| |
| |
| |
Ze gingen het bosch in, waar ze gauw vriendjes ontmoetten.
[Blz. 10
| |
| |
| |
Hoofdstuk I.
De Verjaardag.
Flip en Henk waren op denzelfden dag geboren. Dat was een verrassing, vertelde Moeder dikwijls, toen ze op dien 7den Januari twee jongetjes kreeg inplaats van één. Ze was er heel blij mee, want ze hield veel van kindertjes en had er de drukte best voor over.
Hoewel Flip en Henk nu tweelingen waren, dus precies even oud, waren ze lang niet precies even groot en dik, even stout of zoet, even sterk en knap. Dat leek er niets naar. Flip had veel van Moeder, behalve dat Moeder nooit zoo stout was geweest; hij was ook lang en mager, vlug en vroolijk en zong den ganschen dag.
Henk leek meer op Vader. Hij was dikker en kleiner dan Flip, bedaard en langzaam en zou zeker vlijtig en ernstig worden, net als zijn Vader.
De jongens hadden een heerlijk leventje. Hun Vader, die dokter was op een mooi dorp, woonde in een prettig huis met een grooten tuin er bij. En achter dien tuin
| |
| |
was een prachtig bosch. Door een hekje in het achterste laantje konden ze daar in komen.
Zij waren nu bijna zes jaar oud. Over een week zou het de lang verwachte 7de Januari, hun verjaardag, zijn. Ze spraken haast nergens anders meer over. Flip had een slee gevraagd en citroen-vla, en Henk een steenen bouwdoos en chocolade-vla. Want ze mochten ieder een present en iets bijzonder lekkers kiezen.
Hoe dichter de groote dag naderde, hoe opgewondener de jongens werden. Vooral Flip. Hij was zoo dol, dat hij Moeder telkens om den hals vloog en Henk onophoudelijk plaagde.
‘Jongen, houd je toch bedaard, dat loopt nooit goed af,’ zei Moeder vaak.
‘Als er nu maar sneeuw ligt op den 7den Januari,’ had Moeder tegen Vader gezegd, ‘want anders zal Flip als een dolle door den tuin vliegen met die slee; het kind is niet te houden.’
Dat had het sneeuwmannetje zeker gehoord, want toen Flip op zijn verjaardag al om zes uur naar buiten keek, zag de vensterbank wit. Natuurlijk kon hij toen niet weer stilletjes naar bed gaan. Hij maakte Henk wakker en fluisterde hem in 't oor, dat het gesneeuwd
| |
| |
had. Henk zei met een slaperige stem, dat hij het heerlijk vond, en sliep dadelijk weer in. Maar dat was Flip niet genoeg. Even moest hij het Moeder vertellen. Zachtjes liep hij naar de andere kamer, nam Moeders hoofd in zijn beide handjes en fluisterde in haar oor: ‘Het heeft gesneeuwd, Moeder!’ Met een glimlach werd Moeder wakker. ‘Wat ben ik daar blij om,’ zei ze dadelijk. En ze kuste haar jarigen deugniet en stuurde hem gauw weer naar bed.
Nauwelijks begon het licht te worden, of de jongens kwamen bij Vader en Moeder, die ze natuurlijk in de armen namen, om ze geluk te wenschen. Ze mochten toen nog even in bed stoeien en gekheid maken, om den dag prettig te beginnen. Daarna kleedden ze zich vlug aan, want ze verlangden nu erg naar de cadeautjes.
Aan het ontbijt maakten zij een haast, of ze naar den trein moesten. Want ze zouden allen te zamen met de slee den tuin ingaan, voordat Vader uitreed. Hij zou voor deze gelegenheid zijn patienten maar iets later bezoeken; dus daar ging het, hoor!
Eerst de beide jongens achter elkaar op de slee, en Vader en Moeder trekken; dat ging heerlijk. Toen Moeder en Flip op de slee en Vader en Henk trekken; dat
| |
| |
ging ook best. Maar toen Moeder en Flip het Vader en Henk zouden doen, kwam daar niets van terecht. Zij moesten zoo vreeselijk lachen om dien dikken, grooten Vader met zijn uitgestrekte beenen, dat zij geen kracht hadden, om te trekken. Zij proestten het beiden uit; maar het volgende oogenblik gaven ze zóó onverwacht een flinken ruk aan het touw, dat ze de slee onder Vader en Henk uit trokken en beiden in de sneeuw terecht kwamen. Daverend gejuich! Dadelijk begonnen Moeder en Flip ze nu met sneeuwballen te gooien, maar daar bleef Vader natuurlijk niet bij zitten. Hij wipte met Henk snel op en beiden gooiden zoo hard ze konden terug, zoodat het nu een waar sneeuwgevecht werd.
Het duurde echter niet lang, of Vader dacht aan zijn patienten en holde in eens weg, gevolgd door Moeder, die de citroen- en chocolade-vla nog moest maken. De jongens bleven nu alleen met de slee achter en gingen het bosch in, waar ze gauw vriendjes ontmoetten. Daar hadden ze nog wel een paar uur pret met de slee.
Eindelijk kregen ze er genoeg van. Ze gingen naar huis, eigenlijk ook om eens te zien, hoe het met de vla stond. Moeder was er juist mee klaar en had de schotels al in de provisiekamer gezet. Nauwelijks hoorde Flip
| |
| |
dat, of hij ging eens kijken. Hij klom vlug op een bankje, omdat hij anders niet in de schotels kon zien, die op een hooge plank stonden. Maar juist toen hij een der schotels naar zich toehaalde om er beter in te kijken, wipte het bankje om. Al de citroen-vla stroomde over zijn hoofd en kleeren. Hij gilde het uit. Dadelijk kwam Moeder, die het vreeselijk spektakel hoorde, aanvliegen. Ze hielp Flip gauw opstaan, en toen ze merkte, dat hij zich niet bezeerd had, begon ze hem flink te beknorren. Ze was heel boos! Maar Flip zag er zoo potsierlijk uit met zijn blonde krullen en zijn heele blauwe trui vol citroen-vla, dat ze toch even 't lachen niet kon laten. Vooral niet, toen Flip maar steeds met zijn tong naar zijn neus likte, waar de citroenvla in dikke druppels afdroop. Dat gaf Flip moed en hij begon door zijn tranen heen ook te lachen. Doch Moeder zei, dat ze wel even van buiten moest lachen, maar dat ze het van binnen heelemaal niet deed en erg boos was. Flip moest nu eens denken, hoe vreeselijk jammer het was van al het geld, dat die vla gekost had, en alle moeite, die zij er aan had gehad; dat was nu alles verloren door zijn stoutheid! 't Was nog een geluk, dat de schotel niet kapot was.
Zooals Flip er nu uitzag, kon hij natuurlijk op zijn
| |
| |
verjaardag niet blijven. Moeder ging met hem naar boven, waar hij gewasschen moest worden, of het Zaterdag was. Hij kreeg ook schoon ondergoed aan, want de vla was in zijn hals gedropen en zijn goed kleefde aan zijn lijf. ‘Wat een moeite en narigheid,’ zei Moeder. Flip had er nu ook zoo erg het land over, dat hij uit zichzelf beloofde, den heelen dag verder heel zoet te zullen zijn. ‘Dan zullen wij het maar vergeven en vergeten,’ zei Moeder. En met een kus werd de vrede weer gesloten.
Toen ze beneden kwamen, keek Henk verbaasd, dat Flip heel anders was aangekleed. Hij had in dien tijd met zijn steenen bouwdoos gespeeld en van het heele ongeluk niets gemerkt. Moeder zei er maar niets van. Vóór ze aan de koffietafel gingen, had ze gelukkig even gelegenheid, Vader en Henk in te fluisteren, dat ze niet naar de citroenvla moesten vragen, want dat die verongelukt was.
Flip was verwonderlijk kalm en zoet, zelfs 's middags, toen er veel bezoekers kwamen, om de tweelingen te feliciteeren. Eigenlijk vond hij dat heel vervelend, behalve dan natuurlijk 't oogenblik, als hij een presentje kreeg. Hij had veel liever met de slee naar buiten gewild,
| |
| |
maar dat ging nu niet, zei Moeder. 't Was juist om de feestvarkentjes te doen, die mochten niet wegloopen.
Maar toen het bijna vijf uur was geworden, kon Flip het niet langer uithouden. Hij stelde Henk voor, eens te gaan kijken, waar Frits en Karel toch bleven. Hij kon niet begrijpen, dat hun beste vriendjes maar niet kwamen. Gelukkig verschenen die beide jongens juist op hetzelfde oogenblik, keurig aangekleed en ieder met twee presentjes in de hand.
‘Waarom kom jullie zoo laat?’ vroeg Flip.
‘Wel,’ antwoordde Karel, ‘omdat we pas tegen het eten gevraagd zijn.’
‘O, Moeder, wat dol, dat ze blijven eten!’ schreeuwde Flip, en Henk riep: ‘Dàt is een leuke verrassing!’
't Werd echt feestelijk. De deuren van de suite werden gesloten, zoolang er gedekt werd. En toen ze een poosje daarna opengingen, zag het er heerlijk gezellig en mooi uit. Het dessert stond op tafel en er waren drie lampen aan. In het midden van de tafel stond een groote kristallen schaal met sinaasappelen, appelen, noten en bananen; aan beide kanten daarvan een kleine taart met zes kaarsjes er op en naast de eene taart een schotel met chocoladevla. Naast de andere taart... zou nu een
| |
| |
nare leege plek zijn geweest, als Moeder er niet heel handig een mooie vaas met bloemen had neergezet.
't Eerste, wat de jongens riepen, toen ze de taarten met kaarsjes zagen, was: ‘De taart van tante Saar! de taart van tante Saar!’ Dat wisten ze zeker, want die kregen ze elk jaar, telkens met een kaarsje meer er op. - Jammer, dat tante Saar er zelf niet bij kon zijn, want dat was nu de leukste, gezelligste tante, die je je denken kon. Zij was Moeders zuster en kwam wel dikwijls over, maar alleen in vacanties, want ze was onderwijzeres. Daarom kon ze vandaag niet komen, maar ze had aan iederen jarigen jongen een gezelligen brief geschreven en voor de taarten gezorgd.
Er werd door de jongens verbazend goed gegeten en allen waren even vroolijk. Zelfs Frits van den dominee, die anders stil en verlegen was, kwam los met aardige verhalen. - Toch waren allen blij, toen 't groote oogenblik daar was, de lampen werden uitgedraaid en de kaarsjes aangestoken. Wat was dat een mooi gezicht! Vader sneed nu voorzichtig voor ieder een stuk taart met een kaarsje er op en zoo kreeg elk een brandende kaars op zijn bord. Nu moest er gezongen worden: ‘Lang zullen ze leven in Gloria!’
| |
| |
Flip ging boven op zijn stoel staan en schreeuwde 't hardst van allen: ‘Lang zullen ze leven!’ Ja, zóó hard en zóó hoog wenschte hij Henk en zich zelven een lang leven toe, dat Vader hem verzocht, een toontje lager te zingen en van zijn stoel af te komen.
Nu moest de taart gegeten worden. Terwijl de kaarsjes nog brandden, moest ieder heel behoedzaam het brandende kaarsje uit het vloeipapier nemen, waarmede het in de taart was gezet, om het daarna met een paar druppels gesmolten was op het bord vast te hechten. Toen de taart gegeten was, moesten allen achter de leuning van hun stoel gaan staan en blazen zoo hard ze konden. Natuurlijk blies die groote Vader zijn kaars het eerst uit, daarna Henk en Frits tegelijk, toen Karel en 't laatst Flip en Moeder, die zoo stonden te lachen, dat ze geen kracht tot blazen hadden. Nu werden de kaarsen weer aangestoken, om op een afstand van een halven meter verder te worden uitgeblazen. Maar toen werden de jongens zóó dol, dat er ongelukken zouden gebeurd zijn, als Vader niet gauw het groote licht had opgestoken en alle kaarsjes had uitgeblazen.
De tweede taart zou maar tot Zondag bewaard worden, dan hadden ze nog eens pret.
| |
| |
Mina kwam nu binnen, om schoone bordjes te geven voor de vla en de vruchten, want de vorige waren vol kaarsvet. Toen de vla werd rondgediend, keek Moeder haar stouten zoon Flip even ernstig aan. De zondaar sloeg één oogenblik de oogen neer, maar keek dadelijk daarop met een gretig oog naar de chocoladevla, die hij ook wel lustte.
Na afloop van het feestelijke maal mochten de jongens in de gang stoeien, tot ze binnengeroepen werden, om een spelletje te doen. Eerst werd ‘Zwarte Piet’ gekozen. Daarna kwam het kienspel. En juist zouden ze met het zichtbaar verstoppen van den vingerhoed zijn begonnen, toen Karel en Frits gehaald werden.
‘Kom, jongens, nu gauw naar bed,’ riep Moeder, toen ze weg waren, ‘'t is al heel erg laat.’
Vlug werden ze uitgekleed en in bed gestopt, want 't was boven aardig koud. ‘Heb jullie een prettigen verjaardag gehad?’ vroeg Moeder. ‘Ja, ja,’ riepen ze allebei en vlogen haar om den hals, om te bedanken. Daarna werden ze warmpjes ingestopt. En, terwijl Moeder de trap afliep, riepen zij en de jongens nog om beurten: ‘Dà-ag, dà-ag!’ tot Moeder de huiskamer achter zich had gesloten.
|
|