Hasselts maagden-rijm. Bestaande in geestelijke meditatien, etc.

Eerdigt, Over het Geest-en-Stigt'lijk Hasselts Maagden-Rijm, Vande Lofverdiende, Christelijke Poëtesse en Iuffer, Me-Juffr. Christina van Os.

ALschoon ik niet en hebb' in d' Henxte-Hoeflags-plassen,
Of met Pernassi Ebb' mijn mond en tong gewassen:

Nogtans vat ik de pen, 't ontbreekt my aan geen stof

De roem te uitten, en d' onsterffelijken lof

[fol. *7r]

 

Der Adelijke OS, in Pallas schoot geboren,

 

Begloeit met Floraas blos, van Vesta uitverkoren,

 

Gequeekt op Helicon, of by Pirenes stroom,

 

Daar eerst Bellerophon den Henxst kreeg in den toom.

 

Daarom swaait vlugge Faam, wilt met u Lof-schalmeien

 

CHRISTIJNS roemwaarde Naam aan 't Hemels-blauw verspreien,

 

Om dat de Polyhym' ons baart een Melody;

 

Het Hasselts Maagden-Rijm, vol Bibels Poësy,

 

Om een verslagen hert (dat swaarlijk is beladen

 

Met droefheit, onheil, smert en quelling) te versaden,

 

Door geestelijk Banquet en Hemels lekkerny,

 

Met Goddelijk Hymet, de Ziel een Sympaty;

 

Den Geest een Balzem soet uit Jericho gesproten,

 

Met Ambrosine vloet en Hippocreen begoten.

 

Wel dan nu Vestaas stoet, wien Overyssel voet,

 

Met Palm en Mirth' begroet ons Zangheldinne soet.

 

Apollo send mê hier van u Pernassi toppen

 

Een Daphnes blad-geswier bedauwt met Nectar droppen:

 

Op dat ons Maagden fier, het over-Sinrijk Hooft

 

Bekranssen met Lauw'rier die nimmermeer verdooft.

[fol. *7v]

 

Gy Nimphen van de Vegt en Swartewaters-stromen,

 

(Dees' vlegt mê t' regt aanhegt, CHRI-STI-NA) wilt ras komen

 

By haar, wiens Naam gemeen het twe-drie-vier-getal,

 

Verbeeld te zijn alleen en Moeder van haar al.

Hasselt in Overyssel,

den 7. 7bris.

B. van DUIREN,

Procurator.