Plaat IV en V.
Is dat een straat of een plein? Hoe heet het hier? Twee da-mes staan voor den win-kel.
Ik zie een rij-tuig met één paard; ook een met twee paar-den; hoe heet dat?
Wat staat daar op dat voet-stuk, met een hek er om-heen?
Ga die brug o-ver, dan zijn wij bui-ten. De boer rijdt met de kar naar de stad. Achter die kerk ligt het duin. Wat doet die man, die daar op de brug naast den paal staat?
Een heer en een knaap. Elk kiest wat uit. De heer kiest de koe, het paard, den hoed, de pijp, de flesch en het glas. De knaap kiest den hond, den tol, den haan, den e-zel en de geit.
En dan de klok, de kan, de kop en de poes?
Die houd ik.