| |
| |
| |
Hoofdstuk 1
Lieve tante Anna,
Hartelijk dank voor uw fijne, lange brief. Het doet me plezier dat het u zo goed bevalt in Oostenrijk en voor oom Bertus is het heel goed er eens helemaal uit te zijn. Voelt hij zich alweer wat beter?
Johans moeder...
De pen stokt even op het papier. Hanna van der Velde staart door het raam waarvoor ze zit naar buiten zonder iets te zien en zucht.
Dan buigt ze zich weer over het papier en schrijft verder: ... zal het ook heerlijk vinden dat jullie er zijn. Ze zal jullie beidjes wel verwennen, dat heeft ze mij ook gedaan, toen ik er met Johan was. Misschien dat ik volgend jaar zomer weer een paar weken ga, maar vertel dat nog maar niet, want dan gaat ze er zo op rekenen en als er dan wat tussen komt, is het zo'n teleurstelling. Kunt u hen niet overhalen hier heen te komen? Ik wil graag bijdragen in de kosten, dat heb ik trouwens al aangeboden toen ik er was.
Hier is alles in orde.
Moeder heeft bij ons koffie gedronken en bracht de kleine Harm van Siem en Boukje mee. Over een goeie week zal nummer twee daar wel gearriveerd zijn. Dan is Boukje, als 't warm wordt, van haar lastje af. De baby wordt thuis geboren - tenminste als alles goed gaat natuurlijk - en moeder doet dan de huishouding. Ze praat nooit meer over een huisje in het dorp en nu er straks twee kleintjes zijn op de Bronkhorst, is er ook genoeg bezigheid voor haar.
En waarom zou ze 't doen? Ze had eerst maar zo'n idee dat ze Siem en Boukje helemaal vrij moest laten, maar dat zijn ze toch?
Moeder is 's avonds vaak hier of gaat naar kennissen en ze vindt het ook fijn om eens een avond in haar eigen kamer te
| |
| |
zitten of bezoek te ontvangen. En ze is zo dicht bij ons, dat is vooral 's zomers als ik de kinderen weer krijg, maar wat prettig.
Deze zomer krijg ik er telkens zes en dan voor vier weken. Gisteren heb ik bericht gekregen wanneer ik de eerste kan verwachten.
Het is wel een drukte, maar u weet het, het geeft zo'n voldoening. En u raadt nooit wie mij een paar maanden komt helpen: Cobi Langemaat.
Haar moeder is toen met Trees en de tweeling weer naar Brabant vertrokken, en ze hebben daar goed kunnen wennen. Vrouw Langemaat vanzelfsprekend heel goed, omdat ze er geboren is en er woonde totdat Langemaat IJselstein kocht, behalve Cobi dan, die elke vakantie bij Lode en Ciska doorbrengt als ze de kans ziet.
Nu kreeg ik een brief van haar, met de vraag of ik haar deze zomer kon gebruiken. Ze is van school af en gaat werken, maar ze wil zo graag de drukke maanden bij ons komen.
Omdat we toch altijd hulp hebben, heb ik maar geantwoord dat het heel goed was, heel goed zelfs. Ik ken Cobi en 't is een keurig kind en met die vakantiehulpen moet je altijd maar afwachten wat je krijgt. En ze weet van aanpakken, want als ze op IJselstein was, hielp ze ook altijd flink mee. Ciska roemde haar tenminste altijd.
Ik heb zo 't idee dat ze hier naar een baantje uit wil kijken, maar dat zal haar moeder wel niet prettig vinden. Die is streng katholiek en hier is alles protestant. Ik geloof dat dát ook een van de redenen was dat ze weer terug ging naar haar geboortestreek. Ze heeft zich hier nooit helemaal thuis gevoeld en al had ze, zoals ze zei, in het concentratiekamp veel geleerd, ze was nadien lang zo star niet meer wat het geloof betrof, ze zal toch wel graag hebben dat haar dochters met katholieken trouwen.
Trees doet dat binnenkort en daar ben ik erg blij om. Die arme Trees was zo verliefd op onze Siem, maar ze is nu geloof ik wel gelukkig. Ze was met haar verloofde op IJselstein, een heel aardige, kalme vent, en ze zag er stralend uit.
Nog iets heel belangrijks heb ik vergeten; twee dagen geleden kwam er een brief van onze Harm, hij gaat naar Korea.
Na de oorlog hier, na Indië, zou je denken dat hij er wel eens genoeg van had, maar nee hoor. Nu moet hij weer zo
| |
| |
nodig naar Korea. Al vind ik wel dat ze voor een eerlijke zaak strijden, de jongens die er heen gaan, als het je broer betreft, ben je er toch niet blij mee. Erg inconsequent natuurlijk, maar dat is een mens nu eenmaal vaak. (Helaas!)
Moeder vindt het verschrikkelijk, dat kunt u wel denken. Ze was er vanmorgen nog echt down van. Dat duurt wel weer even, voor ze het verwerkt heeft. Ze probeert Harm helemaal los te laten, maar dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan.
En loslaten lukt beter als Harm gewoon ergens anders woonde en normaal werk had. Hij zal weer in levensgevaar verkeren en moeder die zo blij was dat hij heelhuids uit Indië terug kwam en er vast op rekende dat hij ontslag uit de dienst zou nemen, zal weer in angst zitten en zich ontzettend veel zorgen maken.
Ik voor mij - en Siem is ook die mening toegedaan - geloof dat Harm niet meer geschikt is voor een normaal burgerleven. Hij is te lang soldaat geweest, heeft teveel ellende en verwoestingen gezien en is zo gewend aan spanning, dat hij er waarschijnlijk niet meer buiten kan.
U gaat zeker wel vaak de stad in? Lekker in de zon zitten op een terrasje. Die zijn er toch zoveel? Als het daar net zulk mooi weer is als hier, kan het al best.
Ik zou wel even willen overwippen en een hele dag daar zitten. Een hele dag helemaal niets doen en me laten bedienen en nergens aan denken.
Maar dat laatste lukt toch niet, waar je ook bent.
Niet dat ik zoveel te tobben heb, wat het materiële betreft heb ik geen zorgen, dat weet u ook wel. Maar het is soms wel een opgaaf Maartens moeder dag in dag uit te verzorgen.
Het is een stakker en ik doe het met liefde. Ze hebben zo goed voor mij gezorgd, dat het m'n plicht is en bovendien heb ik dit leven zelf gekozen, maar een enkele keer besluipt me het verlangen eruit te vliegen, al is het maar voor een dag en samen met Johan een bootreisje te maken of zoiets. Maar zou iedereen dat wel eens niet hebben?
En ik heb geen spijt, dat moet u vooral niet denken. Ik zou dit ook niemand durven vertellen, maar ik heb bij u al zo vaak mijn hart uitgestort, u weet toch precies hoe ik ben.
Er is ook veel dankbaarheid in m'n hart, dat Johan hier buiten
| |
| |
kan opgroeien en dat ik niet van huis hoef om m'n kost te verdienen, want dat had ik toch gedaan al stonden moeder en Siem en zelfs Willemien klaar om me te helpen.
De meeste vrouwen in mijn omstandigheden hebben het heel wat moeilijker en ik schaam me altijd als ik, wat echt wel eens gebeurt, opstandig ben geweest.
Johan gaat na de vakantie naar de grote school en krijgt dan van opoe Van der Velde een fiets.
Ik vind het erg lief van haar, het is ook een heel eind lopen. Tegen die tijd bent u natuurlijk allang terug, wat erg fijn zal zijn, want ik mis jullie wel een beetje.
't Was altijd zo'n gezellig uitje, 's avonds op de fiets even naar 't postkantoor, of 's zondagsmiddags met Johan, als ik Maartens moeder naar mijn moeder had gebracht. Hij heeft het steeds over oom Bertus' postzegelverzameling. Als u terug bent, zal oom Bertus er de eerste de beste keer wel aan moeten geloven en de albums tevoorschijn moeten halen. Maar ik geloof niet dat het een straf is voor hem, hè?
Maar u zult nog wel enkele weken wegblijven en waarom niet. Er is nu toch een vervanger, zolang oom Bertus met ziekteverlof is.
Nu ik telkens aan u beiden denk in Wenen en hoe u daar in de kamer zit bij tante Lisa of op het plaatsje, of wandelt door de straten - ik kan me zo goed voorstellen hoe alles eruit ziet in voorjaarstooi - moet ik ook weer veel meer aan Johann denken.
Niet dat ik hem vergeten was, o, dat is onmogelijk, maar dan zie ik hem in gedachten op de stoep staan en aanbellen en naar binnen gaan.
Het is natuurlijk waanzin om zoiets te denken. Maar er kómen toch nog telkens krijgsgevangenen terug. En daaronder zijn ook mannen waarvan de vrouwen of de ouders tijdens de oorlog een doodsbericht kregen.
Het was toen zo'n chaos overal en er zijn vergissingen gemaakt.
Dan denk ik, stel voor dat Johann bijvoorbeeld wel is weggevoerd om doodgeschoten te worden, maar dat het niet gebeurd is, omdat de Russen daar net een offensief begonnen en dat hij gevangen genomen is.
Och, natuurlijk is dat niet gebeurd. Maar een mens heeft zo z'n dromen, die toch nooit uitkomen.
| |
| |
Maar diep in hun hart denken Johanns ouders dat ook wel, dat weet ik zeker.
Daarom willen ze niet hier komen, ze zijn bang dat Johann ondertussen thuiskomt en hen niet thuis treft. Wat natuurlijk ook verschrikkelijk zou zijn.
Ik weet nu wat u doet, nu u dit leest, want ik heb het nog nooit gezegd dat ik zulke dingen denk. Misschien kun je het ook beter schrijven dan zeggen.
U schudt uw hoofd en zegt in uzelf: ‘Kind, kind, zet het toch van je af. Wonderen gebeuren er niet meer.’
Ik moet het ook van me afzetten. Ik weet dat het niet zal gebeuren, maar het is vaak sterker dan ik ben en dan denk ik toch weer: stel nu eens voor...
Kom, ik ga eens eindigen, het is een lange brief geworden. Maartens moeder zal haar middagslaapje wel uit hebben en dan moet ik haar uit bed helpen. Ik ga maar een eindje met haar rijden, het is zulk prachtig weer. Misschien ga ik even bij moeder theedrinken en kijken hoe het met Boukje is. Johan is bij Siem op 't land en zal vooreerst wel niet thuiskomen. Siem is aan 't werk op een van de akkers die wij aan hem verkocht hebben en Lode is daar ook bezig op zijn grond. Lode's zoontje Anton is er ook en hij en Johan vermaken zich wel.
Nu hou ik echt op, want anders komt er geen eind aan en heb ik niets meer te vertellen als jullie thuis zijn.
Maar tot dan wens ik u beiden een heel fijne vakantie en beterschap voor oom Bertus en een kus voor tante Lisa en oom Hermann. Ik hoop dat ik weer eens gauw wat van u hoor.
Veel liefs en een stevige pakkerd van Hanna en Johan.
Anna Volkers laat haar hand met de dicht beschreven velletjes in haar schoot rusten en kijkt peinzend voor zich uit.
‘Wat schrijft ze?’ vraagt Bertus, die naast haar zit op het vierkante, met klimop begroeide plaatsje achter de woning van Anna's zuster.
‘Van alles wat, lees zelf maar.’
Ze reikt hem de kantjes, maar hij blijft haar aankijken.
‘Toch geen narigheid? Je ziet er zo zorgelijk uit.’
‘Nee, narigheid direct niet, maar soms denk ik: die meid heeft het moeilijk. Eigenlijk al jaren lang... sinds ze Johann bij ons heeft leren kennen... toen was het uit met haar jeugd.
Eerst de angst om hem,... toen de wetenschap dat ze een
| |
| |
kind verwachtte... het bericht dat hij dood was... Maarten verzorgen... onderwijl voor het kind zorgen dat geen vader heeft... trouwen met Maarten, een schijnhuwelijk... maar best te begrijpen van die mensen natuurlijk... Zij hebben kind noch kraai meer op de wereld als Maarten sterft... en ze houden van Hanna en van het kind... ze willen graag iets doen... alles is voor haar... ze heeft het goed... en dat ze haar leven inhoud geeft door elk jaar kinderen te nemen die het nodig hebben en die anders nooit aan vakantie toekomen, dat is prachtig... Dat heeft Maarten haar ook gevraagd... tenminste... hij wilde graag dat ze zo nu en dan eens iets deed voor iemand die het nodig had... maar vier jaar lang heeft ze zes kinderen erbij en dat zijn ook weer stakkers... Ze heeft me verteld dat ze er soms kapot van is, als ze weer weg gaan... naar zo'n tehuis. En nu schrijft ze dat het toch een opgaaf is, Maartens moeder helemaal te moeten verzorgen. De stakker kan niets meer, soms is het zo erg dat ze gevoerd moet worden.
Eerst reed ze Maarten in een invalidenwagentje en nu zit zijn moeder er in. En het kan nog wel jaren en jaren duren. Ze is gezond van harte, vrouw Van der Velde, alleen die reumatiek... maar gunst, daar kun je oud bij worden. Niet dat ik zou willen dat ze... o nee, maar voor Hanneke is het heel wat. Ze zou wel willen overwippen en een hele dag bij ons op een terrasje zitten en zich laten bedienen en niets doen en ook nergens aan denken.
Weet je waarop ze nog hoopt? Dat Johann tóch nog thuis komt... dat ze zich vergist hebben toen ze bericht stuurden dat hij dood was. Dat hij in Russische krijgsgevangenschap is geraakt en vandaag of morgen vrij komt... De stakker...’
‘Moet ik de brief nog wel lezen?’ vraagt hij met een vergoelijkende glimlach.
‘Och ja, ik praat weer veel te veel... Maar ik heb soms zo met haar te doen. Lees jij eerst maar.’
Ze gaat ondertussen naar binnen om koffie te zetten, Lisa werkt ook voor de middag. Ja, het is overal niet zo goed geregeld als in Nederland, daar zijn ze meteen na de oorlog met man en macht aan de opbouw begonnen, maar Oostenrijk is arm.
En de Duitsers hebben er ook genoeg geplunderd.
Ze schreeuwden wel over het grote Duitsland en Oostenrijk
| |
| |
was zogenaamd een provincie ervan, maar als 't erop aan kwam, ging de echte ‘heimat’ toch voor.
Enfin, ze weten nu dat ze de Duitsers binnen hebben gehaald. Ze doen achteraf wel of ze net als de andere landen, bezet zijn geworden, maar het lag wel iets anders.
De meeste Oostenrijkers waren voor Hitler en waren voor de ‘Anschluss’.
Achteraf probeert ieder zijn eigen straatje schoon te vegen.
De Duitsers waren geen nazi's en als ze zo eerlijk zijn om toe te geven dat ze 't wel waren, hebben ze toch niets geweten van al die gruweldaden die er zijn bedreven.
Van concentratiekampen hebben ze amper gehoord.
Soms vraagt ze zich af, waar die oorlog voor heeft gediend. Nu wordt West-Duitsland met alle middelen op de been geholpen.
‘Hoge politiek,’ zegt Bertus. Daar heeft zij toch geen verstand van.
‘Als ze 't niet doen en de overwonnene in de armoede laten zitten, schiet het communisme daar wortel en dat wil Amerika noch West-Europa.’
Ja, dat zal dan wel waar wezen, het is maar het beste er niet teveel over te denken, want een eenvoudig mens komt er niet meer uit.
Zij had part noch deel aan de oorlog.
Lang voor er iemand van Hitler had gehoord, kwam ze al naar Nederland. Als jong meisje al om te werken, omdat het in Oostenrijk na de eerste wereldoorlog armoe troef was. Ze vond er werk, ze vond er een man en vrienden in het kleine dorp waar hij directeur van het postkantoortje werd.
Niemand keek er haar op aan dat ze een Oostenrijkse was, hoewel ze het wisten en ze nog altijd met een accent sprak.
Totdat Johann, haar eigen neef haar kwam opzoeken. Ook geen nazi, net zo min als Lisa en Hermann, z'n ouders en haar zuster en zwager.
Hij moest soldaat worden, zoals elke Oostenrijkse jongen. Goed, hij had kunnen weigeren en was dan meteen dood geschoten.
Misschien had elke goede Oostenrijker, elke goede Duitser dat moéten doen. Maar welke jongen die opgeroepen werd, wist wat er tóén al gebeurde in de kampen?
Hoe zou er worden huisgehouden in de landen die nog op 't
| |
| |
programma stonden om veroverd te worden?
En welke Nederlander, die haar niet meer aankéken, toen bekend werd dat er bij hen een Duitse soldaat op bezoek kwam, had gedaan wat ze van de Oostenrijkers en Duitsers meenden te kunnen verlangen?
Ze hadden het waarschijnlijk niet geloofd, toen er verteld werd dat het een neef van haar was.
Ze hield het ineens met de Duitsers, ze was niet meer te vertrouwen, ze was natuurlijk ook een nazi.
Niemand kwam er meer op bezoek, bekenden groetten niet meer.
Alleen Hanneke kwam.
Ach Hanneke!
Was zij ook maar niet meer gekomen.
Dan had ze Johann nooit ontmoet, dan was ze nu wel getrouwd met een flinke man die voor haar zorgde en die haar blij kon maken.
Maar Hanneke sloeg alle waarschuwingen in de wind.
De waarschuwing, het verbod van haar vader en haar, Anna's waarschuwing.
Ze had het Hanneke immers niet meer kwalijk genomen als ze niet meer gekomen was?
Ze wist hoe er gekletst werd.
En ze was ook bang geweest.
Bang voor een tweede ontmoeting tussen Hanneke en Johann. Johann, die zo sprekend leek op Jan, zijn neef en Hannekes jeugdliefde.
Het was net of ze er een voorgevoel van had gehad.
Dat was uitgekomen.
Die twee hádden elkaar teruggezien, ze werden verliefd op elkaar. Wanhopig verliefd.
En nu is Johann dood en Hanneke heeft een kind.
En ze hoopt dat de vader van dat kind terugkomt.
En wat dan?
Hanneke is voor Maarten, de invalide zoon van de Van der Veldes gaan zorgen. Ze wilde wat verdienen en de verhouding met haar vader was dermate slecht dat ze niet de hele dag thuis kón zijn.
Ze is met Maarten getrouwd, hij wist dat hij niet lang meer te leven had en hij wilde Hanneke en het kind verzorgd weten. En zijn ouders een dochter geven. Maarten was hun enig kind.
| |
| |
Anna gelooft dat het van Maarten niet alleen vriendschap en medelijden is geweest en het willen stellen van een daad van naastenliefde. Maarten heeft van Hanna gehouden.
Nu is ze verzorgd, dank zij hem.
En z'n moeder wordt verzorgd, dank zij hem.
Dat zij hulpbehoevend zou worden en zijn vader twee jaar na hem zou komen te overlijden, dat kon Maarten niet voorzien. Maar het ís nu eenmaal zo.
En Hanna rijdt het invalidenwagentje en slooft zich 's zomers af voor misdeelde kinderen.
Ze doet het allemaal opgeruimd en met liefde.
Een soort boetedoening voor haar ongehuwde moeder zijn?
Misschien onbewust, maar vaak denkt ze dat dat één van Hannekes drijfveren is.
Wat gaat er soms in haar om?
Wat verbergt ze achter de sluier, waarvan ze nu, onder 't schrijven, een heel klein tipje heeft opgelicht?
‘Ik zou wel graag even willen overwippen en een hele dag daar zitten. Een hele dag helemaal niets doen en me laten bedienen en nergens aan denken.’
Betekenen die woorden: ‘O, ik zou zo graag jong willen zijn? Al was het maar voor één dag?
Ik moet wel duur, duur betalen, voor die paar uur van geluk en dan was het nog niet eens onbezorgd geluk?’
Het water staat te koken voor Anna er erg in heeft en ze brandt haar vingers aan de gloeiende ketel.
Dat komt er van als je er niet met je gedachten bij bent.
Ze zou zo graag wat voor Hanneke doen, maar wat kán ze doen?
Lief en hartelijk zijn, dat kan ze, maar iets voor haar veranderen, dat kan ze niet.
En dat zou Hanna ook niet willen.
Ze heeft dit leven welbewust gekozen en ze zou zeggen: ‘Vergeleken bij andere stakkers, bij duizenden oorlogsslachtoffers, heb ik het zo goed, dat ik alleen maar dankbaar kan zijn.’
Ze is zevenentwintig en nog altijd een knappe meid, al heeft het verdriet zijn stempel op haar gedrukt.
Ernstig is ze voor zo'n jonge vrouw, dat wel, maar ze kan zich heel goed voorstellen dat er nog eens iemand om haar zou komen.
Iemand die het kind zou kunnen accepteren, maar dan nog
| |
| |
zal Hanna geen ‘ja’ zeggen.
Daar is Maartens nalatenschap, zijn moeder, de hoeve waarvan - behalve een groot stuk grond om het huis heen - de akkers en weilanden zijn verkocht aan de andere boeren van de dijk. Om Maartens moeder die hulpbehoevend is en die ze niet in de steek mag laten en om de hoeve, waarin elk jaar kinderen, die op de een of andere manier misdeeld zijn, vier weken van een heerlijke, onbezorgde vakantie genieten, zal ze weigeren. Heeft ze ooit, toen ze beloofde Maartens vrouw te worden, de consequenties ten volle begrepen?
Ach, welk mens doet dat wel?
Maarten heeft ze niet begrepen, toen hij meende voor Hanna de toekomst te moeten verlichten.
Zijn moeder niet, toen ze met vreugde Hanna als schoondochter begroette.
Ze zou wel eens willen weten hoe die vrouw erover denkt.
Voelt ze zich wel eens bezwaard, dat Hanna haar jonge jaren opoffert?
Of vindt ze het voor Hanneke een uitkomst, dat ze bij haar kan wonen en zich financieel geen zorgen hoeft te maken?
Ze praat er over met Bertus, als ze de twee kopjes met dampende koffie op het tafeltje heeft gezet.
Hij heeft de brief uit en legt hem voor zich neer, zijn bril er bovenop.
‘Vrouw, ik geloof dat je het teveel van Hanna's kant bekijkt,’ zegt hij ernstig.
‘Ik kan me best begrijpen dat ze, zoals ze schrijft, er soms behoefte aan heeft er eens uit te gaan, zich jong te voelen, alle zorgen en plichten van zich af te schudden, maar die zorgen en plichten heeft ze niet omdat Maarten haar die op de schouders lei, maar omdat ze Johann heeft moeten missen en moeder werd.
Jij laat je teveel door je gevoel leiden, het is niet zo dat Hanna haar kansen op een huwelijk verspeeld heeft door vrouw Van der Velde te gaan verzorgen, of door 's zomers kinderen in huis te nemen.
Die kansen verspeelde ze toen ze Johanns vrouw werd, zonder aan mogelijke gevolgen te denken.
En dat Maartens moeder invalide zou worden, dat kon hij niet weten. En dat Hanna, inplaats zoals hij van haar vroeg: “zo nu en dan eens iets te doen voor een arme stakker,” elk jaar
| |
| |
maanden lang zes kinderen neemt, dat is ook haar vrije wil.
Als ze alleen was gebleven met het kind, was er misschien nooit iemand voor haar gekomen en dan had ze moeten werken voor haar onderhoud en haar moeder voor het kind moeten laten zorgen overdag. En elke dag de deur uit moeten, dat valt ook niet mee.
Het had natuurlijk kunnen zijn, dat ze weer getrouwd was, maar zoveel mannen die zo'n kind willen accepteren, zijn er niet. Vooral niet, omdat het een kind is van een Duitse soldaat. En wie weet, komt er nu ook nog wel iemand om haar.’
‘Die zal ze om vrouw Van der Velde, en om al die kinderen die ze altijd herbergt, weigeren.’
‘Misschien is het wel iemand die dat allemaal begrijpt. Als zij daar nu voldoening in vindt en overtuigd is, dat ze die vrouw niet in de steek mag laten? Ze heeft geld genoeg, ze kan altijd hulp nemen om Maartens moeder te verzorgen en haar 's zomers bij te staan. Nu komt die Cobi toch ook?’ Anna Volkers knikt.
Ze bekijkt het allemaal teveel van één kant. Bertus heeft wel gelijk. Voor een moeder die de kost moet verdienen, omdat ze geen man heeft, valt het leven ook niet mee, maar toch...
Ze zou meer onder de mensen komen dan nu het geval is. Ze zou niet zo gebonden zijn.
En Bertus kan wel zeggen dat ze hulp kan nemen voor Maartens moeder, maar het is Maartens geld waarvan ze leeft, zijn ouders hebben haar erfgename gemaakt van hun hele bezit. Hanna zal het als een plicht voelen, daar iets tegenover te stellen, ze zal die hulpbehoevende vrouw nooit in de steek laten.
En als het nu eens waar mocht zijn, wat Hanna hoopt, dat Johann toch nog terug zou komen?
Ach, wat een onzin om dat te denken.
Er komen er inderdaad zo nu en dan nog wat terug. Dat op zich is al een wonder en het zou helemaal een wonder zijn, als het Johann was, er is immers bericht gekomen dat hij dood was?
‘Geloof jij dat Lisa en Hermann, net als Hanneke, met de mogelijkheid rekening houden dat Johann nog terug komt?’ Bertus klopt zijn pijp uit op de asbak, stopt hem opnieuw en steekt er de brand in.
‘Hópen... ja, ik geloof dat ze dat doen zullen, al praten ze
| |
| |
er nooit over. Met hun hart hopen ze het, maar hun verstand zal hun wel vertellen dat het een ijdele hoop zal wezen.
Ze hebben bericht gehad... dat zou een vergissing moeten zijn geweest... hij zou daar gevangen moeten wezen en naar Rusland gebracht... en nu, na al die jaren terug komen.
Het zou wel een wonder wezen als hij op 't laatste moment gered was van zijn executie, als hij naar Rusland was gebracht en nu, na al die jaren nog leefde. Want best is het daar niet, zoals de eerste tijd zullen ze wel verschrikkelijke honger hebben geleden. Hard werken, misschien wel in Siberië, kou en honger, slechte verzorging... En dan nog iemand die ter dood was veroordeeld... Ik weet dat zulke dingen gebeuren, maar hoevelen van de duizenden en nog eens duizenden, waarvan bericht gekomen is dat ze gesneuveld zijn op de slagvelden, in kampen zijn omgekomen of doodgeschoten wegens verraad of verzet of desertie, zullen er terugkomen, omdat er een vergissing is gemaakt?
Een enkeling Anna, een enkeling... net als ik zeg... een groot wonder, als dat net Johann zou wezen.
Maar ómdat zo iets wel eens is gebeurd... in élke oorlog is voorgekomen, blijft men hopen... en misschien maakt die hoop het leven voor Hanneke en voor Lisa en Hermann dragelijk.’
‘Ja, hoop doet leven, zegt het spreekwoord.’
‘Maar dit is een ijdele hoop,’ zegt Bertus en hij denkt er achteraan: ‘Zou men niet beter kunnen wensen dat één kogel een eind heeft gemaakt aan Johanns leven?’
Wat heeft zo'n jongen mee moeten maken? Honger, kou, martelingen, ziekte? En als hij terug zou komen, hoe zal hij er dan aan toe zijn?
Niemand overleeft een oorlog en een gevangenschap van jaren zonder lichamelijk en geestelijk letsel op te lopen.
Hoe opstandig hij is geweest toen zijn enige zoon verongelukte, hij is nu vaak dankbaar dat hij de vader van Jan was en niet die van Johann.
|
|