Hasselts maagden-rijm. Bestaande in geestelijke meditatien, etc.
(1677)–Christina van Os–Stem. Florida, so 't wesen mag.I.
KOmt nu mijn ziel en looft den Heer,
Mijn geest weest dog verheuget seer
Voor 't goed aan u bewesen,
Die mijne ziel ontfangen heeft,
Die dood waart maar nu leeft,
En wilt nu niet meer vresen.
II.
O! wat een groten vreugd was daar
By d'Herders en der Eng'len schaar,
Doe sy haar Jesus vonden?
Soud ik niet meer verheuget zijn,
Nu ik hem binnen mijn
Geniet, die 'k ben vol sonden?
III.
O! wat was dat een blijden dag
Doen ik hem door 't gelove sag,
Hy is mijn ziel mijn leven,
Ik ben van desen dag gevoed,
Al met sijn vleez en bloed;
Wat kond hy meerder geven?
IV.
'k Heb nu van hem genomen trouw,
En ben geworden so sijn vrouw,
Gaat droefheit, wilt nu wijken,
'k Besitt' de troost van Israël,
Al quaamt gy Duivel, Hel,
Ik sal dog niet beswijken.
| |
[pagina 76]
| |
V.
Want dient om my niet meer gedogt,
't Geen gy beoogt dat is verkogt;
't En sal u niet gewerden:
Gaat heen en neemt een ander wijk,
Ik heb nu mijns gelijk,
Daar sal ik 't mê volherden.
|
|