Zaken doen
(1986)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
[pagina 109]
| |
18 november 1984
| |
[pagina 110]
| |
studie centrum voor pur sang pers.’ Carel vond dit een vondst. We brainstormden verder. Tijdens die zondagmiddag werd de Alerdinck I Conferentie geboren, die van 9 tot 11 december 1984, dus slechts drie weken later, zou worden gehouden. In mijn aanwezigheid bracht Enkelaar rapport uit aan de heer Lurvink. Uit dit telefoongesprek kon ik opmaken, dat hij inderdaad plein pouvoir had gekregen te handelen en beslissingen te nemen. Lurvink had dan ook een belangrijke sprong voorwaarts gemaakt door van Link van Bruggen over te stappen op Carel Enkelaar. Nu zou er werkelijk wat gaan gebeuren. Ik zou reizen naar Moskou en Washington maken om namens Den Alerdinck topjournalisten aan te trekken. | |
23 november 1984
| |
27 november 1984
| |
28 november 1984
| |
[pagina 111]
| |
had hem toen niet gevraagd met Den Alerdinck mee te gaan doen. Spoor was geïnteresseerd. (Waarmee ik vaststel, dat de deelname van André Spoor, nu hoofdredacteur van Elseviers Magazine, door mij en niemand anders werd geïnitieerd.) | |
5 december 1984
| |
9 december 1984
| |
[pagina 112]
| |
de blauwe Bently met Zürichn-ummerplaat van Lurvink, gereden door chauffeur Philip Diepstra, van Schiphol gehaald, terwijl Vladimir Dunajev van de Sovjet Staats Televisie en Michael Ozerov van het blad Sovjetskaja Rossia vanuit het American Hotel in Amsterdam waren opgehaald. Er werd getafeld en Lurvink hield een toespraak. Hij bracht ook mij uitvoerig hulde en zei, dat ik een wereld-record had gebroken door in drie weken een internationale journalisten-conferentie in elkaar te timmeren. (In die dagen ging ik er vooralsnog vanuit dat de man misschien meende wat hij zei.) De start scheen dus bemoedigend. | |
11 december 1984
| |
[pagina 113]
| |
Hij had ook een lange lijst met een honderdtal vooraanstaande Nederlanders opgesteld en deze Enkelaar en mij getoond, waar namen op voorkwamen van premier Lubbers tot en met Dries van Agt, van Freddie Heineken tot en met de heer Wagner van de Shell. Al deze prominenten zouden worden uitgenodigd voor een diner op Den Alerdinck, wanneer zijn op te richten stichting een feit zou worden. Veel van de mensen die in 1984 op deze illusionaire waslijst voorkwamen weten waarschijnlijk in 1986 nog altijd niet wie mijnheer Lurvink is. | |
19 december 1984Frans Lurvink vertrouwde me vandaag toe bezoek te hebben gekregen van twee ambtenaren van de B.V.D. ‘Ja, jij kwam inderdaad ter sprake, maar je kwam er niet slecht af.’ ‘Ze vonden wel,’ vervolgde hij, ‘dat je het tijdens je persconferentie in Nieuwspoort voor Prins Claus had opgenomen,Ga naar voetnoot1. maar iedere keer dat wordt ontkend, dat Claus homoseksueel zou zijn deed dit toch pijn. Het heeft de B.V.D. geloof ik gehinderd, dat je je er mee hebt bemoeid.’Ga naar voetnoot2. | |
24 december 1984Joe Angotti (N.B.C.-T.V.) had geseind, dat zijn baas, Larry Grossman, President van N.B.C.-News, het Elbe televisieproject van Den Alerdinck had afgewezen. Grossman, die persoonlijk bevriend was met minister George Shultz, zou van die zijde het advies hebben ontvangen niet in een dergelijk joint venture met de Sovjet Staats Televisie verstrikt te raken. Ik moest deze negatieve boodschap overbrengen aan Dunajev in Moskou. Deze antwoordde: ‘Ze weten niet wat ze willen. Eerst ging N.B.C. akkoord en nu reageren ze kinderachtig. Jammer dat er zoveel energie en geld over de balk is gegooid. We zijn nog even ver. Ik weet niet wat er van onze kant zal gebeuren. Wij hebben ook mensen, die tegen dergelijke initiatieven met het westen zijn.’ Het was duidelijk. Dunajev was met een optimistisch rapport uit Zwolle teruggekeerd en nu stond hij in zijn hemd jegens zijn sceptische Sovjet collega's. | |
2 januari 1985Lurvink richtte een telex aan Enkelaar, Spoor en mij. ‘We moeten onmiddellijk na het wegvallen van N.B.C. contact opnemen met A.B.C. of C.B.S. om het Elbe project alsnog te realiseren.’ Ook deelde hij mee, dat zijn advocaat D.A. Slager tot het Bestuur zou toetreden, evenals oud staats-secretaris H. | |
[pagina 114]
| |
Beijen. Daarna volgden vijf punten van plannen, die dermate overtrokken en illusionair waren, dat we ze naast ons neer moesten leggen. Er zou ‘een serie Oost-West dagbladen (in kleur) moeten komen die als annex moesten worden gevoegd bij bestaande couranten.’ Er zouden ‘series televisieprogramma's voor oost en west moeten worden gemaakt.’ Behalve persoonlijkheden uit Europa, de V.S. en de Sovjet-Unie zouden ‘in de zomer van 1985 ook vooraanstaande persoonlijkheden uit Japan en China naar kasteel Den Alerdinck moeten worden uitgenodigd.’ Niets van dit alles was realiseerbaar, maar Lurvink droomde verder. Het versterkte mijn indruk, dat hij met zijn geld uit was op maar één doel: nationale en zo mogelijk internationale respectabiliteit. | |
4 januari 1985
| |
7 januari 1985
| |
8 januari 1985
| |
[pagina 115]
| |
Ik telefoneerde Enkelaar en Lurvink het resultaat van mijn Geneefse reis. Lurvink: ‘Ik ben steeds meer onder de indruk van wat jij allemaal voor ons doet.’ Ik had mijn oude vriend, Jonkheer Twiss Quarles van Ufford bij Philips enige tijd geleden gevraagd eens te willen nagaan wat men in Eindhoven van de heer Lurvink wist. Nu telefoneerde Toon Quarles mij onder meer met de mededeling, ‘voorzichtigheid is zeker geboden’. Komende van een onberispelijke bron als Quarles, die ik sinds mijn jeugd kende,Ga naar voetnoot1. schrok ik hier van, vooral omdat ik reeds een aantal van mijn internationale contacten met Lurvink en diens initiatief in aanraking had gebracht. Er was nauwelijks meer een weg terug. Bovendien - en dit wil ik benadrukken - geloofde ik in het oprichten van de journalisten think-tank en was het werk om die stichting behoorlijk van de grond te krijgen mij op het lijf geschreven. Wat ik hoopte was, dat, onder toeziende ogen van Enkelaar en Spoor, met collega's die ik tientallen jaren kende, Den Alerdinck niet uit de rails zou kunnen lopen, ook al was Lurvink zelf waarschijnlijk niet de geschikte persoon om een dominerende plaats in te nemen. Een plaats, waar het hem nu juist in wezen om was begonnen, namelijk om zodanig geplaatst te zijn op de sociale ladder van de samenleving, dat de van Agt's, Lubbersen en Heinekens een borrel bij hem zouden komen halen. | |
10 januari 1985
| |
[pagina 116]
| |
naar Zwolle zouden komen. Ik stelde Lomeiko verder voor, dat uit Moskou eveneens mijn persoonlijke vriend, de journalist Vladimir Molchanov mee zou komen, juist omdat deze het Nederlands volledig beheerste.Ga naar voetnoot1. Lomeiko ging hiermee akkoord en stelde, dat we de uitnodigingen voor hun drieën dan naar de ambassade in Den Haag zouden zenden. Ik was er op uit om Molchanov de vaste contactman in Moskou voor Den Alerdinck te maken. Ik kende hem reeds vijftien jaar. Daarmee zouden we over een betrouwbaar contact in de Sovjet-Unie kunnen beschikken. Carel Enkelaar was in de wolken. Het verliep zoals hij wilde. | |
20 januari 1985Frans Lurvink had een bezoek gebracht aan de Amerikaanse ambassadeur in Den Haag, Paul Bremer III. Zo vriendelijk als hij werd ontvangen door ambassadeur Victor Beletski van de Sovjet-Unie, zo onbeschoft zou Bremer hem te woord staan. Bremer onder andere: ‘I have the left peace movement in Holland by the balls. Now please don't give me a peace movement from the right. All I am interested in is that cruise-missiles will be stationed in the Netherlands.’ Lurvink was niet alléén door de houding van Bremer geschokt, ook diens politieke uitspraken shockeerden hem. Ik antwoordde: ‘Wat had je dan gedacht? Bremer is een brutale vlerk. Daar had ik je al voor gewaarschuwd. Hij gedraagt zich in Den Haag als de Amerikaanse ‘Gauleiter’, dat is alles.’ Opnieuw drong ik er, ditmaal schriftelijk, bij Lurvink op aan, dat ik voor ik opnieuw naar de V.S. zou reizen om zijn belangen te behartigen een driejarig contract zou krijgen, terwijl ik al enige maanden wachtte op alle voorgeschoten bedragen en honoraria van vorige reizen, dus dat ik geen stap verder wenste te zetten voor zou zijn afgerekend. | |
24 januari 1985
| |
[pagina 117]
| |
van 50.000, 75.000 en 100.000 gulden.’ Zonder enige aarzeling deed hij een tegen-voorstel: ‘30.000, 60.000 en 90.000 gulden en verder wil ik niet gaan.’ De overeenkomst van 180.000 gulden voor drie jaar werd met een handdruk bevestigd. ‘Bovendien zal ik je onze afspraak per brief bevestigen,’ zei hij. ‘Dat moet je zeker doen, want zonder die brief vertrek ik niet naar Amerika,’ antwoordde ik. Wanneer ik dan lees, dat een televisiejournalist als Henri Remmers voor een adviseurschap een jaarsalaris van 150.000 gulden contracteert, dan ben ik van mening, dat ik - gerekend het niveau waar ik in tegenstelling tot Remmers op opereer - Lurvink c.s. bepaald niet het vel over de oren had getrokken.Ga naar voetnoot1. (Maar de voorzitter van Den Alerdinck zou zijn tweede natuur spoedig laten spreken en ondanks de definitieve afspraak twee dagen later een afpingeloffensief openen. Het gebeurde in het bijzijn van Carel Enkelaar en André Spoor.) | |
26 januari 1985
| |
[pagina 118]
| |
leveren en dat nu er een meerderheid van het bestuur aanwezig was, onmiddellijk zou kunnen worden besloten en bekrachtigd dat ik drie jaar aan Den Alerdinck verbonden zou blijven tegen het afgesproken bedrag. Toch zag Lurvink kans hier in zoverre een verandering in aan te brengen, dat hij twee jaar wilde garanderen voor 30.000 en 60.000 gulden en dat het bedrag voor het derde jaar later zou worden vastgesteld. Ik accepteerde dit niet en begon ook te marchanderen en zei dat ik in dat geval twee maal 50.000 gulden wilde hebben, terwijl het bedrag voor het derde jaar nooit onder de 80.000 gulden zou mogen komen te liggen. Aldus werd afgesproken en Lurvink zou mij nog vóór vertrek naar de V.S. deze afspraak schriftelijk bevestigen. | |
28 januari 1985Tot mijn onuitsprekelijke verbazing zond Lurvink mij zijn chauffeur met in contanten alle achterstallige betalingen, plus een bevestigings brief die echter niet weergaf wat twee dagen eerder in het Amstel Hotel, en vier dagen eerder bij Keijzer, uitdrukkelijk was overeengekomen. De overeenkomst zou voor twee jaar worden aangegaan en het derde jaar kwam in de brief gewoon niet voor. Ik telefoneerde onmiddellijk, met Philip Diepstra aanwezig in mijn werkkamer, dat zijn brief niet de door het Bestuur in het Amstel Hotel gemaakte en bekrachtigde afspraak bevestigde. ‘Wat ontbreekt er dan aan?’ vroeg hij haast achteloos. ‘Je spreekt niet over het derde jaar, dat we immers uitdrukkelijk overeen kwamen.’ ‘Daar herinner ik me niets van, Willem,’ zei de kasteelheer glashard. Toen wist ik dus zeker wat ik steeds had vermoed, dat ik Lurvink niet kon vertrouwen. Na een zéér lang telefoongesprek kwamen we overeen, dat ik toch naar de V.S. zou vertrekken en dat André Spoor hem zou bellen, indien Spoor zich de afspraak zou herinneren zoals ik dit deed. Was dit het geval dan zou ik alsnog een aanvulling krijgen over het derde jaar.Ga naar voetnoot1. | |
1 februari 1985
| |
[pagina 119]
| |
Spoor,’ en dat komt mij bijzonder goed uit, want je weet, mijn dochter studeert in Parijs.’ Ik vroeg Spoor of hij, nu hij van nabij Lurvinks gemarchandeer over mijn honorarium had meegemaakt, ja zelfs tot twee maal toe had moeten ingrijpen om Lurvink in het gareel te houden, nog steeds van mening was met een keurige mijnheer van doen te hebben. ‘Nou, ik weet het niet,’ was het typisch Spooriaanse ontwijkende antwoord, ‘ik heb toch allerlei mensen gesprokenen - hij noemde enkele namen uit het Haagse circuit - die aardig over hem spraken’. ‘Ik vraag je niet om op meningen van anderen af te gaan,’ antwoordde ik, ‘je ziet nu toch zelf hoe hij in de praktijk marchandeert en gewoon een onbetrouwbare man is.’ Spoor reageert op dergelijke directe gesprekken altijd enigszins in verwarring en verandert dan maar liever van onderwerp. 's Middags bezochten we mijn oude collega Bernie Kalb, de woordvoerder van de Minister, op het State Department. De Amerikaan ontweek een toezegging, dat hij naar Den Alerdink II zou komen. Na aandringen van Spoor zegde hij toe naar een vervanger binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken te zullen zoeken, die van het niveau van de Sovjet delegatie bestaande uit Lomeiko-Gromyko zou zijn. Zowel Spoor als ik betwijfelden of er werkelijk van Amerikaanse regeringszijde zou worden meegewerkt aan Alerdinck bijeenkomsten. Althans niet zo lang Ronald Reagan op het Witte Huis resideerde. We wisten dat we naar alternatieven dienden te gaan zoeken. Tijdens het diner in het Four Seasons Hotel die avond kwam het gesprek andermaal op Lurvink. ‘Voor mij is het Alerdinck-gebeuren eigenlijk al verpest,’ zei ik, ‘want die man liegt te gemakkelijk.’ ‘Ach,’ antwoordde Spoor,’ ik ben nog steeds bereid hem de benefit of the doubt te geven.’ En waar we het gloeiend over eens waren was, dat de Alerdinck gedachte zelf voldoende de moeite waard was om te proberen bepaalde scheve schaatsen van mijnheer Lurvink voor lief te nemen. | |
2 februari 1985
| |
[pagina 120]
| |
4 februari 1985
| |
20 februari 1985
| |
27 februari 1985
| |
[pagina 121]
| |
NRC-Handelsblad, verschenen. Zelfs de naam van de initiatiefnemer van Den Alerdinck, Lurvink, mis-spelde Schumacher een dozijn maal en veranderde deze in Leurink. Verder hanteerde Schumacher een journalistiek trucje om onze affaire in een verdacht licht te plaatsen. Hij schreef, dat een vooraanstaande journalist, die anoniem wilde blijven, zou hebben gezegd: ‘Die club riekt mij teveel naar C.I.A. en misschien ook wel K.G.B. Ik moet er absoluut niets van hebben. Als serieus journalist ga je toch niet aan zoiets mee doen.’ Wel, Schumachers voormalige hoofdredacteur, André Spoor deed er aan mee, evenals de programmaleider van de N.O.S. televisie, Carel Enkelaar. De Schumacher proefballon was vrijwel onmiddellijk aanleiding voor Elseviers Magazine - het blad waarbij Spoor op het punt stond hoofdredacteur te worden - om met een ander sensationeel verhaal te komen: ‘Hoe groot is de invloed van de K.G.B. in de Clubs van Lurvink en Van Eeghen?’ Dit absolute kletsverhaal werd door twee medewerkers van Elsevier, Frank Lafort en Peter van Nuijsenburg samengesteld. Ik kreeg ook en passant een lik uit de pan, die nergens op sloeg. Ik behoor tot de zeer weinigen, die werkelijk in de keukens van Lurvink en Van Eeghen heb kunnen kijken, en weet dat elke speculatie over vermeende invloeden van de C.I.A. of de K.G.B. rond de initiatieven van beide heren pure nonsens is. Een andere vraag, die gesteld zou moeten worden - en wat me een interessante klus lijkt voor Spoor om binnen zijn redactie eens na te gaan - is waar Lafort & Nuijsenburg hun informaties hebben weggehaald. Kan het de B.V.D. of een van de andere inlichtingendiensten zijn geweest? Of hebben de heren de rel uit de duim gezogen? Spoor ontketende een tegenoffensief via Ben Knapen van NRC-Handelsblad om het gif van Schumacher in de kwaliteitskrant par excellence snel ongedaan te maken. Marcel Haenen kwam 7 maart 1985 met: ‘Journalisten trachten kloof tussen Oost en West te overbruggen.’ Op 16 maart 1985 publiceerde Hubert Smeets nog eens een Alerdinck-pagina in het bijvoegsel van de krant. (Na Alerdinck II in maart zou Spoor zelf een duit in het zakje doen.) | |
1 maart 1985Woedende telefoon van Lurvink. Ik had hem met mijn brief naar Dutilh, van der Hoeven & Slager te schande gemaakt bij zijn eigen advocatenkantoor. ‘Wanneer deze Slager inderdaad al twintig jaar je raadsman is vermoed ik, dat hij precies weet, wat voor vlees hij in de kuip heeft. Bovendien zijn de feiten onweerlegbaar. Doe maar niet zo verongelijkt, Frans, je | |
[pagina 122]
| |
hebt je die brief zelf op de hals gehaald. Ik wil nu die aanvullende brief op mijn contract van je hebben, basta.’ | |
16 maart 1985
| |
17 maart 1985
| |
[pagina 123]
| |
voor hem en luisteren naar wat hij te zeggen heeft, want we vertrouwen hem,’ aldus Vladimir Lomeiko. Tijdens dit ‘Dynasty-achtige diner’, dat Molchanov tot de verzuchting bracht, dat dit de mooiste journalistieke reis van zijn leven was geweest, deelden Spoor, Molchanov en ik een tafel met de broer van Lurvink, burgemeester van een kleine plaats nabij NijmegenGa naar voetnoot1. en met de dochter van advocaat Slager. Tot ons aller verbazing liet de burgemeester zich op een gegeven moment ontvallen: ‘Ik maak me niet zo bezorgd over het geld van Frans, of dat hij teveel uit zou geven aan dit experiment. Niemand snijdt hem. Hij staat zijn mannetje. Maar wanneer ik jullie was, zou ik eventuele geldzaken met mijn broer waterdicht regelen, want hij zal jullie anders pakken waar hij kan.’ Wij keken elkaar aan en broer Lurvink vervolgde: ‘Leg alles op papier vast, want ik waarschuw jullie, Frans laat mensen als een baksteen vallen wanneer hij denkt dat hij ze niet meer nodig heeft.’ Ik keek vooral Spoor aan, omdat hier tenslotte de broer van de kasteelheer zelf er ons voor waarschuwde dat Frans Lurvink in de grond van de zaak onbetrouwbaar was. Later bevestigde Carel Enkelaar mij, dat burgemeester Lurvink zich jegens hem in dezelfde bewoordingen over zijn broer had uitgelaten. Ik nam na afloop Spoor apart en vroeg hem of hij niet langzamerhand in de gaten had dat we er met zijn allen met open ogen in tippelden. ‘Ach ik weet het niet,’ zei Spoor, ‘ik vind die broer een beetje een vreemde man.’ ‘Dat kan je nu wel vinden, maar ik denk dat hij met meer kennis van zaken over de ware aard van zijn broer kan oordelen dan jij of ik,’ was mijn antwoord. Later op de avond bedankte Lurvink me andermaal persoonlijk voor ‘alles wat jij voor het slagen van Den Alerdinck hebt gedaan’. ‘Vind je het dan nu geen tijd geworden,’ zei ik, ‘om mij eindelijk eens het amendement op mijn contract te geven, dat je me in januari toezegde?’ Ja, dat zou hij onmiddellijk in orde maken. | |
19 maart 1985
| |
[pagina 124]
| |
Wat ook die avond ter sprake kwam was de wijze waarop die Alerdinck Tribune - waar Frans Lurvink zijn zinnen op had gezet - zou moeten worden gerund. Hij wilde oud NRC-Handelsblad-medewerker Friso Endt de leiding geven. André Spoor reageerde als volgt: ‘Ik neem aan dat we bepaalde zaken niet naar buiten zouden willen hebben: wel, dan moet je Endt niet nemen.’ Enkelaar zweeg. Ik begreep, dat hij woedend was, omdat Lurvink deze zaak aan de orde stelde zonder enig overleg vooraf. Hij mompelde tegen mij, die avond: ‘Ik ben al bijna weg. Tegen mij begon Lurvink warempel over de hoogte van mijn honorarium, een bedrag dat dus reeds maanden geleden door het Bestuur en hemzelf was vastgelegd. Hij had uit een gesprek met Gerd Ruge opgemaakt, dat hij me veel te veel betaalde. Tenslotte moest ik ook uit idealisme voor Den Alerdinck werken. ‘Sorry Frans, ik weet niet waar je over spreekt: we maakten een afspraak en kom die na.’ | |
23 maart 1985Lurvink telefoneerde mij om te schelden op zijn public relations medewerker, Stephan Schoor, en nu ook voor het eerst op Carel Enkelaar, zijn directeur. Hij overwoog Carel uit het Bestuur te halen en slechts te belasten met de dagelijkse leiding van Den Alerdinck onder instructies van het Bestuur. Ook liet hij zich er met enige trots op voor staan, dat hij de nacht had doorgebracht in het Amsterdamse Amstel Hotel met de dochter van advocaat Slager. Ik herinnerde me die jonge dame van het Alerdinck diner en vroeg me af hoe het wereldje van het team Lurvink-Slager er in werkelijkheid uit zag. | |
24 maart 1985Uit een gesprek met Carel Enkelaar maakte ik op, dat hij vier maanden na het enthousiaste aanzwengelen van de Den Alerdinck-gedachte zijn buik reeds vol had van de immer marchanderende en van inzicht veranderende Frans Lurvink. Bovendien had inmiddels public relations man Schoor 20.000 gulden te weinig op zijn declaratie ontvangen van Lurvink en was oorlog uitgebroken tussen beide heren. | |
27 maart 1985Lurvink schijnt Spoor er van te hebben overtuigd, dat wanneer er een verschil van mening bestond omtrent de met mij aangegane overeenkomst, dit juridisch betekende, dat er geen overeenkomst bestond. André verzocht mij me hier niet over op te winden. Enkelaar en hij zaten ook in het Bestuur en zij hadden mede besloten mij dit contract voor drie jaren toe te kennen. Op de vraag waarom de broer van Lurvink, de burge- | |
[pagina 125]
| |
meester, alarmerende verklaringen aflegde en waarschuwingen liet horen ten aanzien van de nieuwbakken kasteelheer van Laag Zuthem had Frans Lurvink geantwoord: ‘Mijn broer, de burgemeester, heeft een minderwaardigheidscomplex. Hij heeft de status. Ik heb het geld. Dat is de reden waarom hij jullie zulke adviezen over mij geeft.’ Dit bevestigde andermaal mijn oorspronkelijke analyse van de man: hij was het Alerdinckavontuur begonnen om zich met zijn geld een status te verwerven. Ik vroeg Spoor opnieuw: ‘Maar zie je dan werkelijk niet met wat voor man we in zee zijn gegaan?’ ‘Nee, ik vind Lurvink best aardig. Wat jij moet doen, Wim, is een advocaat nemen en hem vragen die zakelijke overeenkomst met Lurvink voorgoed te regelen.’ ‘Maar dat is toch volmaakt absurd? Is dat de dank voor wat ik tot dusverre voor deze man tot stand heb gebracht!’ ‘Ik ben er zeker van,’ antwoordde Spoor, ‘dat een advocaat je zaken vrijwel onmiddellijk geregeld kan krijgen.’ | |
29 maart 1985Voor het eerst ontving ik een brief van Dé Slager, de advocaat van Lurvink. Het was een feit, dat mij over 1985 en 1986 een bedrag van 50.000 gulden per jaar zou worden uitbetaald, maar over het derde jaar werd gekonkeld, nu ook door de advocaat van Lurvink. Hij schreef: ‘De voorwaarden in geval van verlenging (tot een derde jaar) van de overeenkomst zullen dan (1 januari 1987) met in achtneming van de dán geldende omstandigheden en in onderling overleg nader worden bepaald. Uit een notitie van de hand van de heer Spoor maak ik op, dat hij deze zienswijze van de heer Lurvink onderschrijft.’ Hij vervolgde: ‘Volgens uw brief van 22 dezer stelt u zich op het standpunt dat uw aanstelling voor het jaar 1987 reeds vaststaat.’ Daar ging het nu juist om, die aanstelling stond vast en werd in het Amstel Hotel door Lurvink zelf, Enkelaar en Spoor op 26 januari l.l. bekrachtigd. Slager voegde aan zijn schriftuur notabene toe, dat in geval van een meningsgeschil geen relatie met Den Alerdinck zou bestaan. Ik besloot op Slagers brief niet te reageren tot ik in New-York Spoor had geraadpleegd. Ik begon me voor het eerst af te vragen, in welke mate advocaat Slager was ingehuurd om de | |
[pagina 126]
| |
streken van Lurvink waar mogelijk juridisch te dekken. Ik kon me dit nauwelijks voorstellen, ook omdat Spoor me juist had verzekerd, dat Slager tot een uiterst gerenommeerd Rotterdams advocatenkantoor behoorde. | |
8 april 1985Lurvink: ‘Ik had je de overmaking van achterstallige kosten beloofd. Ik begrijp dat Enkelaar dit weer niet heeft gedaan. Geef me zijn nummer even. Ik zal hem meteen bellen.’ Het ging om een bedrag van f 13.969,- gulden, dat ik reeds geruime tijd de stichting had voorgeschoten. Ik wachtte hier reeds een aantal weken op. Lurvink gaf Enkelaar de schuld, maar ook dat was een leugen. | |
9 mei 1985
| |
[pagina 127]
| |
af of ik hem nog wel de directeur van het circus zal maken. Hij heeft plannen voor een kantoor in het World Trade Center en dat wordt allemaal veel te duur.’ Ik wist maar al te goed dat ik Lurvink dat kantoor op die plaats had geadviseerd en dat hij er enthousiast op was ingegaan. Als gewoonlijk had hij zich voor de zoveelste maal bedacht en dan loog hij maar wat in de ruimte om zich uit zijn positie te redden. ‘Waarom speel je geen open kaart met Carel?’ vroeg ik. Daar ging hij ook niet op in. Hij vervolgde: ‘Die mijnheer Schoor zond me een rekening van 60.000 gulden. Daar heb ik om te beginnen 20.000 gulden van geschrapt. Carel wil zijn zoon Marcel bij Den Alerdinck plaatsen. Die jongen nam reeds ontslag bij de N.O.S., maar ik wil hem niet hebben.’ | |
12 mei 1985Ontbijt met Lurvink. Hij keek wat zuur vanmorgen. De schommelingen met de Amerikaanse dollar schenen hem te enerveren. ‘Ik wil niet met mijn bank bellen,’ aldus Lurvink, ‘want ik denk dat ik in twee dagen een paar miljoen dollars heb verloren door die koersschommelingen. Ik wil het niet eens weten.’ We hadden met Spoor een bezoek aan Larry Grossman van N.B.C. gebracht. Ik bekritiseerde hem, dat hij tijdens die bespreking wazig en aarzelend was overgekomen, en dat ik blij was, dat voornamelijk Spoor het woord had gevoerd. ‘Ik moet wel zo bij de mensen overkomen,’ antwoordde Frans Lurvink. ‘Ik heb liever dat de mensen mij een lieve man vinden, dan een uitgekookte zakenman.’ Ik ging door de grond bij die opmerking en vond er een herbevestiging in van mijn oorspronkelijke analyse van Lurvinks frauduleuze manier van leven. Niets was echt aan die man. ‘Denk je werkelijk, dat iedereen tot in lengte van dagen in die pose zal geloven?’ vroeg ik hem. Hij keek verlegen en ik had medelijden. Later dineerden we met Spoor en Jessica Pander. Wanneer ik langzamerhand niet beter had geweten zou ik werkelijk die avond hebben geloofd, dat Lurvink en Pander samen in de antiek-business zouden gaan. | |
13 mei 1985Voor ik naar Holland afreisde betaalde Lurvink eindelijk de openstaande bedragen per cheques. Het zou nog enkele weken duren voor ik ze kon verzilveren. Ik kreeg eveneens op mijn kamer een met de hand in rode inkt geschreven brief die eindigde aldus: ‘Tenslotte Willem, wees er van overtuigd, dat ik jouw werk hogelijk waardeer en dat het mijn streven zal zijn dat we vruchtbaar zullen samenwerken. Frans.’ Ik wist inmiddels, | |
[pagina 128]
| |
dat het best mogelijk was, dat hij dit meende toen hij het op 13 mei 1985 in New-York op papier zette, maar ik wist ook, dat hij één uur later in staat was tegen Spoor te zeggen, dat hij vast was besloten mij uit Den Alerdinck te verwijderen. Het was nog te vroeg. Hij wilde eerst meer zekerheid hebben omtrent zijn Sovjet contacten, die via mij werden aangezwengeld. Met Spoor besprak ik de curieuze brief van Slager en diens opmerking, dat er bij een meningsverschil in het geheel geen overeenkomst tussen Den Alerdinck en mij zou bestaan. André las de betreffende passage enkele malen, voordat hij begreep, dat er niet stond wat werkelijk was overeengekomen en dat Slager zich op Spoor beriep, terwijl hij het allerminst eens was met Slagers formulering. Ook Spoor wist maar al te goed, dat mijn medewerking voor een derde jaar aan Den Alerdinck als een paal boven water stond. ‘Weet je wat je doet,’ zei André, ‘je schrijft Slager eerst een briefje dat zijn schrijven van 27 maart 1985 niet de werkelijke afspraken weergeeft en wanneer ik weer in Holland ben zal ik die zaak regelen.’ Intussen betekende dit, dat de op 26 januari in het Amstel Hotel gemaakte definitieve afspraak met Den Alerdinck vier maanden later nog altijd niet correct op papier stond. | |
29 mei 1985Lurvink en ik lunchten bij de Sovjet-ambassadeur Anatoly Blatov. Hij maakte van de gelegenheid gebruik me te zeggen: ‘Ik moet van Enkelaar af. Ik wil een oud-diplomaat of iemand van standing zoeken om directeur van Den Alerdinck te maken. Ik moet hem dit toch langzamerhand duidelijk maken, want ik heb hem een worst voorgehouden, die er niet is,’ aldus Lurvink letterlijk. ‘Dat wordt een portefeuille-kwestie met een hoop gelazer,’ antwoordde ik, ‘en dat kan een jonge organisatie als de onze niet gebruiken.’ ‘Daar heb je gelijk in,’ zei Lurvink, ‘maar ik zal er niet wakker van liggen als Enkelaar zou aftreden.’ | |
28 mei 1985Het gestook van Lurvink begon ernstige complicaties te veroorzaken. Carel en Liny Enkelaar waren door de Staats T.V. uitgenodigd voor een bezoek aan de Sovjet-Unie. Lurvink had me gewaarschuwd, dat Enkelaar ook Leo Kool mee naar Moskou wilde nemen om via mijn contacten zelf aan de weg te gaan timmeren. Onverwachts ontving ik inderdaad vandaag | |
[pagina 129]
| |
een boodschap van Carel, dat niet ik maar hij de komende weken Den Alerdinck in Moskou zou vertegenwoordigen. Dit was in flagrante strijd met de afspraken, die ik in New-York zeer uitdrukkelijk met Lurvink en Spoor - evenals Larry Grossman van N.B.C. - had gemaakt. Nu stelde Enkelaar, dat hij mij, mede namens Lurvink en Spoor verbood notabene in de Sovjet-Unie namens Den Alerdinck op te treden. Ik telefoneerde Lurvink omdat ik met stomheid was geslagen. De voorzitter deed of hij van een en ander nogal in de war was, maar verzekerde me dat hij telegrafisch zou bevestigen, dat ik in overleg met Den Alerdinck in juni in Moskou zou zijn. (Deze belofte kwam hij na. Hij wilde geen risico lopen ten aanzien van mijn Sovjet contacten.) | |
7 juni 1985
| |
[pagina 130]
| |
gearrangeerd. Onze enige kosten zouden zijn de vliegbiljetten van de Westerse afgevaardigden. Behalve Lurvink, Enkelaar en Spoor zouden Joe Angotti (N.B.C.) en Gerd Ruge (W.D.R.) mee komen, terwijl ook Stepen Cohen als Amerikaanse vertegenwoordiger van Den Alerdinck zou deelnemen. Ik had vooral aangedrongen hém naar Moskou uit te nodigen om zeker te zijn dat er een reden was om straks Molchanov mee naar Amerika uit te nodigen. | |
20 juni 1985
| |
3 juli 1985
| |
[pagina 131]
| |
6 juli 1985Eindelijk ontving ik vandaag een brief van mr D.A. Slager waarin de volgende formulering voorkwam: ‘Voor de jaren 1985 en 1986 competeert u een honorarium van f 50.000 per jaar exclusief de vergoeding van uw kosten. In beginsel zal uw aanstelling ook voor het jaar 1987 worden voortgezet, doch de financiële voorwaarden voor dat jaar zullen te zijner tijd in onderling overleg nader worden vastgesteld met in achtneming van de dan voor Den Alerdinck geldende omstandigheden.’ Ik vroeg me af of er niet opnieuw addertjes onder het Slager-gras verborgen lagen, maar het scheen niet opportuun opnieuw op deze formulering terug te komen. Enkelaar en Spoor bleven mijn garantie binnen het Bestuur, dat de verplichtingen uiteindelijk zouden worden nagekomen. | |
9 juli 1985Bezocht Enkelaar in diens buitenhuis in Twente. Hij vertelde dat op 2 juli in de vergadering de vonken er af waren gevlogen. Hij had aangeboden onmiddellijk af te treden, maar het bestuur had hiertegen unaniem geprotesteerd. Ik vroeg me af, of Enkelaar zelf in die spontane adhesie geloofde. Ik vond het een penibele aangelegenheid, de werkelijke intenties van Lurvink precies kennende. | |
14 juli 1985
| |
20 juli 1985
| |
[pagina 132]
| |
tenspel stond adviseerde hij Carel dringend ook bij Lurvink de plaats te poetsen. Bovendien had Schoor een onbetaalde claim op Lurvink. | |
3 september 1985Henk de Mari van De Telegraaf belde me met de vraag: ‘Weet je dat Lurvink zijn rekeningen niet betaalt?’ Ik dacht, man, breek me de bek niet open. Ik antwoordde echter, als loyaal Alerdinck-consultant: ‘Ach, er zijn wel eens vertragingen, maar uiteindelijk is alles betaald, ook omdat ik de zaken op papier heb laten zetten.’ ‘Maar Spoor en Enkelaar hebben anders hun geld nog niet gekregen,’ zei De Mari. Ik adviseerde hem om Slager te bellen. Ik waarschuwde Slagers secretaresse, dat ik aldus had gehandeld. | |
5 september 1985Lunch met Henk Hofland, die indertijd samen met André Spoor het hoofdredacteurschap van NRC-Handelsblad bekleedde. Hofland: ‘Je begrijpt toch wel, dat wanneer uit zou komen dat Spoor geld van Lurvink ontvangt voor zijn Alerdinck activiteiten niet alléén zijn lopende sollicitatie als hoofdredacteur van Elseviers Magazine in gevaar komt, maar het monument dat hij voor zichzelf heeft gebouwd blijvende averij zou oplopen’. Henk vervolgde: ‘Geloof maar, dat die man (Spoor) slapeloze nachten heeft, dat zijn Alerdinck handeltje uit zal komen.’ Voor mij, als vrije vogel in de journalistiek, was dit een onvoorstelbare situatie. Toen Hoogendijk hoofdredacteur van ‘Elseviers’ was is er toch ook eens in de publiciteit gekomen dat hij een ton per jaar van een multinational toucheerde. Hij bleef na die ontboezeming in de pers rustig nog jarenlang zitten. Henk scheen trouwens bitter ten aanzien van Spoor. ‘Je moest eens weten hoe vaak die man me verraden heeft.’ Hiervan schrok ik in het bijzonder, omdat ik mij dergelijk gedrag van Spoor niet kon voorstellen. Maar ik had dus ook nog nooit, tot aan het Alerdinck avontuur, zakelijke betrekkingen met Spoor onderhouden. Ik heb hem steeds als een Jan de Quay in de journalistiek beschouwd. Een man dus, die beroepshalve slechts zelden zijn temperament verliest, ooit eens voor dominee studeerde, en er geen overdreven last van heeft op zijn ponteneur te staan. Mijn eigen ervaringen waren overwegend zéér positief. Tijdens mijn gevecht in de zeventiger jaren om de waarheid rond Joseph Luns boven tafel te brengen, zou juist Spoor mij met een hoofdartikel in NRC-Handelsblad te hulp komen en schrijven dat de rol van die mijnheer in de kwestie Nieuw-Guinea grondig diende te worden onderzocht. Anderzijds is Spoor een man die, | |
[pagina 133]
| |
wanneer het hem te heet onder de voeten wordt, de neiging heeft anderen de kastanjes uit het vuur te laten halen. Hij is niet echt manhaftig, wanneer het er op aan komt. (Mijn ervaringen met Spoor in Alerdinck verband, waar ik hem tenslotte bij betrok, zijn me niet meegevallen en zouden kunnen worden gekarakteriseerd als betreurenswaardige vormen van oneerlijkheid en met de boze wolven in het bos meehuilen. Zijn latere lezing was, dat ja, aanvankelijk had hij 20.000 gulden met Lurvink bedongen, maar bij nader inzien had hij besloten pro deo met Den Alerdinck mee te doen. Ik geloofde hem niet en vond hem in deze zaak niet betrouwbaar. Bovendien was zijn vriendin Jessica Pander tijdelijk in dienst van Lurvink getreden om werkzaamheden voor Den Alerdinck in New-York te verrichten. In het Alerdinck avontuur stond Spoor om redenen, die me niet duidelijk zijn geworden, door dik en dun aan de kant van het meer dan duidelijke onfatsoen van Lurvink. Waarom? Financieel gewin?) In september 1985 was Den Alerdinck weer eens drie maanden achter met het vergoeden van kosten en vliegtickets. Toen ik Lurvink telefoneerde om eindelijk eens af te rekenen, was zijn eerste reactie: ‘Heb je dan helemaal geen krediet bij je reisbureau?’ Ook mijn honorarium, dat per kwartaal werd over gemaakt en 12.500 gulden bedroeg werd nimmer op tijd overgemaakt. Daar dienden talloze telefoons, brieven en bedreigingen voor te worden gelanceerd om vele weken later geld te ontvangen voor diensten die reeds lang geleden werden verleend. Het gehele Alerdinck experiment bestond immers uit mensen, die ik heb gekozen en op het internationale vlak bijeen heb gebracht, met uitzondering van Spoors vriend, Gerd Ruge. | |
11 september 1985D.A. Slager telefoneerde om zich te beklagen, dat hij reeds lange tijd niets van Lurvink had gehoord. Hij was er tegen dat zijn cliënt een interview zou geven aan De Telegraaf. Ook Enkelaar, Spoor en ik hadden er op aangedrongen dit niet te doen. ‘Jij bent trouwens de enige die me van alles op de hoogte houdt,’ aldus bestuurslid Slager, ‘en dat zal ik Frans ook zeggen.’ In zijn veldslag om nationale en internationale respectabiliteit te verwerven prijkte Frans Lurvink vandaag over één pagina in De Telegraaf. Dat had broer Lurvink, burgemeester nabij Nijmegen, nog niet gepresteerd. Hij was dan ook zo trots als een pauw. De kop van het stuk luidde: ‘Waarom de vrede van Alerdinck stuk liep.’ Die aanhef was buitengewoon misleidend. De kop dekte de lading niet. De Mari was aardig voor Lurvink ge- | |
[pagina 134]
| |
weest, die zich dan ook had uitgesloofd met diens baas, de heer Fahrenfort, aan te pappen, aan wie Carel Enkelaar hem had voorgesteld. Het werd dus duidelijk, dat De Mari, ook al had hij de neiging stoer te praten, wanneer hij eenmaal in Telegraafverband zijn bevindingen op papier zette, zich strikt had te houden aan door de hoofdredactie voorgeschreven bindende richtlijnen. Ik zou liever niet schrijven, dan op zo'n manier gecensureerd te worden en in strijd met de waarheid en de feiten te moeten flikflooien. Wat me bijzonder ergerde was, dat in de dikgedrukte inleiding tot de Lurvink-pagina één aperte leugen stond. Lurvink werd namelijk geciteerd, dat ik de enige medewerker was, die per contract werd betaald. Dat was dus niet zo. Enkelaar en Spoor werkten niet voor de grap voor Lurvink, dat wist ik pertinent zeker. Bovendien ontvingen alle bezoekende Russen een aardig zakcentje van de heer Lurvink, wat ik op diens verzoek zelf uitbetaalde. Bovendien werd Schoor betaald, terwijl ook professor Stephen Cohen een eerste bedrag van 10.000 dollars werd gegeven voor diens adviezen. Lurvink loog dus in De Telegraaf over mijn rol in zijn organisatie. Voor mij was dit de eerste aanloop tot de uiteindelijke breuk. | |
16 september 1985
| |
28 september 1985
| |
[pagina 135]
| |
Pepsi Cola ontmoetten? Aldus gebeurde. Lurvink had kans gezien via jarenlange contacten en vrienden van mij in Varna in een internationaal gezelschap terecht te komen, waaronder een aantal Philips figuren onder leiding van L. Th. Heesels, waardoor hij in een positie was gemanoeuvreerd om een buitengewoon invloedrijke Amerikaan als Kendall bij Den Alerdinck te kunnen betrekken. | |
10 oktober 1985
| |
[pagina 136]
| |
dré Spoor stond boven alle partijen en bleef Lurvink een alleraardigste man vinden. | |
13 oktober 1985aantekenen ‘Zeer geachte heer Slager, Ik betreur het mij over het onderstaande opnieuw tot u in het bijzonder en het Bestuur van Den Alerdinck in het algemeen te moeten richten... de heer Lurvink identificeert mij als ‘enige betaalde kracht’ in De Telegraaf, maar hij heeft in één jaar tijd nog nooit correct of volgens afspraak en op tijd met mij afgerekend. Ik heb hier herhaaldelijk tevergeefs op gewezen.’ (etcetera) | |
22 oktober 1985
| |
29 oktober 1985Na vanuit New-York met bevelhebber Desi Bouterse in diens vliegtuig mee naar Paramaribo te zijn gevlogen, keerde ik vandaag op Schiphol terug, precies op tijd om in de V.I.P. room afscheid te nemen van mijn vriend Vladimir Lomeiko. Hij had de viering van de opening van het World Trade Center bijna gemist. Carel Enkelaar had hem uitgenodigd, mede namens de A.V.R.O. en het World Trade Center om een discussie met Walter Conkrite, de vooraanstaande Amerikaanse televisiepersoonlijkheid, te voeren. Hij bevond zich met zijn minister in Sofia. De altijd voortvarende Enkelaar had hem echter in een privé-jet door zoon Marcel laten ophalen. Ik begreep van het korte gesprek dat ik met hem voerde, dat hij een desastreuze reis had gehad, die bijzonder slecht was geregeld geweest, en vele vertaal-problemen had opgeleverd. Later kon ik uit een telefoongesprek met Molchanov in Moskou eveneens opmaken, dat het World Trade Center-bezoek bij Lo- | |
[pagina 137]
| |
meiko niet in goede aarde was gevallen. Eveneens vernam ik spoedig na die gebeurtenis, dat nadat Lurvink de diensten van Stephan Schoor als public relations kantoor had geschrapt, nu het tweede in de arm genomen bureau, Forman & Partners, ditmaal Lurvink de wacht had aangezegd. De kasteelheer had nu een public relations kantoor in New-York aangezocht. Dus drie p.r.-bureau's in één jaar tijd. | |
3 november 1985
| |
[pagina 138]
| |
beste vriend noemde. ‘Willem,’ aldus Lurvink, ‘we hebben dit succes absoluut samen volbracht, fifty-fifty.’ Hij had verder een curieus document meegebracht, dat me sterk deed denken aan die eerste belachelijke lijst van prominenten, die op Den Alerdinck zouden worden uitgenodigd ter gelegenheid van de tewaterlating van de journalisten-think-tank. Op de linker helft van het nieuwe document stonden zeker zeventig namen van internationale beroemdheden. Ik ontdekte sommige van mijn beste vrienden in de Sovjet Unie, van wie ik zeker wist, dat geen van hen ooit het achterste van Lurvink had gezien en in de verste verten niet zou weten wie hij was. Ik schrok en informeerde of hij soms met deze lijst bij Kendall in Stamford had gezwaaid. Hij ontkende dit, maar ik geloofde het evenmin als n'importe wat hij zei. Voor Nederland prijkte opnieuw de naam van Dries van Agt op zijn bonte potpourri uit Who's Who, en ditmaal eveneens figuren als Piet Dankert, die abusievelijk als voorzitter van het Europese parlement werd vermeld, òf van Wisse Dekker van Philips (die hij nu inmiddels wel zal hebben vervangen door Cor van der Klugt). Verder had hij allerlei ‘nieuwtjes’ te melden. Advocaat Slager zou hem hebben meegedeeld: ‘Oltmans haat jou nou.’ Dit was onzin. Lurvink vond ik een stakker, met wie te werken viel, mits men hem ver buiten de dagelijkse activiteiten zou kunnen houden. Ik antwoordde dus in zijn gezicht: ‘Ik vind je zelfs wel aardig, maar ik heb medelijden met je levenswijze, die oneerlijk is. Je hebt ogenschijnlijk alles, inbegrepen een vet compte-en-banque, maar eigenlijk bezit je helemaal niets.’ Hij antwoordde, dat hij Carel Enkelaar een pittige brief had geschreven, voornamelijk om nogmaals te onderstrespen, dat Marcel Enkelaar niet bij Den Alerdinck zou komen. | |
9 november 1985
| |
[pagina 139]
| |
van Carel moet ik op jou terugvallen. Ik reken op je. Je moet me helpen de Conferentie Alerdinck III in Moskou tot een succes te maken.’ Ik antwoordde, dat hij Enkelaar formeel de leiding had gegeven, maar het hem in wezen onmogelijk had gemaakt zijn werk ongehinderd uit te voeren. ‘Luister,’ aldus Lurvink, ‘ik wil met jou niet ook nog gedonder krijgen.’ Daarop sneed ik het hete hangijzer van de ‘Alerdinck Tribune’ aan. Lurvink had Friso Endt, voormalig redacteur van NRC-Handelsblad erbij gehaald. Hiertegen had van Sovjetzijde Volodja Molchanov krachtig geprotesteerd. Hij was zelfs zo ver gegaan om mij de boodschap mee te geven, dat indien men Endt het leiderschap van die krant zou geven, hij, Molchanov, aan Siline en Lomeiko zou adviseren zich uit Den Alerdinck terug te trekken. Voornaamste reden voor Molchanov was het feit, dat Endt indertijd een nogal scherpe aanval in NRC-Handelsblad op hem had gelanceerd (na een bezoek aan Moskou) en publiekelijk had geïnsinueerd dat hij nauwe K.G.B. bindingen had, misschien zelfs de K.G.B. vertegenwoordigde. Molchanov had indertijd van Spoor de gelegenheid gekregen een tegenstuk in de krant te plaatsen, maar een en ander bracht Volodja er toe scherp te protesteren en te waarschuwen, dat hij zich zou terug trekken indien Endt iets met de ‘Alerdinck Tribune’ te maken zou hebben. Ik begreep, dat het eerste nummer van de ‘Alerdinck Tribune’ een openingsartikel, gesigneerd door Friso Endt, zou publiceren en dat Endt zonder meer de algehele leiding van de krant zou hebben, ondanks de Sovjet-verzoeken en waarschuwingen. Ik spande me tot het uiterste in, omdat ik de Sovjet-druk en dreiging au sérieux nam, om Lurvink tot andere gedachten te brengen. | |
14 november 1985
| |
[pagina 140]
| |
wisse werd gelaten, hadden Enkelaar en Lurvink, of misschien wel Lurvink op eigen houtje besloten hier toch verandering in te brengen. Vooral Henk de Mari had nogal gezeurd om mee te kunnen gaan voor De Telegraaf en uiteindelijk had Enkelaar mij gezegd: ‘Nodig hem maar uit mee te gaan.’ Daar was later een K.R.O.-verslaggever bijgekomen en Enkelaar had zelfs, in overleg met Lurvink, pogingen ondernomen een T.R.O.S. televisieteam mee te nemen. Zondagavond 10 november 1985 belde Lurvink mij voor de zoveelste maal die dag op en stelde voor, dat we ook een journalist van de linkse pers mee zouden nemen. Ik vroeg hem of het dan niet gewenst was Het Vrije Volk uit te nodigen. Hij liet me de vrije hand. Ik belde 's avonds nog Herman Wigbold op, die binnen een half uur had geregeld dat een medewerker van hem mee naar Moskou zou gaan. | |
16 november 1985
| |
[pagina 141]
| |
ves hadden jegens Den Alerdinck en dat bij de komende Alerdinck III Conferentie de allergrootste voorzichtigheid was geboden. Over het onderwerp, dat journalisten als Henk de Mari, mee zouden gaan zei hij: ‘Jullie hebben hier nog een jonge organisatie. We weten hoe journalisten soms schandalen uitlokken. We kunnen dit risico in Moskou niet lopen. Kunnen Lurvink, Enkelaar en jij garanderen, dat er geen onaangename incidenten zullen komen?’ Ik moest toen meedelen, dat Enkelaar zich reeds had teruggetrokken en helemaal niet meer mee naar Moskou zou gaan, ook al zou een uiteindelijke beslissing over hem op een Bestuursvergadering in december worden genomen. De conclusie van ons gesprek was, dat de reeds uitgenodigde journalisten zouden worden afgezegd en dat er bij deze eerste vergadering in Moskou geen pers mee zou gaan. Weinig konden we tijdens het ontbijt vermoeden dat een juffrouw op een perskaart van Elseviers Magazine enkele uren later een zodanig schandaal in Genève zou trappen, dat Vladimir Lomeiko een voorgenomen pers-conferentie afgelastte. | |
26 november 1985
| |
[pagina 142]
| |
‘Oltmans kletst uit zijn nek.’ Die uitspraak van Lurvink zou dan ook de volgende ochtend op de voorpagina van De Telegraaf staan. Het vervelende was echter, dat ik niet kletste maar waarheid had gesproken en dat Lurvink voor de zoveelste maal, zich in het nauw gedreven voelende, had gelogen zoals het gedrukt stond. Terwijl ik met De Mari stond te praten zag ik Lurvink en Spoor (met beremuts) naderen. Ik stevende met De Mari op ze af. Spoor maakte zich karakteristiek als een haas - denkende aan zijn aanstaande Elseviers-benoeming - uit de voeten. Ik confronteerde Lurvink met De Mari, die de beschuldiging, dat ik onwaarheid had gesproken herhaalde. ‘Man, je bent niet goed bij je hoofd,’ zei ik. Je moet tegen de pers nooit liegen over zaken, die zo gemakkelijk zijn te controleren. De T.R.O.S. en Het Vrije Volk zijn nog recent benaderd om mee te gaan naar Moskou. Ik had je dringend verzocht De Mari mee te delen dat hij niet mee kon. Nu heb je een schandaal. Het is je eigen schuld.’ Natuurlijk verscheen deze rel compleet geïllustreerd door foto's van Hans Peters in De Telegraaf. | |
27 november 1985
| |
[pagina 143]
| |
bellen. Wat ik zeer vreemd vond was, dat mijn partner Molchanov mij opnieuw in de steek liet en dat niet hij Lomeiko van het incident met Lurvink op de hoogte had gebracht, maar dat ambassadeur Romanov dit had gedaan. Tenslotte kende ik Molchanov langer dan twaalf jaar. Telde een wit voetje bij Lurvink halen zwaarder voor hem dan loyaliteit jegens een vriend die hem op meer dan één manier bij Den Alerdinck had betrokken? Lurvink had tenslotte ten overstaan van mijn vrienden en collega's op mijn werkterrein in Moskou geprobeerd mij in mijn hemd te zetten als dank voor bewezen diensten. Dit kon en mocht ik niet over me heen laten gaan. Ik rekende tevergeefs op de steun van Molchanov. Maar Lomeiko bleek een vriend uit ander hout gesneden. Hij had de bijeenkomst Alerdinck III met een halfuur vertraagd, kwam me in zijn auto in het Intourist Hotel ophalen en zette mij alsnog in het Alerdinck III panel ter vervanging van Spoor. De hele workshop, die we in juni voor twee dagen hadden gepland duurde slechts van 10:30 tot ongeveer 14:15 met een koffie uurtje er tussendoor. Iedereen sprak achteraf van een éclatant succes. Ik vond Alerdinck III een povere aangelegenheid, voor mij persoonlijk volledig verpest door Lurvinks ongepast gedrag. | |
8 december 1985
| |
[pagina 144]
| |
constateerd, dat hij altijd ruzie kreeg met de mensen met wie hij omging.’ Lurvink zelf had me bij herhaling er op gewezen, dat Slager zijn steun en toeverlaat was, die nog nooit een zaak voor hem had verloren, die dermate scherp en uitgekookt procedeerde, dat hij zich volkomen op zijn advocaat kon verlaten. Ik herinnerde me één van de eerste gesprekken met de kasteelheer uit Laag Zuthem, waarin hij jegens Enkelaar en mij in het vooruitzicht stelde 5 tot 10 miljoen in het think-tank experiment te willen stoppen. Eén van de laatste druppels, die voor Enkelaar de emmer had doen overlopen, was het terugdraaien van het reeds aangekondigde Alerdinck kantoor in het World Trade Center. Kon Lurvink zich een dergelijk duur kantoor bij nader inzien misschien in het geheel niet permitteren? Maar waarom zei hij dit dan niet? En waarom was hij aanvankelijk voor een dergelijk kantoor geporteerd geweest? Nieuwe rijke mensen hebben dikwijls de nare gewoonte teveel hooi op de vork te willen nemen en later te schrikken van eigen expansiedrang. Slager wilde Lurvink duidelijk tegen het met geld smijten in bescherming nemen. Was dat dan de reden, dat Lurvink chronisch in conflict met mensen kwam, omdat hij, in zijn eigen woorden, zijn partners ‘een worst had voorgehouden à la Enkelaar, die hij niet waar kon maken?’ Frans Lurvink had me met stelligheid beloofd, dat ik deze 8ste december door het voltallige Bestuur zou worden gehoord. Niets hiervan gebeurde. Toen ik door Philip Diepstra in Amsterdam was opgehaald, werd ik in het kantoor van de heer Beijen - alwaar werd vergaderd - in een zijkamer gelaten en spoedig trad Slager binnen. Ik protesteerde, maar volgens het Lurvink recept antwoordde Slager, dat hij van andere afspraken niets af wist. De heer Slager beklaagde zich over de ongunstige publiciteit, vooral ook na de Schiphol-affaire in De Telegraaf. Ik antwoordde, dat ik slechts kon hopen, dat hij naar waarheid was ingelicht, en dat die rel geheel en al aan de oneerlijke Lurvink zelf te wijten was geweest. Het was waar, dat ik ná de Schiphol affaire en ná door Lurvink in Moskou schandalig te zijn behandeld zowel in De Telegraaf als de Haagse Post opmerkingen had gemaakt, die van duidelijk ongenoegen jegens Lurvinks optreden gewag maakten. Ik was niet van plan mij voortdurend door Lurvink in de pers voor leugenaar te laten uitmaken. Ik wees Slager er op, dat ik mij, na tot tweemaal toe zonder enige reden door zijn cliënt in De Telegraaf niet naar waarheid te zijn bejegend, vrij voelde en in de toekomst vrij zou blijven voelen om mij hier tegen te verzetten. Bovendien was geen enkele tussen | |
[pagina 145]
| |
Den Alerdinck en mij gemaakte afspraak ooit behoorlijk nagekomen, dus ik kondigde op eigen initiatief aan, dat ik in de naaste toekomst me meer in de coulissen van het gezelschap wilde opstellen om af te wachten of ik nieuwe aanvallen van Frans Lurvink te verduren zou krijgen. Ook maakte ik in krachtige bewoordingen duidelijk, dat nu hij, Slager, de leiding had overgenomen, ik prompt, zonder enige vertraging, en schriftelijk de gemaakte afspraken afgewikkeld wilde zien. Indien dit gebeurde, en hier drong ik bij Slager uitdrukkelijk op aan, zou ik voor den duur van het bestaande contract, namelijk tot 1 januari 1988, mij van iedere uitspraak in het openbaar jegens Den Alerdinck en Lurvink onthouden, mits Lurvink door Slager in toom zou kunnen worden gehouden en hetzelfde zou doen. ‘Stel jij die verplichting van mij maar op, en ik zal die tekenen,’ zei ik. Dit hoefde niet. Lurvink, het bestuur en hij hadden nog steeds de allergrootste bewondering voor wat ik tot dusverre voor Den Alerdinck tot stand had gebracht. Hij zou inmiddels alles doen om mijn wensen over te brengen en die naar de letter van het contract na te komen. Ik drong er krachtig op aan dat dit na al het getraineer dan ook onmiddellijk na de vergadering van 8 december zou gebeuren. Toen ik die middag wilde vertrekken en in de vestibule stond, zwaaide een deur open en ik keek recht in de gezichten van Spoor en Ruge, die deden of ze mij niet zagen en de deur zwaaide weer even snel dicht. Ruge kende ik niet, maar Spoor kende ik sinds mijn jeugd. Ik was perplex. Later vroeg ik hem waarom dit was gebeurd, en hij antwoordde, zich er niets van te herinneren. | |
9 december 1985In de avond telefoneerde ik met Slager thuis. Hij deelde me mede: ‘Het bestuur heeft besloten het contract met jou naar de letter af te wikkelen. We zullen je per 1 januari 1986 50.000 gulden over het lopende jaar uitbetalen en per 1 september 1986 de 50.000 gulden voor 1987.’ Ik ging hiermee akkoord, maar vroeg uitdrukkelijk of hij me deze afspraak per ommegaande wilde bevestigen. Ook benadrukte ik, dat dan nog de hangende kwestie van 6 procent van de fund-raising gold, ook dat diende te worden afgewikkeld. Hij zou dit onmiddellijk bespreken en regelen. | |
[pagina 146]
| |
soms als een rund gedroeg. Ik wilde in dit interview bewust en andermaal druk uitoefenen op Den Alerdinck om eindelijk de gemaakte afspraken na te komen, want ik had natuurlijk ook nog niet van Slager de op 8 december genomen besluiten bevestigd gekregen. | |
16 december 1985
| |
[pagina 147]
| |
advocaat de laaielichter-praktijken van zijn opdrachtgever, ditmaal in naam van ‘Den Alerdinck’ overnam? | |
18 december 1985Ik antwoordde Slager onmiddellijk en betoogde: ‘Op 9 december spraken jij en ik af, jij als nieuwe voorzitter van ‘Den Alerdinck’ en ik als consultant van de stichting, dat je per ommegaande zou bevestigen hoe Den Alerdinck financieel de zaken met mij zou afwikkelen. Ook zou een regeling voor de 6 procent fund-raising-gelden op papier worden gezet.’ Ik schreef Slager hem aan zijn toezeggingen te zullen houden. | |
4 januari 1986Terwijl ik in Suriname was publiceerden de G.P.D. bladen vandaag het op 13 decemberv - óór de briefwisseling met Slager van 16 en 18 december gegeven interview waarin ik Lurvink ‘een rund’ noemde. Onmiddellijk zag de advocaat zijn kans schoon deze uitspraak te hanteren om te proberen verder uitstel van het nakomen van gemaakte afspraken te bedingen. | |
24 januari 1986Slager, die overging van Amice op Geachte Heer Oltmans meldde, dat Lurvink zich uitermate gekwetst voelde door mijn uitlating in de G.P.D. bladen. Ik antwoordde de voorzitter van Den Alerdinck, dat de heer Lurvink zich dan in augustus bij zijn uitspraken in De Telegraaf, en opnieuw in december - om van het schandaal jegens mijn vrienden in Moskou niet te sprekenhad moeten bedenken, dat ik me tegen zijn aanvallen zou verzetten. Slager stelde het voor, alsof ik Den Alerdinck beschadigde, maar het was duidelijk wie werkelijk zijn eigen organisatie, gesecundeerd door diens advocaat, de naam en faam van de think-tank voorjournalisten op de tocht plaatste. Voorzitter Slager wilde slim zijn en schreef op 24 januari onder meer, dat juist omdat ik me nà de briefwisseling van 16 en 18 december opnieuw in de G.P.D. negatief over Lurvink had uitgelaten, het Bestuur nu niet anders zou kunnen doen dan op 31 december 1986 ‘in welwillende overweging te nemen’ of ik alsnog zou worden uitbetaald. Om te beginnen ontkrachtte ik onmiddellijk Slagers argument door te stellen, dat het gepubliceerde interview van 4 januari op 13 december was opgenomen. Maar wat Slager in werkelijkheid probeerde was namens cliënt Lurvink de met hem gemaakte afspraak van 9 december terug te draaien, terwijl over de verplichting van het derde jaar al helemaal niet meer werd gesproken. Ook dat ‘in welwillende overweging nemen’ van het team Lurvink-Slager vond ik bespottelijk. Het was bovendien juridisch in strijd met mijn contract. ‘Ja,’ zei André Spoor, die de Alerdinck lading met zijn prestige | |
[pagina 148]
| |
onveranderlijk bleef dekken, ‘Slager heeft een zo hard mogelijke juridische positie ingenomen om te kunnen onderhandelen.’ Ik antwoordde, dat er niets te onderhandelen viel over gemaakte afspraken. Toch drong ik er in mijn brief van 25 januari 1986 andermaal bij Slager op aan, dat hij, Lurvink en ik een open gesprek zouden hebben om verdere escalatie te voorkomen. Ook bood ik, evenals op 8 december, opnieuw aan, dat ik, indien de betalingen zouden worden nagekomen voor geleverde prestaties en schriftelijk zouden worden vastgelegd, van mijn kant bereid was een door hem op te stellen stuk te ondertekenen, dat ik mij ten aanzien van Lurvink en Den Alerdinck tot 1 januari 1988 zou onthouden van mededelingen naar buiten toe. Ik zei tegen Slager: ‘Ik heb geen ander middel om me tegen jullie oneerlijkheid te verzetten dan de publiciteit: kom je verplichtingen na en de escalatie is geëindigd: mede omdat ik in principe achter het Alerdinck-initiatief sta.’ Wat ik vooral niet begreep was, dat mijn collega's Ruge en Spoor niet doorzagen, dat ik buitengewoon onbehoorlijk werd behandeld. Spoor verzekerde me bij herhaling, dat Slager, wanneer hij mijn zaak aankaartte, verwees naar de notulen van 8 december, waarin was besloten, dat hij, Slager, ‘de kwestie Oltmans zou afwikkelen’. Maar Spoor adviseerde me eveneens meer dan eens, dat indien ik maar een advocaat in de arm zou nemen, na onderhandelingen de zaak snel zou kunnen worden opgelost. Ik vond dit belachelijk. Waarom zou ik door Lurvink moeten worden gedwongen volkomen reguliere en normaal gemaakte afspraken via een advocatenkantoor gehonoreerd te krijgen, omdat hij zijn ongeneeslijke aandrang tot marchanderen wilde botvieren? | |
30 januari 1986De nieuwe directeur van Den Alerdinck kwam mij bezoeken en bleef eten. Gerd Ruge verzekerde mij rustig met me te willen doorwerken in Alerdinck verband. Hij wilde zijn invloed aanwenden in het bestuur, dit te realiseren. Buitengewoon opmerkelijk was dat niet Spoor deze demarche ondernam, maar juist de mij onbekende Ruge. ‘Het is natuurlijk wel zo,’ aldus Ruge, ‘dat Lurvink en Slager hun gezicht verliezen na die stomme brief van 24 januari.’ Ik antwoordde: ‘Inderdaad, Slagers argumentatie kon ik volledig ontkrachten.’ Enkele dagen later telefoneerde Ruge mij vanuit New-York, dat hij ongenadig van Slager op zijn donder had gekregen, omdat hij contact met me had opgenomen. (Daarna zou Ruge volledig in lucht op gaan.) | |
[pagina 149]
| |
Mijn vrienden in de Sovjet-Unie, Romanov, Lomeiko, Molchanov vroegen zich af wat er tussen Den Alerdinck en mij was voorgevallen, vooral na de uitvoerige loftuitingen van zowel Lurvink als Enkelaar over mijn activiteiten om deze zaak van de grond te krijgen. De communis opinio in Moskou was dan ook, dat Lurvink ongetwijfeld de allerbeste bedoelingen had maar dat, wilde men van Den Alerdinck een serieus studiecentrum voor serieuze journalisten maken, de leiding van de organisatie niet voornamelijk in handen diende te blijven van een fabrikant die gespecialiseerd was in het opkopen, reorganiseren en verkopen van tweedehands fabrieken (bijvoorbeeld voor fietsen), maar dat het Bestuur en de dagelijkse leiding in handen zouden moeten komen van beroeps-journalisten van naam. Met Molchanov stelde ik later een document van vijf punten op, dat een reorganisatie van Den Alerdinck zou kunnen gaan inleiden. Ik zond bij thuiskomst de suggesties aan Dé Slager toe die, afgezien van het feit dat hij ze naast zich neerlegde, er niet voor bedankte. Intussen had ik André Spoor aangeboden zijn medewerker René de Bok mee naar de Sovjet-Unie te nemen in een poging de gebruskeerde betrekkingen tussen Elseviers Magazine en de autoriteiten in Moskou te helpen repareren.Ga naar voetnoot1. Spoor was hier gaarne op ingegaan, en vertrouwde mij deze missie van harte toe, terwijl hij zich in Alerdinck-verband al een aantal maanden had opgesteld als iemand die mij niet kende. Ik nam De Bok mee naar Vladimir Lomeiko en bezorgde hem via contacten bij A.P.N.-Novosti enkele belangrijke gesprekken. (Een interview met de militaire expert V alentin Falin zou op 22 februari 1986 in Elseviers Magazine verschijnen.) | |
18 maart 1986Op 15 maart 1986 vond ik bij terugkeer uit Suriname een artikel in NRC-Handelsblad van Robert van de Roer over Den Alerdinck en Lurvink. Deze verslaggever had ook mij opgebeld en ik had precies gezegd waar het op stond, omdat ik er van uit ging, dat zolang Lurvink & Slager hun verplichtingen en afspraken met mij niet nakwamen, mijn enige verweer was om via de publiciteit druk uit te oefenen. Vooral omdat ik al vanaf 8 december vorig jaar had aangegeven hoe de afwikkeling van de afspraken, buiten iedere publiciteit, rimpelloos zou hebben kunnen verlopen. Ik ging er dan ook steeds meer van uit, dat zelfs de heer Slager om voor mij onbegrijpelijke redenen de weg van confrontatie en nog meer schadelijke publiciteit verkoos boven een correcte, kalme afwikkeling. | |
[pagina 150]
| |
18 maart 1986
| |
[pagina 151]
| |
zichtigheid’ gemaand. Enkelaar stapte uit eigener beweging op, niet, zoals uw medewerker schrijft, ná de incidenten met Oltmans, maar er vóór. Ik ben mij pas in de publiciteit tegen Lurvink gaan verweren ná de incidenten op Schiphol en in Moskou en dus ná het vertrek van Enkelaar. Het ziet er naar uit, dat ik thans via de rechter de openstaande bedragen, die ik heb te vorderen, zal moeten gaan incasseren, waarvan André Spoor nog tegen uw medewerker zei, dat men zocht naar een behoorlijke afwikkeling van aangegane verplichtingen jegens mij. Ik sta hierop, vooral omdat ik prestaties leverde op toezeggingen en een contract, welke tot dusverre niet werden nagekomen.
Willem Oltmans Amsterdam | |
3 april 1986Het was ook Carel Enkelaar opgevallen hoe Van de Roer een nogal tendentieuze reportage had geschreven, dat hij eveneens heden een brief in NRC-Handelsblad plaatste om te ontkennen, dat hij om mij Den Alerdinck zou hebben verlaten. Enkelaar schreef onder meer: ‘Uit deze formulering (van verslaggever Van de Roer) kan de indruk ontstaan dat mijn vertrek verband zou hebben gehouden met de persoon van de heer Oltmans. Dit is niet het geval. Evenals bij andere gelegenheden heb ik in de ‘Alerdinck Foundation’ uitstekend met hem samen gewerkt. Zoals eerder uit enige interviews moge zijn gebleken had mijn vertrek andere oorzaken.’ Ik telefoneerde Carel en vroeg hem: ‘Waarom heb je niet ronduit geschreven, dat met Lurvink niet was samen te werken en dat je hem een onberekenbare en onbetrouwbare man vindt.’ Hij antwoordde: ‘Ach Willem, ik reageer op Lurvink op mijn manier. We hebben allemaal een ander karakter.’ | |
24 april 1986Alvorens definitief de knoop door te hakken en de zaak Lurvink in handen te geven van advocaat A. Dreese in Rotterdam, telefoneerde ik nog éénmaal met André Spoor. Hij stond op het punt naar Alerdinck IV op 2 en 3 mei in New York te vertrekken. Hij verzekerde me andermaal, dat indien eenmaal mijn advocaat Dé Slager zou benaderen de zaak met spoed uit de wereld zou worden geholpen. ‘Je weet, ik kan niets doen, want Slager refereert altijd weer aan de notulen van 8 december waarbij het bestuur hem machtigde jouw zaak af te wikkelen. Maar ze zullen zeker betalen.’ | |
[pagina 152]
| |
had geantwoord vast te houden aan de brief van 24 januari l.l. dat in december ‘welwillend zou worden overwogen’ of het bestaande contract alsnog zou worden nagekomen. Deze drogreden was uiteraard onacceptabel. | |
18 mei 1986
| |
2 juni 1986Mr. A. Dreese liet beslag leggen op de rekeningen van Frans Lurvink. Ook Marcel Enkelaar heeft nog een vordering op Lurvink lopen, die niet werd betaald. Bij twee schuldeisers is zelfs de aanvraag van een faillissement mogelijk. Het is niet te geloven, dat het tot dit soort ordinaire gevechten moet komen. Ontmoette Henk de Mari van ‘De Telegraaf’ in het Hilton Hotel, die ik inzage gaf in de hoofdstukken Van Eeghen en Lurvink van dit manuscript. Hij maakte aantekeningen. Van tijd tot tijd sprak hij in een tape-recorder. Hij zei de reportage ‘prima’ te vinden. Ik verzocht hem niets te publiceren alvorens met Mr. Drees te hebben gebeld, waar hij zich aan zou houden. Hij belde met de burgemeester van Geleen. Broer Lurvink zei tegen De Telegraaf niet op mijn brief in de N.R.C. te hebben gereageerd, om mij niet aan nog meer publiciteit te helpen. Hij probeerde te ontkennen ons voor zijn illustere broer te hebben gewaarschuwd, maar het is een feit, dat Carel Enkelaar mij ook vandaag opnieuw telefonisch bevestigde, dat de door mij genoemde feiten ‘volkomen juist’ waren. Ook wilde De Mari meer weten over Lurvinks Russische vriendin, maar zei er niet achter te kunnen komen hoe ze heette en waar haar man woonde. Ik gaf hem die gegevens, maar hij zou de zaak laten rusten, in tegenstelling tot zijn beweringen. | |
[pagina 153]
| |
6 juni 1986Mr. A. Dreese meldde zojuist dat de verscheiden rekeningen van de Alerdinck Stichting rood staan. Hij kon nu niet anders doen dan een faillissement aanvragen, want Lurvink privé aanpakken was een ingewikkelde bezigheid, mede omdat het kasteel van Laag Zuthem op naam van de stichting stond. Intussen had Robert van de Roer van N.R.C. Handelsblad mij gebeld en onder meer gezegd: ‘Ze zijn bij het kantoor van Loeff & Van der Ploeg blijkbaar tegenwoordig niet meer kieskeurig met wat voor advocaatjes ze in zee gaan,’ doelend op Mr. A. Dreese. Ik moest dus hoofdredacteur Wout Woltz erop attenderen, dat zijn medewerkers zich tegenwoordig buitengewoon onbeschoft gedroegen en dat men blijkbaar met het aannemen van nieuwe jonge krachten bij de N.R.C. minder selectief te werk ging dan voorheen. Daarna maakte Van de Roer de heer Dreese zijn excuses, maar vermeed hij mij ooit meer te bellen. Intussen meldde ‘Het Parool’ dat ook Marcel Enkelaar een claim op Lurvink had. | |
7 juni 1986Public relations man Stephan Schoor vertelde me, dat Frans Lurvink ‘op zo oprechte wijze’ diens excuses had gemaakt over begane misstappen en niet betalen van rekeningen jegens hem, dat hij (Schoor) maar weer met de hand over het hart had gestreken. Hij had bovendien als extraatje een kostbaar schilderijtje van Lurvink gekregen, dat thans boven zijn werktafel hing als dierbaar aandenken aan dezelfde man, van wie hij eerder tegen Carel Enkelaar had gezegd, hoe hij, Enkelaar, hem ooit met zo'n schurk in contact had kunnen brengen. Ook vroeg Schoor om in mijn reportage over Alerdinck vooral André Spoor te willen sparen. ‘Waarom zou ik dat doen?’ antwoordde ik. ‘De man heeft zich jegens mij meer dan schandelijk gedragen.’ Daarop vroeg Schoor, thans dus weer in dienst van Lurvink: ‘En wanneer Lurvink je alsnog betaalt, komt je boekje dan niet uit?’ Ik antwoordde: ‘Die combine had hij zich eerder moeten bedenken. Nu zal hij worden gedwongen te betalen en hij krijgt er een boekje op de koop toe bij.’ | |
9 juni 1986Mr. D.A. Slager heeft gereageerd op de telex van Mr. A. Dreese en een bankgarantie voor 225.000 gulden in het vooruitzicht gesteld. Stephan Schoor belde om te weten te komen of in mijn reportage zou worden opgenomen, dat Lurvink ook de Russen had betaald. ‘Waarom denk je in hemelsnaam nog altijd, dat ik niet verslag zou doen naar waarheid?’ vroeg ik hem. Natuurlijk | |
[pagina 154]
| |
komt dat er in. ‘Maar dan krijgen Enkelaar en Spoor ook een naheffing,’ was het antwoord. ‘En wanneer je dit allemaal naar buiten brengt, dan doe je ook de kinderen van Frans Lurvink pijn,’ aldus Stephan Schoor. ‘Dat hadden Lurvink & Slager dan maar op 8 december moeten bedenken,’ antwoordde ik. ‘Bij herhaling heb ik ook schriftelijk aangeboden het geschil achter de schermen geruisloos te regelen. Zij verkozen een open keet, wel, die kunnen ze krijgen.’ Ik begrijp nu pas, dat de B.V.D. vrijwel onmiddellijk nadat Carel Enkelaar de heer Schoor bij het Lurvink project had betrokken, naar Soest was gegaan om te proberen ook Stephan Schoor ervan te overtuigen, ‘dat hij met een zéér gevaarlijk project’ bezig was. Schoor ging ná de ‘oorlog’ met Lurvink dus weer gewoon met het project verder, alsof de B.V.D. hem niet had gewaarschuwd. Waarom? Misschien wel vanwege het lieve schilderijtje dat Lurvink hem had geschonken, waar hij nu dag in dag uit in zijn werkkamer tegen aan keek. De B.V.D. is gestoord om het Alerdinck project als ‘gevaarlijk’ te bestempelen. Het is als met de C.I.A. in de V.S. Wie controleert deze rovertje en reizigertje spelende ambtenaren? | |
10 juni 1986De jarenlange vrienden, Carel Enkelaar en Stephan Schoor, hadden elkaar op de Media Club ontmoet en geen woord over Den Alerdinck tegen elkaar gezegd. Omdat dit tegen de aard en het karakter van Enkelaar inging heeft hij achteraf open kaart met zijn vriend Schoor gespeeld, wat op een heftig twistgesprek uitliep. Mensen als Lurvink met hun miljoenen laten een spoor van ruzie en haat en nijd na en veroorzaken tussen allerlei mensen, die al jaren met elkaar waren bevriend, zoals André Spoor en ik, of Enkelaar en Schoor, ellende en verdriet. Vriendschappen, die tientallen jaren duurden, lopen er zelfs door op de klippen. En dat alles om geld. Mr. A. Dreese zei uit verscheidene signalen, die hem hadden bereikt, sterk de indruk te hebben gekregen, dat Lurvink aan de confrontatie een snel einde wil maken, maar dat advocaat Slager het op scherp zou willen blijven spelen. Ik houd dat voor zeer goed mogelijk, Lurvink kennende. Bovendien weet hij hoe nauwkeurig ik over zijn glibberige handel en wandel ben geïnformeerd. Slager onderschat dit, omdat hij zelf door Lurvink lang niet altijd op de hoogte wordt gehouden. Hij had zelfs de N.R.C. reeds gebeld, dat het bankbeslag was opgeheven. ‘De heer Slager droomt,’ aldus Mr. Dreese, ‘niets van dit alles is gebeurd.’ Bovendien had een advocaat in het bureau van Slager zich jegens Dreese bijzonder laatdunkend over mij uitgelaten, | |
[pagina 155]
| |
waarop mijn advocaat had geantwoord, ‘ook het een en ander via andere kanalen dan Willem Oltmans over de heer Lurvink te hebben vernomen’. | |
11 juni 1986Henk de Mari belde. ‘Ik ben net bij die gangsters op het Ministerie van Buitenlandse Zaken geweest. Ik ga nu eerst joggen in de duinen om mijn hoofdpijn kwijt te raken.’ Hij zou pas maandag a.s. aan mijn Lurvink affaire kunnen beginnen. (Zijn woede op B.Z. zou me 14 juni duidelijk worden, toen hij een reportage van één pagina publiceerde: Nederlander afgeslacht door Zuidafrikaans moordcommando.) | |
16 juni 1986Henk de Mari belde of hij Lurvink om inlichtingen kon vragen. Ik zei: ‘Ga je gang: doe het vooral: hij zal je meer leugens verkopen.’ Uit New York arriveerde een brief van het advocatenkantoor Summit Rovins & Feldesman, getekend door Asher B. Lans. Ik zou ‘defamatory and libelous statements’ jegens de Alerdinck Foundation - voor een groot deel mijn eigen schepping - en de heer Lurvink persoonlijk hebben gelanceerd in de pers en de radio in Nederland. ‘Please be advised that unless we immediately receive appropriate written apologies and a written reaction from you, together with an appropriate written commitment immediately to cease your course of defamation, we have been instructed promptly to institute legal proceedings against you in the Courts of the United States in which both injunctive relief and awards of compensatory and punitive damages will be sought.’ Wat hierop te antwoorden? Ik had mij meer dan strikt aan de feiten gehouden bij wat ik überhaupt over de heer Lurvink zei, nadat deze mijnheer mij in De Telegraaf te schande had gemaakt en in Moskou een schandaal had veroorzaakt. Ik kon niet anders doen dan een dergelijk idioot ultimatum naast me neerleggen. Henk de Mari had deel II van mijn Mémoires gelezen, en zei: ‘Jij hoort voor “De Telegraaf” te werken!’ Ik antwoordde dat ik dit geen compliment vond. Hij vervolgde, dat hij mijn boek waardevol vond en dat het veel informatie bevatte. Ik vroeg hem er over te schrijven. Hij betwijfelde of dit door de hoofdredactie zou worden toegestaan. Hij zou gelijk krijgen. | |
[pagina 156]
| |
Tijdens een gesprek met de Minister van Buitenlandse Zaken, Henk Herrenberg, kwam de naam van De Mari naar voren ten aanzien van een mogelijk interview met Commandant Desi Bouterse. Ik telefoneerde De Mari. Hij wilde ogenblikkelijk komen. | |
3 juli 1986Mr. A. Dreese heeft Henk de Mari geschreven om nadere informatie ten aanzien van Lurvinks uitlating op Schiphol: ‘Oltmans kletst uit zijn nek.’ De Mari bevestigde deze uitspraak als door Lurvink jegens zijn consultant voor de Sovjet Unie gedaan. Dreese gaat thans na of naast het proces, dat nu tegen de Alerdinck Stichting loopt, Lurvink ook persoonlijk door mij in rechte zou kunnen worden aangesproken. Dreese geeft overigens toe, dat Slager in zoverre zijn zin kreeg, dat hij kon voorkomen, dat ik tot dusverre volgens de overeenkomst met Lurvink werd uitbetaald. | |
4 juli 1986Henk de Mari informeerde me over de woede van zijn hoofdredactie, dat hij mijn goede diensten aanvaardde om Suriname binnen te komen om een exclusief interview met Desi Bouterse te bemachtigen. Het zou morgen verschijnen, groot opgemaakt in de zaterdag krant, ‘die door drie miljoen mensen wordt gelezen’, zei hij. Maar hij zat er kennelijk door in de nesten bij zijn superieuren. | |
7 juli 1986Henk de Mari schrijft een brief, met kopie aan zijn hoofdredacteuren, dat ook al had ik de Telegraaf een aantal diensten bewezen, ‘die voor onze krant bijzonder waardevol waren’, hij niet in kon gaan op mijn suggestie een vorm van tegenprestatie te leveren door eens een interview met mij te maken, een gratis jaarabonnement te verstrekken, of mijn Memoires in de krant te bespreken. Telefonisch bevestigde hij bovendien, dat de naam Willem Oltmans op last van de hoofdredactie niet in De Telegraaf mocht worden opgenomen, anders dan in een slecht daglicht, bijvoorbeeld wanneer de heer Lurvink over zijn meest gewaardeerde medewerker publiekelijk stelde ‘hij kletst uit zijn nek’. Hij voegde er aan toe geen zin te hebben tegen de bierkaai te vechten of een hartinfarct op te lopen. Uiteraard wilde hij ook niet (om mij) in conflict met zijn hoofdredactie komen. Hij ging eerst maar eens met zijn dochter op de Veluwe fietsen. | |
[pagina 157]
| |
SlotDit is de stand van de affaire Lurvink bij het ter perse gaan van dit manuscript. Het is duidelijk, dat mr. A. Dreese Henk de Mari, Carel Enkelaar, André Spoor, Gerd Ruge en een aantal andere mensen, onder wie Russen en Amerikanen, zal doen horen om de rechtmatigheid van mijn claim op de Alerdinck Foundation en mijnheer Lurvink vast te doen stellen. Het is de weg, die Lurvink & Slager zelf hebben gekozen, zoals ik ampel in deze reportage heb aangeduid. De Alerdinck Stichting blijft een uitstekend initiatief. Zoals ik in januari in een memorandum aan de heer Slager reeds heb aangegeven, zou men echter tot reorganisatie van de opzet moeten overgaan. De think-tank zelf, als bedoeld voor professionele journalisten zou door beroepsmensen moeten worden gerund. Dat wil zeggen: André Spoor zou de voorzitter moeten zijn en Gerd Ruge de directeur. Daarnaast zou men een afzonderlijke Board of Sponsors voor dit initiatief moeten opzetten onder voorzitterschap van Frans Lurvink, gesecundeerd door een vice-voorzitter, met D.A. Slager als juridisch adviseur en de heer Beijen als financieel adviseur. Zoals het nu marcheert, met Lurvink, die werkelijk noch internationaal politiek, noch journalistiek, van toeten of blazen weet, aan de top van dit gezelschap zal er nimmer een serieuze organisatie van de grond komen. Een journalisten oost-west centrum geleid door een gewiekste zakenman met een bom duiten is een aanfluiting. Schoenmaker houd je bij je leest. De heer Lurvink, genie als hij is om veel geld te kunnen verzamelen, zal juist op die plaats geheel tot zijn recht komen. Tegen deze parvenu met zijn kasteeltje en chronisch in de neus gepeuter zou ik willen zeggen: ‘A man is the sum total of all his behavior,’ zoals de Amerikaanse psychiater Willard Gaylin eens schreef. ‘A person may not always be what he appears to be, but what he appears to be is always a significant part of what he is.’Ga naar voetnoot1. Probeer dus maar niet een lieve, aardige man te lijken, want je bent het niet. Het démasqué der waarheid en werkelijkheid zal eens toeslaan. |
|