‘daar kom ik juist voor! Zoodra we thuis komen, ga jullie maar mee naar boven om mijn koffer te helpen uitpakken. Ik trek dan kleeren aan, die er tegen kunnen, en dan gaan we aan den gang, hoor!’
| |
| |
Natuurlijk renden de jongens, zoodra ze thuis waren, naar boven, om bij 't uitpakken te helpen.
Ze wisten heel goed, dat tante altijd iets voor hen meebracht uit de stad, een of ander spelletje of grapje; en dat Moeders lievelingskoekjes nooit vergeten werden. Zoo was het ook nu weer. Juichend namen zij ieder een pakje in ontvangst en Moeder kreeg een trommeltje. Daarna werden de jongens naar beneden gestuurd, terwijl Moeder tante zou helpen om verder uit te pakken.
Flip had een plakprent gekregen en Henk een kleurboek met krijtjes. Tante rekende op de regendagen, die er altijd in de vacantie zijn. Dan moesten ze een nieuw gezellig werkje hebben, om zich binnen te kunnen bezighouden.
Zoodra tante beneden kwam, werd ze meegetroond naar den tuin. Daar moest ze eerst de eigen tuintjes van Henk en Flip zien. Van ieder kreeg ze een mooie bloem: een takje reseda van Flip en een roosje van Henk. Dat maakte een heerlijk ruikend bouquetje. En toen wezen de jongens haar ook het tuintje, dat zusje zou krijgen.
Moeder had intusschen een glaasje lekkere limonade ingeschonken. Toen de glaasjes leeg waren en ook de koekjestrommel flink was aangesproken, moest tante den
| |
| |
schommel probeeren. Daarna gingen ze met den bal spelen en vóór 't eten nog even een klein wandelingetje in het bosch doen. De jongens hingen ieder aan een arm en vroegen, of tante na het eten dadelijk verhaaltjes wilde vertellen. Maar Moeder zei: ‘Neen, beste jongens, daar komt niets van. Tante heeft pas vacantie, ze moet eerst wat uitrusten. We zetten haar na het eten in een gemakkelijken stoel in den tuin en dan blijft ze zitten, zoo lang ze wil. Dan mag jullie het haar niet lastig maken, hoor!’
Juist toen ze dat zei, kwam de dokter met uitgestoken handen op tante toe.
‘Zoo, Saartje, ik ben blij dat ik je zie. Kom jij hier de boel weer eens opvroolijken? Daar doe je goed aan!’
Zij gingen nu spoedig aan tafel. Terwijl tante met Vader en Moeder in gesprek was, moesten de jongens een poosje zwijgen. Nauwelijks was het eten echter afgeloopen, of ze vlogen den tuin in, grepen ieder een stoel en liepen daarmee achter tante aan, tot deze een lekker plaatsje had uitgekozen. Toen gingen ze ieder aan een kant dicht bij haar zitten.
‘Tante,’ zei Henk, ‘U hoeft niet te vertellen, maar ik zal U wat vertellen. We hebben zoo'n leuk plannetje! We gaan een pic-nic houden in 't bosch.’
| |
| |
‘Wie praat er al niet van een pic-nic!’ zei tante. ‘Wat is dat eigenlijk, een pic-nic?’
‘Hè!’ zei Flip, ‘weet U dat niet? Dan ga je in 't bosch koffie drinken, en eieren bakken op een spiritus-stel. Je neemt alles in de sportkar mee. Ieder, die meegaat, moet voor iets lekkers zorgen. Maar je mag het van elkaar niet weten.’
‘Nee,’ riep Henk, ‘ieder heeft zijn eigen geheim. Wij mogen een dubbeltje uit onze spaarpot nemen om iets te koopen. Ik weet al wat ik koop!’
‘Ik ook!’ riep Flip, ‘en dan wordt er op den grond gedekt. En ga je daar allemaal om heen zitten.’
‘Jongens,’ zei tante, ‘dat is een plan naar mijn hart. Laten we dat zoo gauw mogelijk uitvoeren!’
‘Ja,’ zei Moeder, ‘Dinsdag is er kans, dat Vader ook tijd heeft om op den pic-nic te komen. Als 't dan mooi weer is, zal het gebeuren.’
Nu gingen de jongens nog wat in den tuin spelen en lieten Moeder en tante rustig zitten praten. Maar toen ze naar bed moesten, bedelden ze tante of ze mee naar boven ging.
‘Neen, neen,’ zei Moeder, ‘maak jullie maar eerst gauw, dat je in bed komt. Dan wil tante je misschien nog even komen toestoppen.’
| |
| |
Toen tante kwam, waren de jongens natuurlijk onder de dekens verdwenen. Ze werden eerst met veel spektakel te voorschijn gehaald, toen ieder driemaal met het hoofd in de kussens gegooid, daarna gekust en toegestopt, en wip, weg was tante.
Het weer hield zich goed en er was veel kans, dat 't Dinsdag mooi zou zijn. Maandag gingen de jongens ieder afzonderlijk met hun dubbeltje er op uit. Toen ze thuis kwamen, stopten ze hun zak zóó goed weg, dat niemand hem zou kunnen vinden. Den volgenden morgen werden ze al vroeg wakker. De zon scheen heerlijk. Dadelijk trommelden ze tegen de deur van tante's kamer en riepen: ‘De zon schijnt! Mooi weer voor den pic-nic; komt u er nu gauw uit?’
‘Ja,’ zei tante slaperig. Maar ze keerde zich nog eens om, want 't was pas half zeven.
Om half elf waren alle toebereidselen gemaakt en stond het heele troepje klaar om te vertrekken. De sportkar was volgeladen en de jongens stonden er om heen te springen.
Hun zakken hadden ze er nu ook bij gelegd en alles was met een kleedje toegedekt. Flips zak was zoo vol geweest, dat hij haast overstroomde.
| |
| |
Daarom had hij er een handvol uitgenomen en in zijn broekzak gestopt.
Vroolijk gingen ze op weg. Om beurten zouden ze de sportkar duwen, want ze moesten een heel eind loopen. De plaats, die Moeder voor den pic-nic had uitgekozen, was wel een uur ver. 't Was op een heuvel aan den rand van 't bosch, met een heerlijk uitzicht over bouwlanden. Daar, in de schaduw van de beuken, zou 't verrukkelijk zijn. Als Vader vroeg genoeg klaar was (maar dat kon hij vooruit niet zeker zeggen), zou hij daar ook met zijn motorfiets komen.
De wandeling door 't bosch was heerlijk! Moeder merkte, dat Flip, als hij de sportkar duwde, wat achterbleef en dat dan zijn eene hand in zijn broekzak verdween, om daarna iets in zijn mond te stoppen. Ze wist nu al, waar Flip op trakteeren zou, want telkens vielen er leege doppen van apennootjes op den grond. ‘Flip,’ zei ze zacht, dat de twee anderen 't niet hoorden, ‘ik geloof, dat hier in 't bosch eekhoorntjes zijn, die apenootjes eten, want ik zie telkens leege doppen liggen. Of zou Klein Duimpje ze hier gestrooid hebben, om den weg terug te kunnen vinden?’ Flip kreeg een kleur en begreep, dat hij zóó bezig was zijn geheim te
| |
| |
verraden. Daarom zei hij niets, maar de hand ging niet meer in den broekzak en de anderen hadden gelukkig niets gemerkt.
Op den heuvel aangekomen, begon Moeder maar dadelijk het tafellaken uit te spreiden en haar aandeel aan den pic-nic uit te pakken: brood, boter, melk, eieren en ham. Daarna kwamen het spiritus-stel en de pan voor den dag. Maar, o wee, waar was nu de flesch met spiritus?
‘Saar, heb jij die niet ingepakt?’ vroeg Moeder.
‘Neen,’ zei tante Saar, ‘ik dacht, dat jij dat gedaan had.’ De spiritusflesch was er niet bij en ze konden dus geen eieren bakken. Wat was het jammer; dat zou nu juist zoo leuk geweest zijn.
Terwijl ze er over stonden te denken, of er ook nog raad op was, hoorden ze ‘Hallo!’ roepen.
Daar was Vader!
‘Hallo!’ riep Moeder terug, ‘heb je ook wat lekkers meegebracht voor den pic-nic?’
‘Ik?’ zei vader heel verbaasd, ‘ik wist niet eens zeker, of ik komen kon!’
‘Dan met je ooren weerom!’ zei Moeder vroolijk. ‘Denk je, dat je van alles mee mag eten, als je zelf
| |
| |
niets hebt gegeven? En breng dan meteen de flesch met spiritus mee, die we vergeten hebben. Nu kunnen we geen eieren bakken.’
‘Ha, is het daar eigenlijk om te doen,’ lachte Vader, ‘nu, vooruit maar, mijn paard wordt niet moe!’ En vlug was hij weer weg.
In dien tusschentijd, tot Vader terug kwam, werd er nu verder gedekt. Alleen de geheimen van Flip en Henk werden nog niet onthuld, daar moest Vader bij zijn. Tante Saar had voor een heerlijke schaal vol afgeriste bessen met suiker gezorgd. Toen de jongens daar even van hadden geproefd, werd er besloten een spelletje te doen, tot Vader terug zou zijn. Het was een mooie gelegenheid voor Stuivertje Wisselen! Vóór ze er aan dachten, dat Vader terug kon zijn, hoorden ze in de verte alweer ‘Hallo!’ roepen. Ze schreeuwden nu allen zoo hard ze konden ‘Hallo!’ terug. Kijk, daar kwam Vader werkelijk met een wit doosje op zijn fiets aangereden. Het fleschje spiritus had hij in zijn zak. Hij deed eerst net, of hij 't vergeten had, om Moeder voor den mal te houden.
‘Wat zit daar in die doos?’ vroegen de jongens. ‘Pak jullie maar eens uit,’ was het antwoord. En
| |
| |
daar kwamen tien heerlijke taartjes voor den dag, die met gejuich werden begroet.
‘Jongens!’ zei Moeder, ‘nu jullie verrassingen!’ Met een verrukt gezicht strooide Flip zijn zak met apennootjes op 't tafellaken uit en opende Henk zijn zak met Verkade korstjes. ‘Er zitten er net vijf in, voor ieder een, Moeder!’ zei Henk.
‘Jullie hebt allebei een goed gebruik van je dubbeltje gemaakt, hoor. Ik wou, dat je van al je dubbeltjes altijd zooveel plezier hadt!’ riep Moeder vroolijk uit.
En nu begon het smullen. De eieren werden gebakken. ‘Hoor die boter eens sissen!’ riep Flip, of het heel wat bijzonders was. 't Leek ook in 't bosch, of alles anders was en lekkerder dan in huis. Onder gepraat en gelach werd er heel wat naar binnen gewerkt. Maar toch bleef er nog zooveel over, dat Moeder voorstelde, eerst een uurtje te gaan spelen en dan later de rest op te eten.
‘Vader, zullen we den berg eens afhollen?’ vroeg Henk. Meteen greep hij Vaders hand en daar vloog 't tweetal met zoo'n vaart naar beneden, dat Henk haast geen grond meer onder zich voelde. Flip volgde natuurlijk dadelijk met tante Saar. En telkens als ze weer
| |
| |
boven waren, klonk het: ‘Toe, nog eens, tante. Nog eens, Vader!’ Eindelijk riep Moeder: ‘Nu is 't genoeg, hoor! Ik heb den boel wat opgeruimd. Laten we nu verstoppertje spelen.’
Hè ja, verstoppertje, dat was heerlijk! 't Eerst zou Vader zich verstoppen; allen moesten met de oogen dicht tot dertig tellen en daarna aan 't zoeken gaan. Vader was gauw te vinden, want hij was achter een boom gaan staan en er was haast geen boom dik genoeg om dien dikken Vader te verbergen. Met Moeder, tante Saar en Henk hadden ze meer moeite, want die kropen onder aan den heuvel in boschjes. Eindelijk kwam Flip aan de beurt. Hij brandde van ongeduld, want hij had een ondeugend plan bedacht. Zoodra ze aan 't tellen begonnen, vloog hij naar een boom, die hem geschikt leek, en klom er als een aap in. Niemand had daar gedachten op. Flip moest zich bedwingen om niet uit te proesten van 't lachen, toen hij ze alle vier te vergeefs zag zoeken, terwijl ze zoo dicht bij hem kwamen. Hij zat heel gemakkelijk op zijn verheven plaatsje en bedacht, dat hij nog apennootjes in zijn zak had. Die ging hij lekker kraken en oppeuzelen, net als een aapje, en hij liet ze daar beneden rustig zoeken.
| |
| |
Het zoekende viertal begreep er niets van. Waar kon 't kind zitten? Zoover kon hij toch niet weg zijn! Moeder maakte zich een beetje ongerust, of hij ook ergens tusschen het kreupelhout zat en niet uit de takken los kon komen. ‘Dan zou hij wel schreeuwen en zich losrukken,’ zei Vader ‘daar kan je zeker van zijn.’
Intusschen had Flip, die van uit de hoogte alles hoorde en zag, grooten schik, dat niemand er aan dacht, hem in de boomen te zoeken. Toen hij er echter genoeg van had, mikte hij heel handig een leeg dopje op Henks hoofd. Maar Henk merkte er niets van. Even later kwam Vader onder den boom en daar mikte Flip hem warempel juist op zijn neus. Nu was hij verraden! Vader keek op, zag den lachenden deugniet en riep: ‘Daar hebben we ons aapje! Foei! wat heb je ons laten zoeken! Maar 't was een mooi plaatsje, dat moet ik zeggen.’ De anderen kwamen nu ook dichterbij, om 't aapje te zien zitten. En tante Saar riep: ‘Wat jammer, dat we hem zoo niet kunnen kieken!’
't Aapje kwam nu naar beneden. Maar toen hij van den laatsten tak af wilde springen, bleef zijn broekje haken. Met een ruk maakte hij zich los, om den sprong te kunnen doen, en 't gevolg was een groote winkel- | |
| |
haak in zijn broek. ‘Ziezoo,’ zei Moeder, ‘dat is Flip weer. Kind, kind, wat zullen we nog van jou beleven!’ Gelukkig was het een oud broekje, dus werd er maar niet meer over gepraat.
Allen gingen nu weer zitten, om de rest van de heerlijkheden op te maken. Daarna gooiden ze elkaar met leege dopjes en trachtten juist op elkaars neus te mikken. Maar de jongens werden ten slotte zoo wild, dat het op kibbelen en ruzie uitliep. ‘Moet 't bij jullie weer op katjesspel uitdraaien?’ vroeg Moeder. ‘Kom, laten we nu de terugreis maar ondernemen.’
Onderweg mochten Flip en Henk om beurten eens in de sportkar zitten, die nu veel leeger was dan 's morgens. Dankbaar en voldaan over dien welgeslaagden pic-nic en dien heerlijken dag buiten, kwamen allen thuis.
‘Goed, dat we onzen pic-nic gisteren gehouden hebben,’ zei Vader den volgenden morgen, ‘want de wind is gedraaid en we krijgen regen.’ Nauwelijks had hij die woorden uitgesproken, of er vielen enkele groote droppels. Dat was 't begin van een harde regenbui, die heel lang aanhield.
| |
| |
Er was geen sprake van in den tuin spelen. Daarom werden nu de kleur- en plakprenten voor den dag gehaald. Tante zou de jongens helpen. Dat vonden ze zoo heerlijk, dat ze haast blij waren, niet buiten te kunnen spelen. Met grooten ijver ging het aan den gang; Henk met gekleurde krijtjes en Flip met de schaar. Met den grootsten ernst zat Henk over zijn plaat gebogen en bleef zoo langen tijd stilletjes voortwerken. Flip daarentegen wipte telkens van zijn stoel en had honderd vragen en uitroepen. ‘O, tante, ik knip dat kind midden in haar been!’ Dan weer had hij een jongetje onthoofd, een poot van een tafel geknipt of van een ronden hoed een steek gemaakt.
‘Kind,’ zei tante, ‘wat ben jij een woelwater! Als je op school zoo werkt, zul je nog heel wat straf krijgen. 'k Benijd den meester niet, die jou in de klas krijgt! Zit nu toch eens stil en kijk beter naar wat je doet.’
Flip spande zich even in en deed het toen heel netjes. Maar 't duurde niet lang of hij had er genoeg van. Hij liep naar Moeder, die bezig was met de kleine, snoeperige kleertjes voor 't kleine zusje.
‘Kom eens hier,’ zei Moeder, ‘dit kapertje heb jij nog op gehad. Laat eens zien of het je nog past.’ En
| |
| |
nu zette ze 't kleine mutsje boven op Flips blonde krullen. 't Stond allergekst en Flip danste er mee voor den spiegel, tot groot vermaak van allen.
‘Stil,’ zei tante, toen Moeder was weggegaan, om voor de koffie te zorgen, ‘ik zal jullie eens als babies verkleeden. Dan moet je zoo aan de koffietafel komen.’
Dat was een leuk idee! Ze kregen elk een wollen kapertje met pelerine op, een klein rokje aan en een bavetje voor. Ze gierden 't uit van de pret.
‘Blijf hier even wachten, tot ik terugkom,’ zei tante met een ondeugend gezicht. Ze had nòg een grap bedacht. Zonder dat iemand het merkte, liep ze, met haar cape om, 't huis uit. Het duurde niet lang of ze kwam met een pakje in haar hand terug. Ze liep er mee naar 't fonteintje, waschte iets af en kwam toen lachend binnen.
‘Kom hier, jongens, ik heb twee fopspenen gehaald. Je weet dat Vader zoo'n hekel aan die dingen heeft. We zullen hem eens plagen. Nu stop je 't ding in je mond en komt zuigende binnen, zoodra Vader er is; dan zul je een gezicht zien.’
‘Hè ja, dol!’ riepen de jongens. Dat was net iets voor hen!
| |
| |
‘Waar blijf jullie toch?’ riep Moeder. ‘Vader is al thuis; kom toch koffiedrinken!’
Tante ging eerst naar binnen, om 't gezicht van Vader en Moeder te kunnen zien als de jongens de kamer zouden inkomen. Ze sloot de deur achter zich toe. 't Volgende oogenblik ging die weer open. En daar kwamen de jongens aan, met langzame stapjes en onnoozele gezichten, heel hard zuigende. Moeder proestte het uit om de leuke grap. Maar zoodra Vader die akelige fopspenen zag, riep hij uit: ‘Hoe komen die dingen in mijn huis? Waar heb jullie die vandaan gehaald?’
‘Die zijn natuurlijk voor zusje,’ zei tante Saar, om Vader te plagen. Maar Henk, die een beetje bang werd dat Vader boos zou worden, riep: ‘Och Vader, 't is maar een grap, tante heeft ze in de buurt gehaald.’
‘O!’ zei Vader, ‘dat is weer echt iets voor die ondeugende tante Saar.’ En nu nam hij Henk de speen uit den mond en wilde die in tante Saars mond stoppen, om haar te straffen. Maar dat lukte hem niet, want Flip sprong op zijn rug en wilde zijn speen in Vaders mond stoppen, 't Werd een wild gestoei en 't duurde niet lang, of 't heele stelletje lag op den grond, behalve Moeder, die er bij stond te lachen. Om er een eind aan
| |
| |
Daar stonden de jongens met heel onnoozele gezichten.
| |
| |
te maken riep ze de jongens toe: ‘Ga jullie eens even naar Mina en Trui; ze hooren ons zoo lachen, laat ze ook eens zien, hoe dwaas je er uit ziet.’
Zoodra de twee babies de keuken in kwamen, klonk daar ook een luid gelach. Door al die vroolijkheid in huis hinderde 't niemand, dat het buiten maar steeds lintjes regende, zooals tante Saar dat noemde.
Nu hadden de jongens den smaak van verkleeden beet! Ze kwamen na de koffie weer binnen, de een met een jas en hoed van Vader, de ander met een muts en boezelaar van Trui. ‘Wacht,’ zei tante Saar, ‘nu weet ik een goede tijdpasseering voor den regenachtigen middag; we halen de heele kist met verkleedgoed van den zolder naar beneden. Toe, Trui, help me maar even!’
De jongens dansten om de kist heen, die allerlei moois bevatte van comediestukjes, die Moeder en tante vroeger gespeeld hadden. Flip werd eerst als een boerinnetje verkleed met oorijzers en kap, en Henk als een marketentster met een soldatenmuts op. 't Stond hun alles even gek, want 't was hun natuurlijk veel te groot. Daarom stelde Moeder voor, dat tante 't nog eens zou aantrekken. Dat gebeurde. En nu vertelde
| |
| |
tante er bij, waar en wanneer ze die pakjes had gedragen en wat ze er bij had opgezegd. O, die tante kon zoo prettig vertellen, ze wist haast nog meer verhalen dan Moeder.
Gelukkig duurde de regentijd niet heel lang en konden de verdere vacantie-plannetjes allemaal worden uitgevoerd. Tweemaal een mooie rijtoer en tweemaal een tochtje met den trein, waarbij Frits en Karel ook werden uitgenoodigd. En zoo naderde al weer veel te gauw de dag, waarop tante Saar zou vertrekken. Ze kon niet langer blijven, want ze zou nog een reisje naar Thüringen maken met een paar vriendinnen.
De brik kwam dus weer voor en Moeder, tante en de jongens stapten er in. Aan 't station werd er hartelijk: ‘Tot weerziens in de Kerstvacantie!’ geroepen en nog met de zakdoeken gewuifd, tot de trein uit 't gezicht was. Hoe jammer, dat tante Saar wegging. 't Was toch veel gezelliger, haar te halen, dan haar weg te brengen.
|
|