Plaat VIII.
Die heer rijdt op zijn paard. Het paard is een mooi dier. Wat stapt het flink voort! Hoe ferm, met den kop om-hoog. Had ik ook een paard, wat zou ik grootsch zijn.
Dien man, op de plaat er naast, zag ik straks met een kar met hooi. Het is warm weer en de vracht was zwaar. Nu heeft de man dorst. Het paard ook. De man drinkt nu bier en het paard krijgt.....?
Jan, Jan! pas op! klim niet zoo hoog in den boom! Als er nu eens tak brak. Dan viel je er uit en dan brak je een been. Pas op, hoor! Steek er maar niet den gek mee.
De meid veegt de straat. Er ligt veel vuil op. Hoe komt dat? Wel, meest door den wind. Die waait het stof op en het loof van den boom. Veeg maar knap, Jans! dan wordt de straat schoon.