Zaken doen
(1986)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
[pagina 87]
| |
III‘Logic is how we ought to think if objective truth is our goal - and the everyday world is very little concerned with objective truth.’ In Suriname had zich in december 1982 een moordpartij voorgedaan. Ik wist er noch de details noch de achtergronden van, maar wat me opviel waren sommige berichten, waarin bevelhebber Desi Bouterse er van werd beschuldigd persoonlijk de penissen van de slachtoffers te hebben verwijderd. Dit deed mij onmiddellijk denken aan de nacht van de lange messen in Djakarta op 30 september 1965, waarvan later meer dan duidelijk werd aangetoond, dat Indonesië met een C.I.A coup had te maken gehad. Eerst probeerde men de moordpartij in de schoenen van Sukarno te schuiven, omdat Washington hem ten onrechte als vijand beschouwd en hem weg wilde hebben. De C.I.A. vond generaal Suharto bereid het vuile werk te doen om hoogverraad te plegen en President Sukharno op een geniepige manier over een periode van twee jaar uit diens macht weg te masseren.Ga naar voetnoot2. Ik betwijfelde of wat het publiek via de media te lezen, te horen en te zien kreeg over de tumultueuze gebeurtenissen in Paramaribo overeenkwam met de werkelijkheid. Ik besloot om contact op te nemen met de Surinaamse overheid. | |
[pagina 88]
| |
6 april 1983De Surinaamse ambassadeur telefoneerde om mee te delen, dat hij van de bevelhebber het groene licht had ontvangen om mij bij hem binnen te brengen. De aanbeveling van Herrenberg moet krachtig zijn geweest. Het zegt veel van de relatie van de diplomaat met het opperste gezag in zijn land. | |
20 april 1983
| |
30 mei 1983Het Parool voerde een campagne tegen ambassadeur Herrenberg, die zich met de handel in narcotica zou hebben beziggehouden. Ik bracht hem in contact met mr H.M. Voetelink, die op zijn beurt de verdediging van de ambassadeur overhevelde naar zijn confrère professor dr H.J.M. Boukema. Deze nam deze précaire zaak op zich onder de nadrukkelijke restrictie dat dit niet betekende, dat hij het eens was met de regering van bevelhebber Bouterse. | |
23 september 1983Ik ontvang een enveloppe van het Hoofdkwartier van het Nationale Leger in Suriname. Bevelhebber Bouterse schreef op 9 september (BNL-2283) dat hij niet in de gelegenheid was in de naaste toekomst onze gesprekken af te ronden. Ik oefende namelijk, via ambassadeur Herrenberg, druk uit, om het ma- | |
[pagina 89]
| |
nuscript van het boekje spoedig af te kunnen maken. | |
2 oktober 1983
| |
4 oktober 1983
| |
5 oktober 1983
| |
[pagina 90]
| |
in Amsterdam-Noord. Hij reed me in de B.M.W. van zijn baas naar het hoofdkantoor in Amstelveen. Ik werd ontvangen in het K.L.M. gebouw door Ron Wunderink, directeur voor public relations. Ik maakte van de gelegenheid gebruik hem te herinneren aan mijn brief van vorig jaar, gedateerd 12 november 1982, waarin ik hem had geschreven, dat de K.L.M. niet public relations minded was. Ik had een brief van de heer Ernst van der Beugel ingesloten, gedateerd 8 juni 1961. Hierin dankte de toenmalige president-directeur van de K.L.M. mij voor de rol, die ik samen met Emile van Konijnenburg had gespeeld, om Sukarno er toe over te halen een schuld van Garuda Indonesian Airways van zes miljoen gulden aan de K.L.M. terug te laten betalen. Van der Beugel schreef onder meer: ‘Dank zij uw gewaardeerde bemoeiingen vertrouw ik dat deze zaak spoedig haar beslag zal krijgen.’ Daarom zei ik deze ochtend tegen Wunderink: ‘Ron, bedenk wel, je hebt de kopie van twintig jaar geleden, jullie hebben me nooit een vrij ticket gegeven, terwijl mij in 1961 twee eerste klasse around-the-world tickets waren toegezegd. Deze keer met Suriname laat ik me niet opnieuw door jullie belazeren.’ Wunderink was één en al charme. Nu was híj P.R.-directeur en de K.L.M. tapte tegenwoordig uit een ander vaatje. Ik sprak één uur met Orlandini en Wunderink over de problemen van de K.L.M.-lijn op Suriname. Orlandini probeerde me ervan te overtuigen, dat eigenlijk de stop in Paramaribo voor de K.L.M. ‘een punt achter een komma was’. ‘Maar u vond het toch de moeite waard belet bij de ambassadeur te vragen,’ stelde ik daar tegenover. ‘Nou ja, het is natuurlijk beter wanneer we de oude relatie met Suriname zo spoedig mogelijk herstellen, want tenslotte zijn de reizigers op de eerste plaats de dupe van deze problemen.’ Orlandini voerde voornamelijk het woord, terwijl Wunderink, met rose p.r. overhemd en das met rose olifantjes (van Prins Bernhard nageaapt) veelal beamend meeknikte. ‘Met de S.L.M. hebben we au fond een uitstekende relatie,’ aldus de president-directeur, ‘die we niets liever dan zouden willen voortzetten. Wij beschouwen de S.L.M. als een uitstekende partner. Wij zijn ook van mening, dat we de rechtstreekse verbinding met Paramaribo in stand dienen te houden. Wij hadden van onze kant geen enkele wens tot dit conflict, integendeel. In de Luchtvaart wordt wel eens meer gedreigd, maar de dreigementen worden niet in daden omgezet. De huidige vijandigheid tussen de K.L.M. en de S.L.M. is dan ook onaanvaardbaar. Wij, als K.L.M., zitten eigenlijk voornamelijk onder de paraplu van de overall slechte verhouding tussen Paramaribo en Den Haag.’ | |
[pagina 91]
| |
‘Maar heeft mevrouw Smit-Kroes niet wat te gemakkelijk geredeneerd, dat er dóórgevlogen zou kunnen worden op afzonderlijke vergunning voor landingen, zonder dat er een luchtvaartverdrag tussen Nederland en Suriname zou zijn?’ vroeg ik. Ik ging op informatie van ambassadeur Herrenberg af. Orlandini: ‘Misschien herhaal ik me zelf nu, maar de botsing met de S.L.M. gaat veel verder dan dat er financiële overwegingen in het geding zouden zijn. Het is in feite een lijnrechte onderbreking van de S.L.M.-K.L.M. operatie. Het dreigt steeds meer een prestigeslag te worden. Dát is een ramp. Wanneer je eenmaal vertrouwen in je huisarts hebt ga je toch ook niet plotseling naar een andere dokter? Het is ondenkbaar, mijns inziens, dat er geen directe verbinding meer zou bestaan tussen twee gelijkgestemde bevolkingsgroepen in Suriname en Nederland. Het gaat immers om twee volstrekt vriendschappelijke volkeren?’ ‘Ach, maar ná 15 oktober en zonder de K.L.M. zal Suriname ook overleven,’ antwoordde ik. ‘U hebt gelijk, met de verbreking van de lijn op Paramaribo eindigt de wereld niet.’ Vooral ook teruggrijpend in mijn geheugen in het conflict Nederland-Indonesië en het stopzetten van de K.L.M.-vluchten op Djakarta, vroeg ik Orlandini: ‘Wat hebt u tot dusverre ondernomen om druk op de regering Lubbers en mevrouw Schoo uit te oefenen?’ Dáár reageerde hij met enige verbazing op, alsof ik een nieuwe gedachtengang aandroeg. ‘U kunt inderdaad Herrenberg gerust op het hart drukken, dat het niet de K.L.M. is die de politiek jegens Suriname bepaalt.’ Ik stelde Orlandini voor, dat ik direct van zijn kantoor naar Den Haag zou gaan om Herrenberg de inhoud van ons gesprek mee te delen. Ik telefoneerde daarop met de ambassadeur vanaf de werktafel van de president-directeur van de K.L.M. ‘Kom maar hier,’ was het antwoord. Wunderink suggereerde, en was dus ook nog nuttig, dat ik opnieuw met de B.M.W. van de heer Orlandini en de trouwe Rinus zou gaan. Zo gebeurde het, dat ik een paar minuten later op de snelweg naar Den Haag zat. Ambassadeur Herrenberg ontving me ogenblikkelijk. Ik las hem de notities van mijn gesprek met de heer Orlandini voor. Hij liet er een fotokopie van draaien. We kwamen tot de conclusie, dat het eigenlijke gevecht rond de K.L.M. in Paramaribo diende te worden gevoerd, en aangezien de bevelhebber het laatste woord had in deze zaken, het aanbeveling verdiende dat ik naar Paramaribo zou gaan. Ik zou de reis kunnen koppelen aan het afmaken van mijn boekje. Terugkerende op het K.L.M. hoofdkantoor te Amstelveen, moest de heer Orlandini inmiddels snel naar Nijenrode vertrek- | |
[pagina 92]
| |
ken voor een bestuursvergadering, waar ook de heer Gerrit Jeelof van Philips aan deel zou nemen. Ik vroeg Orlandini Jeelof mijn groeten over te brengen. Ik liet bij de heren Orlandini en Wunderink een brief, gedateerd 5 oktober achter, met onder meer de volgende inhoud: | |
‘Zeer geachte heer Orlandini,Gezien mijn persoonlijke contact met luitenant-kolonel Desi Bouterse, premier Erroll Alibux en ambassadeur Henk Herrenberg, heb ik dus aangeboden als trait d'union op te treden. De Surinaamse zijde ging hiermee akkoord. Ik ben bereid mijn bemiddeling ook als ik bijvoorbeeld naar Paramaribo zou moeten gaan, op basis van reis- en verblijfkosten aan te bieden, plus duizend gulden per dag, hetgeen het normale tarief is als vastgesteld voor freelance arbeid door de NVJ (Nederlandse Vereniging van journalisten.) Mocht mijn bemiddeling uiteindelijk een positief resultaat afwerpen, en zal de lijn op Paramaribo worden hersteld, bedraagt mijn consultancy fee ineens een bedrag van 100.000 gulden. Het leek mij zakelijk en juist een en ander van te voren mee te delen en met u overeen te komen. hoogachtend, Willem Oltmans' | |
24 november 1983Nuttig gesprek met de Nederlandse ambassadeur Hoekman. ‘Bouterse zal voor geen prijs de revolutie laten torpederen,’ meende hij. Maar hij was het er volmondig mee eens, dat ik de K.L.M.-belangen in de eerste plaats met hem, Bouterse, diende te bespreken. Eveneens een gesprek met de Minister van Financiën Winston Caldeira, die een schrandere, een beetje onaangenaam felle anti-Nederlandse indruk op me maakte. Hij was misschien niet tegen Nederland persé, maar in ieder geval wél emotioneel sterk betrokken bij het dekolonisatieproces. We bespraken het K.L.M. probleem. Overleg met de heren Kolader van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de oud minister van B.Z. Harvey Naarendorp, chef-de-kabinet van bevelhebber Bouterse. | |
[pagina 93]
| |
Lang en geanimeerd gesprek met Desi Bouterse in zijn werkkamer in het fort. Hij vroeg me de kwestie K.L.M. eveneens met kapitein Boerenveen te bespreken. | |
2 december 1983Overleg niet ambassadeur Hoekman. Gedurende deze veertien dagen werkte ik eveneens aan het boekje van Bouterse. Daarnaast sprak ik op alle verschillende niveaus over de K.L.M. confrontatie. In het algemeen, ook bij Desi Bouterse zelf, bestond recalcitrantie jegens Nederland, eerstens vanwege het eenzijdig opzeggen van contractueel aangegane financiële verplichtingen per CONS-verdrag, en tweedens over de neo-kolonialistische houding tegenover de Republiek vanuit Den Haag in het algemeen. De stemming was, ook bij Bouterse, ‘eerst moet Nederland zijn financiële verplichtingen nakomen, dan zullen we over de K.L.M. lijn spreken’. | |
24 december 1983
| |
28 februari 1984
| |
[pagina 94]
| |
2 maart 1984
| |
7 maart 1984
| |
[pagina 95]
| |
gelegenheden kwam hij opnieuw met spoed naar het Hilton Hotel aan de Apollolaan om naar mijn laatste bevindingen in Suriname te luisteren. Ik rapporteerde opnieuw in detail waar ik mee bezig was geweest, wie ik allemaal had gesproken en dat de K.L.M. Fred Derby als belangrijke bondgenoot diende te beschouwen, die reeds veel tot een zekere kentering had bijgedragen in het politieke klimaat in Paramaribo en althans ten aanzien van de K.L.M. water in de wijn wilde doen. | |
9 april 1984De Telegraaf opende met een kop over de voorpagina, geschreven door A. Burlage, PARAMARIBO HOUDT KLM BUITEN SPEL. Ik wist zéér goed, dat de K.L.M.-S.L.M.-affaire precies de andere richting op ging, waar we nu vier maanden met vereende krachten aan hadden gesleuteld. Mijn reactie was dan ook: ‘Des te waardevoller zal de K.L.M. straks mijn lobby vinden, wanneer blijkt, dat Desi Bouterse de banden met de K.L.M. laat herstellen.’ | |
18 mei 1984Alsof het vorige bericht van april nooit was gepubliceerd berichtte De Telegraaf vandaag, dat er toch weer direct overleg was tussen de K.L.M. en de S.L.M. om de luchtlijn Amsterdam-Paramaribo te hervatten. Ik wist dus uit de eerste hand van welke zijnde men er bij bevelhebber Bouterse en het hoogste militaire gezag op had aangedrongen die gevoelige arm tussen beide landen niet te laten verlammen. Het stond voor mij vast, dat het nog slechts een kwestie van tijd zou zijn en de toestellen van de K.L.M. zouden weer naar Zanderij gaan en omgekeerd. | |
21 mei 1984
| |
[pagina 96]
| |
zei Bouterse nog tegen mij, de hervatting van de betaling van ontwikkelingsgelden en de heropening van de K.L.M. lijn als één package te beschouwen. Maar ook Derby, die een vooraanstaande vakbondsleider bij de S.L.M. is, had me uitdrukkelijk op het hart gedrukt er bij Desi Bouterse op te wijzen, dat van alle luchtvaartmaatschappijen die werden benaderd, de K.L.M. absoluut de beste voorwaarden aanbood en dat zijns inziens de lijn snel diende te worden hersteld, mede met het oog op de overlevingskansen van de S.L.M. zelf.’ ‘Ik heb die dagen eveneens uitvoerig gesproken met Harvey Naarendorp, oud-Minister van B.Z. en chef-de-cabinet van de bevelhebber, die me onder meer zei: ‘Desi zit nog vast aan ons advies van vorig jaar.’ Met vereende krachten is er dus aan het standpunt van het militair gezag gesleuteld.’ | |
26 mei 1984
| |
30 mei 1984Op mijn herhaalde verzoek me te bellen telefoneerde Ron Wunderink vanmorgen voor het eerst met de volgende mededeling. ‘Orlandini wil de zaak met Suriname puur formeel spelen. Het is Suriname geweest, dat het luchtvaartverdrag heeft opgezegd. Hij heeft me gezegd, dat indien ambassadeur Herrenberg nader geïnformeerd wilde worden, daarvoor geijkte kanalen bestaan. De Surinaamse regering zou gemakkelijk via de ambassadeur in Paramaribo of via de K.L.M.-vertegenwoordiger aldaar alle benodigde informatie kunnen inwinnen. En wanneer noch de ambassadeur noch de K.L.M.-vertegenwoordiger in Suriname acceptabel zouden zijn, dan kan ambassadeur Herrenberg me zelf een brief schrijven.’ Ik vroeg Wunderink: ‘Waarom laat Orlandini me nu pas deze boodschap geven? Waarom reageerde hij niet op mijn brief van 5 oktober vorig jaar, dat hij niet van mijn diensten gebruik wen- | |
[pagina 97]
| |
ste te maken en dat ik niet op een remuneratie ervoor behoefde te rekenen? Je bent zelf notabene iedere keer wanneer ik uit Suriname kwam in het Hilton komen opdraven om de laatste informaties in te winnen. Ik heb schriftelijk en telegrafisch herhaaldelijk met jullie gecommuniceerd, communicaties die ook per telegram werden beantwoord. En nu de lijn op Paramaribo op het punt staat heropend te worden, wordt er ineens gezegd, dat ik niet acceptabel zou zijn als tussenpersoon. Dat ruikt naar oplichterij, Ron. De brief van 5 oktober 1984 was een stilzwijgende overeenkomst.’ Ik wilde maar niet vragen: ‘Is de B.V.D. ook al bij jullie geweest met hun Gestapomethoden?’ Wunderink: ‘Ik geef toe, dat we inderdaad die brief nooit hebben beantwoord en dat we je niet hebben gewaarschuwd.’ Ik antwoordde: ‘Door iedere keer naar mij toe te komen en contacten met me te onderhouden, liet je me opzettelijk in de waan, dat jullie van mijn diensten gebruik wensten te maken. En hoe moet ik nu vrijdag naar Paramaribo? Daar rekenen Desi Bouterse en ambassadeur Herrenberg immers op?’ Wunderink bood daarop aan, mijn ticket via zijn kantoor voor te schieten. Ambassadeur Herrenberg was even verontwaardigd als ik en sprak soortgelijke woorden als Van Eeghen over Jeelof debiteerde, ‘bij de K.L.M. zijn het schoften.’ Hij vervolgde: ‘Wacht maar, de dag komt dat Orlandini je weer telefoneert wanneer éénmaal de zaak goed vastloopt. Je had Wunderink natuurlijk duidelijk moeten maken, dat bevelhebber Bouterse heel goed weet, dat hij via de ambassadeur in Paramaribo zou kunnen werken. Maar hij wil dit juist via jou doen, a. omdat hij je vertrouwt, en b. omdat hij Buitenlandse Zaken er juist buiten wil laten. Zou Wunderink of zou Orlandini dat niet hebben begrepen?’ De ambassadeur benadrukte andermaal: ‘Dat we jou naar voren schoven was juist om de officiële kanalen te kunnen omzeilen.’ En tenslotte: ‘Laat het je een troost zijn, dat de bevelhebber en ik precies weten, hoe de K.L.M. je stank voor dank geeft. Er komen ook nog wel andere tijden.’Ga naar voetnoot1. | |
1 juli 1984
| |
[pagina 98]
| |
bevelhebber Bouterse gesproken?’ vroeg ik. ‘Nee, dat niet.’ ‘Hebt u met diens Chef-de-cabinet gesproken?’ ‘Nee.’ ‘Dan geloof ik niet, dat u de indruk zou mogen vestigen dat u werkelijk invloed zou hebben gehad op dit besluit van Desi Bouterse.’ ‘Dat is wel zo, maar wanneer de militairen eenmaal zeggen, dat het nu een zaak van de regering Udenhout is, dan moeten ze het ook verder in handen van de ambtenaren laten. In ieder geval zal ik contact met u opnemen indien u voor deze zaak nog nodig heb,’ aldus Ramdani. Ik vroeg hem of er nog steeds een geschil bestond met de K.L.M. over het gebruik van een verlengde DC-8 versus een DC-10. Hij antwoordde: ‘In zekere zin ja.’ ‘Dan moet er nu eigenlijk in Amstelveen worden gelobbied,’ zei ik. ‘Dat zou je wel kunnen zeggen,’ aldus Ramdani. | |
5 juli 1984
| |
[pagina 99]
| |
Heb aan de Haagse Post, die morgen uitkomt, een interviewtje gegeven over een aantal zaken, ook de K.L.M. betreffende. Zou je graag vóór je met vakantie gaat spreken om een aantal zaken op een rij te zetten.’ In de Haagse Post zei ik onder meer: ‘Rechtstreeks, jazeker. Ik heb me direct met de K.L.M.-zaak bemoeid. Ik heb vorig jaar in oktober al een gesprek gehad met Orlandini en vervolgens een bemiddelingspoging ondernomen tussen de K.L.M. en toentertijd ambassadeur Herrenberg. Uit een gesprek met Fred Derby, de vakbondsleider die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de S.L.M.-vakbond, bleek me dat men in S.L.M.-kring sterk was geporteerd voor zakelijke contacten met de K.L.M. Ik ben toen naar de bevelhebber gegaan. Ik heb bij hem krachtig gepleit voor de ontkoppeling van K.L.M.-S.L.M. belangen en de ontwikkelingsgelden. Ik heb hem gezegd, dat het psychologische effect op de bevolking, ook in Suriname en op Surinamers in Nederland, dat door herstel van rechtstreekse vluchten tussen Paramaribo en Amsterdam teweeg zou worden gebracht, de voorrang verdiende. Het heeft er tenslotte toe geleid, dat de regering-Udenhout carte blanche kreeg van het militair gezag om tot een regeling te komen met de K.L.M. Zo is het gegaan. Bouterse heeft me gezegd, dat het politieke besluit om de K.L.M. weer landingsrechten in Paramaribo te geven bedoeld is als een signaal aan Nederland.’ Dit H.P.-interview beschouwde ik als een signaal aan Orlandini-Wunderink, dat ik beslist wilde afrekenen voor mijn diensten. | |
29 augustus 1984
| |
[pagina 100]
| |
krijgen. We zouden elkaar om 14:00 als voorheen in het Hilton-hotel ontmoeten. Het bleek hem allemaal niet precies meer voor de geest te staan, verkondigde hij nu. Hij erkende opnieuw, dat de K.L.M. had verzuimd te reageren op mijn brief van 5 oktober 1983, maar dat was geen opzet geweest. ‘Dat lijkt me vreemd,’ zei ik, ‘want intussen hebben jullie al mijn brieven, rapporten en telegrammen geïncasseerd voor noppes en als vanzelfsprekend, terwijl Orlandini en jij zéér goed wisten dat ik in de veronderstelling verkeerde een consultancy voor jullie uit te voeren.’ En ik voegde er aan toe: ‘Bovendien wordt ik voortdurend door je kantoor er aan herinnerd, dat het ticket naar Suriname van juni nog open staat en of ik dit maar even wil voldoen. Ik maakte drie reizen naar Paramaribo waarbij ik heb gepleit voor herstel van de betrekkingen met de K.L.M.’ Hij ontweek een antwoord en zijn houding was totaal anders dan bij al onze vorige ontmoetingen. Hij vermeed zelfs me aan te kijken en was nerveus. Hij beloofde mij tegen 25 september van zich te laten horen. | |
11 september 1984‘Beste Ron, Dit is om onze afspraak te bevestigen, dat ik bij terugkeer uit Suriname op 24 september van je zal vernemen, hoe we de uitstaande kwestie spoedig kunnen afronden. Vooral omdat tenslotte de K.L.M. al weer twee maanden vliegt op Suriname vraag ik je medewerking de afwikkeling vlot en geruisloos te doen zijn.’ | |
26 september 1984aangetekend ‘Zeer geachte heer Orlandini, Begin deze maand had ik een gesprek met uw medewerker Ron Wunderink, die me toezegde bij mijn terugkeer uit Suriname op 25 september (gisteren) mij de uitkomst mee te delen van een gesprek met u. Ik begrijp, dat hij tot 6 oktober in Seoul zal zijn, maar deze gang van zaken is voor mij niet acceptabel, want hij liet me opnieuw geen bericht... Ik moet u dan ook verzoeken uw invloed aan te wenden dat in de zéér naaste toekomst de verplichtingen van de K.L.M. jegens mij zullen worden gehonoreerd.’ | |
[pagina 101]
| |
16 oktober 1984
| |
17 oktober 1984Ik antwoordde Voetelink, dat hij me enkele maanden geleden bij het lezen van mijn brief van 5 oktober 1983 aan de heer Orlandini nog had gezegd: ‘In juridische taal zou deze brief kunnen worden beschouwd als een stilzwijgende overeenkomst.’ Wunderink heeft me zelf tot tweemaal toe gezegd, dat de K.L.M. een fout heeft begaan, door op die brief niet te antwoorden, dat ze niet met me in zee wilden gaan. Ik deed dan ook een vlammend beroep op hem alsnog een brief namens mij naar Orlandini te zenden. | |
18 oktober 1984‘Beste Ron, Ik vind het onbegrijpelijk, dat ik zes weken geleden met je uitdrukkelijk afsprak, dat je mij na een gesprek met de heer Orlandini tegen 25 september zou benaderen. Je houding, afgezien van dat je nauwelijks first class public relations bedrijft is bovendien in flagrante tegenstelling met de ontmoeting van 5 oktober 1983 met jou en Orlandini. Ben je al je enthousiaste reacties en gearrangeerde ontmoetingen in de periode december 1983-juni 1984, vergeten, toen de K.L.M. zich in Suriname nog steeds in een uitzichtsloze situatie bevond en jullie me dus wel degelijk nodig hadden?’ | |
29 oktober 1984In plaats van te antwoorden of te reageren op mijn brieven en aanmaningen zond Ron Wunderink, public-relations-directeur van de K.L.M. mij vandaag opnieuw een aanmaning om de openstaande nota van het voorgeschoten ticket naar Suriname en Amerika van juni l.l. per ommegaande te voldoen. ‘Beste Ron, Ik ben zo vrij deze afgezaagde nota retour te zenden. Ik begrijp niet goed hoe de K.L.M. mij na alles wat er intussen is gebeurd, dergelijke briefjes durft te zenden. Mijn zéér negatieve dossier Oltmans versus K.L.M. wordt steeds lijviger. Ik heb | |
[pagina 102]
| |
alle geduld in de wereld, maar niet voor altijd. Met een groet, Willem.’ | |
16 november 1984Eindelijk reageerde Wunderink op mijn laatste brief van 29 oktober. Hij begon met mij te sommeren het openstaande ticket, dat de K.L.M. mij ten behoeve van de Suriname lobby had voorgeschoten (de andere tickets had ik notabene zelf gefinancierd) per kortste keren te betalen. Daarna liet zijn geheugen hem verder weer in de steek. Hij schreef: ‘Mag ik je er aan herinneren, dat ik herhaaldelijk heb gezegd, dat de K.L.M. uitsluitend en alléén met de Surinaamse autoriteiten over luchtvaartpolitieke zaken wilde onderhandelen via de daartoe officieel aangewezen kanalen: te weten de Rijksluchtvaartdienst, de Nederlandse ambassadeur in Suriname of de eigen K.L.M.-vertegenwoordiger in Paramaribo. Meerdere malen heb ik namens de K.L.M.-directie onderstreept, dat wij geen gebruik wensten te maken van welke andere onofficiële contacten ook.’ Het leugenachtige of bedriegelijke van deze uitleg, achteraf gepresenteerd namens de K.L.M., was dat noch S. Orlandini, noch Wunderink - die in het bezit waren van mijn brief van 5 oktober 1983 - één woord over het bovenstaande tegen mij hadden gerept tót juni 1984, dus het moment, dat ook zij reeds wisten, dat het Militaire Gezag in Suriname om was en bereid toch weer met de K.L.M. in zee te gaan. Waarom schreven zij me niet meteen op 6 oktober 1983, dat zij niet op mijn consultancyvoorstel wensten in te gaan? Neen. Wunderink haastte zich altijd naar onze ontmoetingsplaats, het Hilton, om inlichtingen te krijgen. Orlandini en hij wisten via een stroom van communicaties aan hen gericht over een periode van meer dan zes maanden precies waar ik mee bezig was. En pas in juni liet Wunderink voor het eerst doorschemeren, dat ze geen tussenpersonen nodig hadden. Ik antwoordde dan ook, dat ik het een pijnlijke ervaring vond zijn oneerlijkheid in deze te moeten constateren, ‘waar ik in de veronderstelling verkeerde met een gentleman van doen te hebben’. Ik waarschuwde expliciet, dat al mocht ik dan misschien juridisch geen middelen hebben om mijn claim te verzilveren, mij andere wegen open zouden staan om mij tegen hun smerige praktijken te verweren. | |
[pagina 103]
| |
recteur De Soet van de K.L.M. over de problemen met mij had gesproken. Hij had er vooral voor gepleit, de K.L.M.-verplichtingen jegens mij na te komen. Carel had kennelijk in de sfeer gesproken van: dat indien ik op dermate stellige wijze beweerde in mijn recht te staan, hij in de 25 jaar dat we hadden samengewerkt mij voldoende had leren kennen, om te beweren dat ik de waarheid sprak. Dat ze er verstandiger aan deden een regeling te treffen, omdat ik ongetwijfeld vroeg of laat de publiciteit zou gebruiken om uit de doeken te doen wat er in werkelijkheid was gebeurd en te publiceren hoe men mij van K.L.M.-zijde had behandeld. Tegen Spoor zei Carel: ‘Jij bent mijn getuige, dat ik Willem dit heb gezegd, en dat ik tien per cent beding, wanneer hij wordt uitbetaald, ha, ha, ha.’ | |
9 januari 1985Eindelijk zelf een gesprek per telefoon gevoerd met K.L.M.-directeur de heer De Soet. Het verliep keihard. ‘Ik heb met de Surinamezaak helemaal niets te maken,’ zei hij. Ik legde uit voornamelijk via Ron Wunderink te hebben gewerkt. ‘Wat wilt u dat ik zeg, wanneer u openlijk de integriteit van één van onze beste mensen in twijfel trekt,’ zo reageerde hij op mijn beklag ten aanzien van Wunderinks ‘in lucht op gaan’ nadat de Surinamelijn was hersteld. Hij eindigde met: ‘Het enige wat ik bereid ben om te doen is de heer Wunderink te instrueren deze zaak opnieuw met u op te nemen.’ | |
23 januari 1985
| |
24 januari 1985Vandaag schreef ik een aangetekende brief aan de heer De Soet van de K.L.M., waarin ik opnieuw uiteenzette hoe mijn K.L.M. lobby in Suriname tot stand was gekomen en verlopen en hoe de K.L.M. zich aan haar verplichting onttrok door mij niet te vergoeden voor mijn diensten aan de hand van de brief | |
[pagina 104]
| |
van 5 oktober 1983 aan de heer S. Orlandini. Ik eindigde met: ‘Ik geloof, dat indien er tegen 15 februari 1985 geen stap is ondernomen van de zijde van de K.L.M., mij niet kan worden verweten niet te hebben geprobeerd een openbaar conflict uit de weg te gaan. U zei mij bovendien dat u de heer Wunderink zoudt adviseren alsnog met mij een uitweg te zoeken. Ook op deze toezegging uwerzijds mocht ik taal noch teken van de K.L.M. ontvangen.’ | |
29 april 1985‘Zeer geachte heer Wunderink, Voor de goede orde deel ik u mede, dat ik j.l.25 april op het paleis te Paramaribo een gesprek heb gehad met bevelhebber Desi Bouterse en ambassadeur H. Herrenberg. Daarbij heb ik onder meer gesproken over de wijze waarop de K.L.M. en de heer Orlandini gemeend hebben mij te moeten behandelen in antwoord op mijn bemiddeling om de K.L.M.-lijn op Paramaribo weer op gang te krijgen in 1984.’ Na een kort overzicht van de stand van zaken eindigde ik met: ‘Ik neem aan, dat u zich bewust bent, dat de consequenties van uw handelwijze ten opzichte van mij geheel voor uw rekening zijn.’ | |
4 juli 1985Lunch met H. Teengs Gerritsen in Le Bistroquet in Den Haag. Op mijn overzicht inzake mijn betrekkingen met S. Orlandini reageerde hij al even verontwaardigd als op mijn Philips-verhaal. ‘Ik had dit van Orlandini nooit gedacht,’ zei hij. ‘Ik ook niet, maar er zit een mijnheer Wunderink tussen van een geheel ander kaliber. Ik denk feitelijk dat hij de zaak heeft verziekt en niet Orlandini zelf.’ ‘Ik ontmoet Orlandini binnenkort. Ik geloof zaterdagavond. Ik zal dit onderwerp met hem aansnijden. Het wil nog wel eens helpen, wanneer ze merken dat anderen zich ermee gaan bemoeien.’ Ik zei de heer Teengs Gerritsen hem hier dankbaar voor te zullen zijn, maar vond het niet behoorlijk hem nadien aan deze belofte te herinneren. Ik weet dus niet hoe deze interventie is verlopen. | |
[pagina 105]
| |
Tijdens een interview voor Het Vrije Volk met Joost van den Hooff escaleerde de druk op Orlandini c.s.: ik deed enigszins uit de doeken wat er tussen de K.L.M. en mij was gebeurd in relatie tot de lijn op Suriname. Ik vervolgde: ‘Zo zijn onze manieren (bij het zaken-doen in Nederland). Orlandini denkt dat hij ongemerkt zijn gang kan gaan. In Indonesië zegt men: ‘Geef de man touw: hij hangt zichzelf.’ Tegen Bibeb zei ik in juli, dat Orlandini een ordinaire kruidenier was. Ik denk nu meer in termen van oplichterij. Ik kan een soortgelijk verhaal vertellen over Philips, maar dat zou nu te ver voeren. Komt nog wel. Ik heb de tijd.’Ga naar voetnoot1. | |
4 april 1986(aantekenen) ‘Geachte heer Orlandini, Het lijkt me slechts juist en correct u voor de laatste maal mee te delen, ook nadat u al mijn boodschappen hieromtrent ostentatief onbeantwoord hebt gelaten, dat ik me door u en de K.L.M. in de affaire van het herstel van de K.L.M.-lijn op Suriname opgelicht voel. Aangezien u blijkbaar niet het plan hebt om op mijn claim, gebaseerd op mijn brief van 5 oktober 1983, in te gaan, zeg ik u hierbij aan, dat ik mij met ingang van 30 april 1986 vrij voel de opties die mij ter beschikking staan om in bredere kring bekend te maken, hoe u zelf en de K.L.M. met bepaalde relaties omspringen teneinde zich te onttrekken aan betaling van volmaakt legitimate expenses en een consultancy fee, ten volle zal gaan benutten. In juni aanstaande is het twee jaar geleden, dat de K.L.M. weer op Paramaribo ging vliegen. Het lijkt mij redelijk om thans tot andere maatregelen over te gaan.’ | |
ConclusieDit is de stand bij het beëindigen van dit manuscript op 30 april 1986. Alhoewel ik mijn recente ervaringen met de K.L.M., eerst in 1961 met Ernst van der Beugel en nu in 1984 aan de naam Orlandini heb opgehangen denk ik, dat in werkelijkheid anderen voor dit schandalige gedrag verantwoordelijk zijn. In de kwestie Orlandini, een man die ik op 5 oktober 1983 één uur sprak, is eigenlijk de public-relations directeur van de K.L.M. verantwoordelijk voor het feit dat deze reportage is | |
[pagina 106]
| |
verschenen. Wunderink was het die steeds onderhandelde, zij het in opdracht en in naam van Orlandini, dat was duidelijk. Wunderink voorkwam ook, dat er een tweede gesprek met Orlandini plaats zou vinden, omdat het voor de K.L.M. belangrijke doel, herstel van de lijn op Suriname, inmiddels was bereikt. Onder die omstandigheden was het volgens de moraal van deze man immers niet meer nodig om zich te bekommeren om Willem Oltmans, ook al had deze een belangrijke rol aan de top in Paramaribo gespeeld. Het zou me zelfs niet verwonderen, wanneer mijn brieven gericht aan Orlandini - die als persoon op mij een prettige indruk had gemaakt - hem niet eens hebben bereikt. Ik kreeg de indruk, dat de diverse dames op de Orlandini-verdieping van het K.L.M. gebouw in Amstelveen wellicht in samenspel met Wunderink bereid zouden kunnen zijn geweest hun baas Orlandini vervelende berichten van ene Willem Oltmans maar liever te onthouden. Hoe het ook zij, dit is de wijze geweest, waarop Orlandini met mij zaken heeft gedaan. |
|