Haerlemsche Somer-Bloempjes tweede offer, Aen de Vreught-lievende Nymphjes
(1646)–Guillaume Abrahams Ooijevaer– Auteursrechtvrij
[pagina 74]
| |
Toon: Courante Monzieurs.Verliefde Borst, zucht op, ay, zucht,
De blikjes van uw' Zon 'er straaltjes doen my pijnn':
Dewijl 'er strikjes, me'e vermengeld zijn;
Wiens knoopjes tarten mild robijn.
| |
[pagina 75]
| |
Ay wend uw' oogjes van mijn oogen,
'k Raak anders buiten my getogen.
'k Raak anders buiten my getogen.
2 Als ik de flonkkers overzla
En merrik // zo roep ick geduurig om gena'.
O edel werrik! van natuur, ô kragt!
Wat hebtge' al in mijn Nimf gewragt!
Waar deur ik ben geraakt, in lijden,
En znak', naar Houwelijks verblijden.
En znak', &c.
| |
[pagina 76]
| |
3 Zy toond zo wel uitnementhe'en,
In leeden // als in hoog', en waardgeagte ze'en.
En oock in reeden // als in aartigheid;
O! glorikroon vol Majesteit'!
Laat my niet ewiglijk verlangen,
Na 't kuszen van uw' zuvre wangen. Na, &c.
4 Neen, neen, O neen, mijn zinnedief,
Mijn hartje // mijn getrouwe ziel, zo spreekt mijn lief.
'k Ly zmart, op zmartje // ag! gy steelt mijn' zinn'
Door uw' opregtigheid en minn'.
Dan val ik, wijl die woordjes zwarmen,
Verlieft, in hare laliarmen. Verlieft, &c.
5 Wel aan, mijn schoone! hoor mijn be'e,
Mijn kolagte // en aanziet mijn loutre minnewee.
Eer ik verzmagte, door de hete vlam,
Die, my, mijn vryighe'en benam.
Dit zeid ik haar, en zag 'er zinnen,
Geneigd, om my, te wederminnen. Geneigd, &c.
|
|