Zaken doen
(1986)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
[pagina 13]
| |
IDe Griekse godenwereld was indertijd reeds een mythologische reflectie van psychische onvermogens.Ga naar voetnoot1. | |
20 november 1980
| |
14 maart 1981
| |
[pagina 14]
| |
flanel, die ik ook in Parijs had gezien en wat zijn ‘uniform’ scheen te zijn. Na afloop van de persontmoeting stelde ik hem aan professor Arbatov voor. Er werden kaartjes uitgewisseld. Ik had hem die avond echter niet tot het diner in mijn huis uitgenodigd, waar wèl Andre Spoor en Jan Sampiemon van NRC-Handelsblad bij aanzaten, evenals Jan van Beek, hoofdredacteur van de G.P.D. (Gemeenschappelijke Pers Dienst.) | |
19 mei 1981
| |
12 augustus 1981Van Eeghen had als gast van Sovjet militaire vrienden samen met zijn vrouw een reis naar de U.S.S.R. gemaakt. Hij had ook professor Arbatov bezocht. ‘Ik heb daarbij voorgesteld,’ aldus Van Eeghen, ‘dat wanneer Nederland geen kruisraketten zou plaatsen de Sovjet-Unie zou afzien van het in stelling brengen van SS-20's gericht op ons. Een dergelijke overeenkomst tussen Moskou en Den Haag zou vanzelf elders in Europa de aandacht trekken en dit zou de onderhandelingsmogelijkheden verder doen toenemen en verbreden.’ Arbatov zou hebben geantwoord, dat het Kremlin nooit eerder een unilaterale positie jegens een NAVO-land had ingenomen, maar hij had gevraagd na een bezoek van de Van Eeghen's aan Irkoetsk in Siberië opnieuw contact op te nemen. ‘Wat in ons land absoluut niet wordt beseft,’ aldus Van Eeghen, ‘is dat de raketten die tegen ons staan opgesteld koppen van 300 megaton hebben. Het zijn er zeven. De Hirosjimabom had 20 megaton. Bij een conflict zakt Nederland weg onder de zeebodem.’ Na Irkoetsk had professor Arbatov aan Van Eeghen voorgesteld, dat zij de gesprekken zouden voortzetten en dat deze met een delegatie van bijvoorbeeld vijf personen naar Moskou zou terugkeren. Hij wilde met mij overleggen hoe dit te realiseren. Ik stelde voor, dat hij eerst één persoonlijkheid zou uitnodigen. Nadat deze de uitnodiging had aanvaard zou men samen een derde persoon kunnen kiezen enzovoorts. Ik adviseerde bij de defensiespecialist van de P.v.d.A. uit de Tweede Kamer, Klaas de Vries, te beginnen. Van Eeghen vroeg me dit te regelen. Ik | |
[pagina 15]
| |
belegde een lunch voor de volgende dag. | |
13 augustus 1981
| |
[pagina 16]
| |
ken dat men van Nederlandse zijde een eigen ‘deal’ met Moskou wilde maken. Ook de heer Van Mierlo had wat somber gereageerd. Maar De Vries wilde niet opgeven. Hij meende wèl dat er een uitnodiging uit Moskou moest komen. Intussen hadden De Vries en Van Eeghen een derde delegatielid bereid gevonden mee te gaan: de heer Frinking van het C.D.A. Ook de heer Neuman van het Instituut voor Vredesvraagstukken had tenslotte ‘ja’ gezegd. Op zijn beurt had hij voorgesteld de columnist Heldring van NRC-Handelsblad mee te nemen, waar ik tegen protesteerde, omdat mij de primeur was beloofd. ‘Dat is waar,’ aldus De Vries, ‘in dat opzicht hebben we met jou een waterdichte afspraak.’ | |
30 augustus 1981
| |
21 september 1981
| |
[pagina 17]
| |
komen, al had de V.V.D. nog geen afgezant aangewezen. Arbatov diende Heldring weer van de lijst te schrappen. Hij hoopte dat de delegatie 28 oktober de gehele dag de gast zou kunnen zijn van het Rode Leger. Intussen had Van Eeghen ook een bezoek gebracht aan de Sovjetambassadeur, de heer Tolstikov, die er twintig minuten voor had uitgetrokken om duidelijk te maken, dat Van Eeghen en diens makkers het spel in Moskou niet via Arbatov dienden te spelen, omdat hij, Tolstikov, voor veel belangrijker contacten zou kunnen zorgen. ‘Bij terugkeer,’ aldus Van Eeghen, ‘wil ik met jou op televisie.’ ‘Dat is niet in het belang van de zaak. Ik wil op de achtergrond blijven en de zaken regelen. Anderen moeten de interviews maken,’ antwoordde ik. ‘Dat heb jij gezegd, niet ik,’ zei Ernst. Ik besprak de indruk te hebben, dat alle partijen, inbegrepen Tolstikov, er op uit waren een persoonlijke goede beurt te maken. Van Eeghen: ‘Ik besef dit volkomen. Ik gebruik ze op mijn manier. Ik heb ze nu nodig, maar in de toekomst ga ik met een heel ander gezelschap naar Moskou. Neuman wil heus niet alléén mij het liefste wegwerken. Er wordt voortdurend benadrukt, dat jij overal buiten moet worden gehouden. Neuman wil nog een assistent van zijn Instituut, een mijnheer Hendrikse meenemen.’ ‘Zou dit een B.V.D.-mannetje kunnen zijn?’ vroeg ik. ‘Wat dan nog?’ antwoordde Van Eeghen. | |
29 september 1981
| |
[pagina 18]
| |
van het Centrale Committee van de CPSU. 2: ontmoeting met het internationale comité van de Opperste Sovjet. 3: een beleefdheidsbezoek aan Minister Andrei Gromyko. 4: ontmoeting met de staf van het USA Instituut van Arbatov. 5: ontmoeting met leden van de generale staf van het Rode Leger. | |
30 september 1981
| |
3 oktober 1981
| |
[pagina 19]
| |
4 oktober 1981Klaas de Vries zei me ambassadeur Tolstikov te hebben gesproken, die zuur had gedaan over het feit, dat hij niet vanaf het begin van het initiatief was geraadpleegd, maar dat men aanvankelijk eerst met Arbatov had gesproken. Ook had de V.V.D. inmiddels besloten professor Voorhoeve mee af te vaardigen. Daarna kregen we wrijving. De Vries was door de V.A.R.A. benaderd en had gezegd, dat er geen team mee naar Moskou zou kunnen gaan. Ik protesteerde. Hij scheen alle voorheen gemaakte afspraken te zijn vergeten. ‘Wanneer Henk Neuman jou bij aankomst in Moskou met een televisieteam ziet staan, zou hij zich genomen voelen,’ aldus De Vries. ‘Ik ken die mijnheer niet en hij laat me koud. Jij, Van Eeghen en ik maakten de afspraak dat ik de primeur zou krijgen en wat doe je nu?’ De Vries was niet te vermurwen, hij schond zonder blikken of blozen een gentleman's agreement. | |
15 oktober 1981In de pers werd bekend gemaakt, dat een delegatie van vredestichters naar Moskou zou gaan, bestaande uit de heren Klaas de Vries (P.v.d.A.), P. Frinking (C.D.A.), de heren Neuman en Hendrikse van het Nederlandse Instituut voor Vredesvraagstukken, de heer Voorhoeve (V.V.D.) en de initiatiefnemer, de Amsterdamse koopman Ernst van Eeghen. | |
19 oktober 1981Van Eeghen meldde dat tijdens het gezamenlijke gesprek met Max van der Stoel vooral de door Neuman binnengebrachte heer Hendrikse steeds dwars had gelegen. ‘Die man heeft een grote bek en dat verontrust me zéér,’ aldus Ernst. Er was verder een coupje gepleegd, kennelijk volgens een afspraak vooraf, om Voorhoeve leider van de delegatie te maken. Maar dat plannetje was niet opgegaan. De Vries bleef delegatieleider. Ik vroeg Van Eeghen bij De Vries te interveniëren, omdat deze tegenover de VARA deed of er geen afspraken met mij waren gemaakt. Van Eeghen beloofde dit en heeft het ook gedaan. Maar De Vries hield zijn been stijf. Voorhoeve had gevraagd: ‘Gaat Oltmans ook mee?’ ‘Nee,’ had De Vries geantwoord, ‘die heeft alléén contacten vooraf met Van Eeghen gehad. ‘Van Eeghen vervolgde: ‘Klaas de Vries is iemand die zijn eigen moeder verkoopt. Hij laat je als een hete aardappel vallen wanneer het hem beter uitkomt.’ Ik dacht: ‘En gij Brutus?’ Van Eeghen: ‘Ik gebruik Klaas, zoals ik je al zei. Wanneer we uit Moskou terugkomen, dan kan ik pas echt van leer trekken. Trouwens, ik denk eigenlijk, dat Klaas op den duur in mijn | |
[pagina 20]
| |
kamp zal zitten. Hij is nu plus royaliste que le rol en draait met alle winden mee. Klaas denkt alleen aan zichzelf en zijn carrière.’ ‘Ik walg van het hele zaakje,’ zei ik. ‘Wat wil je, Willem, met politici?’ Hij vervolgde: ‘Ik verwacht niet veel van deze missie. Het is slechts een eerste aanzet.’ Ernst gebruikte Klaas; Klaas gebruikte Ernst; het leek me een gezellige reis te worden. | |
29 oktober 1981Onmiddellijk na thuiskomst van de speciale missie naar Moskou telefoneerde Van Eeghen mij. De gesprekken in Moskou met professor Arbatov waren in mineur begonnen maar gaandeweg toch plezieriger geworden. De voorzitter van de Opperste Sovjet had in het Kremlin een onverteerbare propagandistische speech voorgelezen, die door de delegatie tot vervelens toe was aangehoord. Deze heer Chitikov had Luns een fascist genoemd en memoreerde dat Kamervoorzitter Vondeling zich indertijd in Moskou had misdragen. Men kan zich inderdaad slechts afvragen hoe het mogelijk is, dat een prominente Sovjetfunctionaris dergelijke lompe opmerkingen kan maken, wanneer men een bezoekende delegatie voor een standpunt probeert in te nemen. De Vries werd de speech te gortig en hij had Chitikov onderbroken met de woorden: ‘Luns is geen fascist en de heer Vondeling is overleden.’ ‘Ik zei later tegen Klaas,’ aldus Van Eeghen, ‘dat hij niet alleen had moeten onderbreken: je had het gesprek een andere wending moeten geven door bijvoorbeeld het onderwerp China aan te snijden. Toch moet ik zeggen, dat Klaas een uitstekende delegatieleider is gebleken.’ Hij vervolgde: ‘Intussen sprak Klaas met iedereen mee. Soms leken zijn standpunten dichter bij de V.V.D. te liggen. Neuman gedroeg zich als een brave schoolmeester. Hendrikse bleek perfect Russisch te spreken. De man is fervent anti-Sovjet en absoluut niet geporteerd voor betere betrekkingen. Ik had een goede relatie met Voorhoeve, maar hij trad weifelend op en scheen moeite te hebben zijn houding te bepalen. Hij vroeg me op een bepaald ogenblik zelfs of ik me mogelijk niet door de Sovjets had laten intimideren.’ Bij de persconferentie op Schiphol had men Van Eeghen de vraag gesteld, hoe hij aan het voortreffelijke contact met Arbatov was gekomen, dat beslissend voor het slagen van de onderneming was geweest. Hij biechtte me, mijn naam niet te hebben durven noemen. Voorhoeve had op Schiphol gezegd, diep te zijn schokt geweest door het verdraaide wereldbeeld van de militaire leiders in de Sovjet Unie. ‘Wij zijn voor de Sovjet-Unie volstrekt onbelangrijk,’ had Neuman er aan toegevoegd. ‘De | |
[pagina 21]
| |
delegatie keerde somber terug uit de Sovjet-Unie,’ aldus het A.N.P. | |
31 oktober 1981
| |
[pagina 22]
| |
prettige indruk op hem gemaakt. Hij was zéér geïnteresseerd op de hoogte te worden gehouden van de follow-up. | |
22 februari 1982H. Neuman, directeur van het Nederlandse Instituut voor Vredesvraagstukken had een rapport geschreven dat de titel droeg Moskouse Verkenning. Tot verbazing van Ernst van Eeghen bleek daarin het gesprek, dat de delegatie in Moskou had gevoerd met de vooraanstaande militaire expert Valentin Falin door Neuman te zijn vervalst. Falin had de Nederlandse delegatie namelijk onomwonden gezegd, dat ‘wanneer waar ook ter wereld een conflict zou uitbreken, bijvoorbeeld in het Nabije-Oosten, de U.S.S.R. zonder aarzelen alle ‘first strike weapons’ - dus ook de in Nederland geplaatste kruisvluchtwapenszou - vernietigen. ‘Falin voegde er aan toe,’ aldus Van Eeghen, ‘dat deze operatie met een dermate snelheid zou worden uitgevoerd, dat men in West-Europa naar alle waarschijnlijkheid niet eens de tijd zou hebben om er achter te komen waarom zij onder een Sovjet vernietigingsvuur kwamen te liggen.’ Van Eeghen verhaalde hoe na deze glasheldere uitspraak van Falin een doodse stilte in het gesprek was gevallen. Hij had daarop Voorhoeve toegevoegd: ‘Nu zie je het: begrijp je nu hoe dringend deze besprekingen en ontmoetingen zijn?’ Voorhoeve had beteuterd gekeken, maar naar zijn schrifturen en uitspraken bij thuiskomst in Nederland te oordelen, zijn oude V.V.D. aplomb weer ras hervonden. ‘Hoe was dit gesprek nu door Neuman in zijn samenvattende rapport weergegeven?’ vervolgde Van Eeghen. ‘Neuman - en waarschijnlijk Voorhoeve - schreef doodgemoedereerd, dat Falin zou hebben gesproken over Pershing's II, die in Nederland niet zullen worden geplaatst. De auteurs hebben blijkbaar gedacht, Van Eeghen zal het toch niet merken, wanneer we het gesprek met Falin aldus samenvatten.’ Van Eeghen was diep verstoord over het gebeurde, dat op pagina 28 van Moskouse Verkenning stond. Hij telefoneerde met Klaas de Vries. ‘Weet je, dat ze het beslissende kwartiertje van onze reis hebben vervalst?’ vroeg Van Eeghen. De Vries had de onjuiste weergave van het gesprek zelf niet opgemerkt, maar was het met Van Eeghen eens. Daarop belde Van Eeghen met de | |
[pagina 23]
| |
heer Neuman. Deze zei meesmuilend, dat hij een verandering zou aanbrengen. ‘Dat is natuurlijk helemaal niet gebeurd,’ aldus de Amsterdamse koopman. ‘Intussen is Neuman degeen die in de ministerraad met zijn rapport is ontvangen om een toelichting te geven. Ik heb dus op 3 december 1981 brieven geschreven naar Van Agt en naar Van der Stoel om hun aandacht op de uitspraken van Falin te vestigen. Weet je Willem, hoe Brugsma reageerde, toen hij dit hoorde, ‘die zaak hoort op het A.N.P. net te komen.’ Maar ook dat is natuurlijk niet gebeurd.’ Van Eeghen vervolgde: ‘Ik ben nu helemaal overtuigd, dat we met boeven hebben te maken. De Vries is nu wel aardig, maar hij laat je morgen met evenveel gemak vallen. Hij zei me trouwens in verband met het Neuman-incident: ‘Het zijn allemaal broodschrijvers.’ ‘Inbegrepen de Vries zelf,’ antwoordde ik. Van Eeghen: ‘Ik moet zeggen, dat ik Klaas nog niet op het vervalsen van rapporten heb betrapt.’ Ik kende Van Eeghen langzamerhand voldoende om hem in vertrouwen te nemen over de pogingen die ik sinds enige tijd in het werk stelde om een consultancy op gang te brengen ten behoeve van enige Nederlandse bedrijven in de Sovjet-Unie. Ik had deze mogelijkheid onder andere in Moskou overlegd met academicus Jermen Gvishiani, vice-voorzitter van het Comité voor Wetenschap en Techniek van de Sovjet Raad van Ministers - een belangrijke Sovjet autoriteit, sedert jaren verbonden aan de Club van Rome - en deze had me niet alleen hulp toegezegd maar ook aangemoedigd in die richting activiteiten te ontplooien. Van Eeghen was van mening, dat ik in Moskou diende na te gaan in welke sectoren men bereid was orders te plaatsen. ‘Dan worden wij partners, want je moet nu ook eens gaan nadenken over je financiële veiligheid voor je oude dag. Je weet hoe dankbaar ik je ben voor alles wat je reeds voor mij hebt gedaan. Laat ik je nu eens helpen een paar miljoen bij elkaar te brengen.’ | |
26 maart 1982
| |
[pagina 24]
| |
voorbeeld op dit moment het Zwitserse bedrijf Braun-Bovary een contactman in Moskou zoekt. Jij zou ideaal voor Philips kunnen werken en je weet, ik heb dit Gerrit JeelofGa naar voetnoot1. uitdrukkelijk gezegd. Wanneer iemand dit verdient ben jij het,’ aldus Gvishiani. | |
6 april 1982
| |
23 april 1982
| |
27 april 1982
| |
[pagina 25]
| |
Ik rapporteerde over mijn gesprek met Mansholt en bracht naar voren, dat wij meer in de oprichting van een Commissie Mansholt dachten, strikt geconcentreerd op Europese participatie, zonder de Amerikanen, want met Reagan en aanhang zou men onverkort paranoïde gelazer houden. | |
7 juni 1982
| |
1 juli 1982
| |
11 augustus 1982
| |
[pagina 26]
| |
fend. Hij noemde in dit verband ook de heer Voorhoeve en diens nauwe banden met de Amerikaanse ambassade. In hoeverre de inlichtingendiensten zich met de kwestie hadden bemoeid bleef in ons gesprek eveneens een open vraag. (Op dat tijdstip vertrouwde hij me nog niet toe, dat hij in verband met zijn Sovjet initiatieven ook door de B.V.D. was benaderd.) Sicco Mansholt berichtte me per brief, dat hij een schrijven van professor Arbatov had ontvangen. ‘Ik interpreteer dit antwoord als zéér positief,’ schreef hij. ‘Hoofdzaak blijft om hier voldoende invloedrijke personen bijeen te krijgen om een soort Olaf Palme-commissie samen te stellen. Ik betwijfel dat sterk. Inderdaad: de Partij van de Arbeid heeft geen werkelijke visie op een nieuw stuk buitenlandse politiek. Ze komt niet verder dan het steunen van Atlantische Bondgenootschappen, etcetera. Het is hoogstens kwakkelen in de marges. De vraag blijft wanneer het ijzer heet genoeg zal zijn om te smeden. Dat is niet een kwestie van hoe een aantal Nederlandse politici denkt, maar een kwestie van het politieke klimaat voor een andere oplossing te kiezen, dan die, welke nu door samenwerking van de V.S. en Europa wordt gezocht: dat wil zeggen door dreiging met raketten de Sovjet-Unie te dwingen tot concessies inzake haar nucleaire machinerie. Wij geloven er niet in, dat dit een succesvolle weg zal zijn, maar dat is niet zo relevant. Ik zie het zo, dat eerst zal moeten blijken dat deze weg op niets uitloopt, en dat dit zal blijken in Genève einde 1983. Zeker niet eerder. Voordien is er weinig te doen, behalve stelselmatig hameren op het andere aambeeld, zelfs al verklinkt het geluid in de woestijn...’ Mansholt had blijkbaar ook een kopie van Arbatovs brief naar Van Eeghen gezonden. Deze zei het stuk linea recta doorgezonden te hebben naar Senator Hatfield. Hij moet mijn afkeurende blik hebben opgevangen, want hij vroeg: ‘Had ik dat niet moeten doen?’ ‘Natuurlijk niet,’ antwoordde ik, ‘en zeker niet zonder eerst Mansholt te hebben opgebeld en geraadpleegd.’ | |
20 augustus 1982
| |
[pagina 27]
| |
duizend man in dienst in Pakistan. In Bangla Desh lag het veel moeilijker, ook al had ambassadeur W. Sinnighe Damsté Philips belangrijke steun gegeven. Maar Ernst brak weer door en begon over de handel met het Oostblok te redekavelen. Ik kreeg de indruk, dat de beide heren het prima konden vinden, want zij spraken in ieder geval in termen van gelijkgestemdheid, ook i.v.m. de mogelijkheden van een driehoekshandel met de Sovjet-Unie: Philips, Van Eeghen en Co en de USSR. Van Eeghen benadrukte zich in een gemakkelijke positie te bevinden, omdat in zijn bedrijf geen ondernemingsraad bestond, dus ook geen C.A.O. ‘Ik heb vijftig man in dienst en moet de man een omzet van 2 miljoen bereiken wil ik de zaak drijvende houden.’ Hij had zojuist een uitstekende zaak gesloten met de verkoop van hout uit Joegoslavië naar China. Slechts éénmaal in het gesprek liet Van Eeghen zich ontvallen: ‘Ja, Willem heeft goede contacten in Moskou.’ Jeelof haakte er absoluut niet op in en antwoordde glashard: ‘Ernst, ik zal binnenkort contact met je opnemen en onze man voor barter-trade naar je toespelen.’ En tegen mij: ‘Dan zullen de heer Van Eeghen en ik nagaan hoe we jou bij die handel zouden kunnen inschakelen.’ Jeelof moest naar een fund-raising vergadering op ‘Nijenrode’ en excuseerde zich en vertrok. Ik liep met Ernst naar diens kantoor op de Heerengracht. ‘Ik heb het gevoel,’ zei hij, ‘dat je in dit gesprek je positie bij Jeelof hebt versterkt.’ Ik zei onomwonden, dat ik me door hen beiden opgelicht voelde, dat de bijeenkomst was belegd om te bespreken hoe Philips mij voor reeds bewezen diensten en toekomstige activiteiten zou kunnen honoreren, en in plaats daarvan hadden beide heren van de gelegenheid gebruik gemaakt zelf in zaken te gaan, of althans de mogelijkheid daartoe nader te onderzoeken. Ik begreep dat ik een kans had gemist. Ik had met de vuist op tafel moeten slaan en moeten eisen dat er, zoals afgesproken, over mijn zaak werd overlegd. Ik geef toe, daar bezit ik niet de natuur voor. Tegen diepe onbeschaafdheid en onoprechtheid vecht ik liever niet. | |
23 september 1982
| |
[pagina 28]
| |
Sovjet-Unie, voorgezeten door de bejaarde advocaat Kappeijne van de Copello, mij sedert vele jaren bekend. De leiding van de Conferentie lag bij de Belgische kanunnik Raymond Goor. Academicus Jermen Gvishiani had het Sovjet Comité geadviseerd mij te verzoeken de publiciteit van de Conferentie te willen leiden. Ik zegde toe dit verzoek in overweging te nemen. Men wilde Ernst van Eeghen vragen als ‘bankier’ van de Conferentie te fungeren en de fondsen te beheren. Ik raadde dit Siline af, evenals ik later koopman Van Eeghen zelf adviseerde zich ver van een dergelijke organisatie te houden, opdat hij zijn onafhankelijke positie zou bewaren. | |
24 september 1982
| |
14 oktober 1982
| |
[pagina 29]
| |
gewend zich iets aan meningen van anderen gelegen te laten liggen. ‘Het was absoluut noodzakelijk, dat ik de woorden van Siline in Washington liet uitlekken,’ aldus Van Eeghen, ‘want het is de enige manier om de Amerikanen uiteindelijk te laten happen. Bovendien weet ik, dat mijn brieven ook bij Shultz terecht komen.’ | |
20 oktober 1982Ernst van Eeghen heeft een afspraak gemaakt met Gerrit Jeelof om in Eindhoven te komen lunchen op 9 november a.s. Er zal worden gesproken over mogelijke barter-trade op het oostblok. Ik antwoordde, dat ik het vreemd vond, dat hij naar Jeelof ging, terwijl mijn zaken met Philips nog altijd niet waren geregeld. ‘Je moet Jeelof opbellen man,’ adviseerde Van Eeghen, ‘want er zijn maar heel weinig eerlijke zakenmensen. Je zal zelf voor je geld moeten vechten. Bel hem desnoods thuis op.’ | |
11 november 1982Ernst van Eeghen en een zijner medewerkers lunchten vandaag bij Philips te Eindhoven. Dat was dus het vervolg-verhaal van de lunch in Hotel de l'Europe. Ernst hield zijn woord. Na afloop had hij Gerrit Jeelof terzijde genomen. ‘Hij vroeg mij eerst,’ aldus Van Eeghen, ‘of jij en ik vrienden zouden blijven. Nou reken maar, heb ik hem gezegd. Vervolgens heb ik hem gezegd, dat jij er recht op had te weten waar je aan toe was met Philips. Hij vroeg me in welke grootte van bedragen jij dacht. Ik heb hem toen geantwoord, dat je per jaar en voor den duur van twee jaren op 25.000 gulden onkostenvergoeding rekende plus 25.000 gulden honorarium, dus een totaal van één ton. Ik heb hem maar niet gezegd, dat ik dit eigenlijk een jodenfooi vond voor wat jij de laatste maanden voor Philips hebt gedaan. Hij antwoordde: ‘Okay, I got the message.’ Willem, naar mijn mening komt jouw zaak met Philips in orde.’ Verder kondigde hij aan, dat Senator Sam Nunn zich opnieuw uit het ‘Berkenrode’-initiatief had teruggetrokken. | |
1 december 1982
| |
[pagina 30]
| |
Om 10:15 begon de bespreking van Ernst van Eeghen met de heren Maarten J. van Ancum Plas, manager chemical division van Van Eeghen International B.V., Ronald Develing, directeur van Central Buyers B.V. en mijzelf. Enige jaren geleden wilde men chemicaliën uit de Sovjet-Unie betrekken tegen de levering van ‘chips’, maar de economische recherche had voor deze vorm van zaken doen een stokje gestoken. Men was zich bewust, dat thans volkomen legale contracten zouden kunnen worden gesloten via de D.D.R. en Bulgarije, maar Ernst zei, dat hij ook tegen die vorm van zaken doen met het oostblok was. ‘We moeten met kleine partijen chemicaliën beginnen, opdat we er eerst de slag van krijgen van zaken in Rusland te doen.’ Ik zou mij moeten verplichten exclusief voor Van Eeghen als consultant in de Sovjet Unie op te treden. ‘Wanneer we om te beginnen een contract van 300.000 gulden en een contract van tien miljoen kunnen sluiten in Moskou,’ aldus Ernst, ‘dan zou ik het eerste nemen. We moeten eerst leren zaken te doen in dat land.’ Tegen mij: ‘We streven naar contracten in de tonnen, maar dan iedere maand. Hebben we een omzet van 2 miljoen, dan betekent dat voor jou in ieder geval een overmaking van 200.000 gulden, want ik ben bereid je tien per cent te geven.’ We zouden een ‘letter of intent’ tekenen en de condities vastleggen. Nadat de andere heren zich hadden teruggetrokken, moest ik eerst weer allerlei brieven lezen, zoals aan Senator Hatfield en de brief van 30 november 1982 aan premier R. Lubbers. Van Eeghen is ervan overtuigd, dat de premier de militaire zaken, die aan de Oost-West betrekkingen ten grondslag liggen, niet begrijpt. Hij schreef Lubbers onder meer om diens aandacht te vestigen op de reactie van Minister Caspar Weinberger in Brussel op de uitspraak van Georgii Arbatov, dat MX raketten ‘frist strike weapons’ waren. | |
5 december 1982Sinterklaasavond op ‘Berkenrode.’ We waren met zijn vieren, omdat de 90-jarige oom Louis van Eeghen bij Ernst en Erika logeerde. Na het diner werd er abrupt aangebeld en een lading cadeautjes was op de stoep gedeponeerd. Er waren veel geschenken, ook voor mij, alle voorzien van door Erika geschreven gedichten. Het werd een avond, zoals ik me die uit mijn jeugd herinnerde op onze buitenplaats ‘De Horst’. Ernst gaf me en passant nog een reprimande. Beide heren, Van Ancum Plas en Develing waren na mijn bezoek aan de Heerengracht bij hem komen klagen, dat ik ter vergadering in Calvin Klein-jeans en een tweed-jasje was verschenen. ‘Do in Rome as the Romans do,’ adviseerde Van Eeghen. ‘Nu je in zaken gaat | |
[pagina 31]
| |
zul je je anders moeten kleden.’ Toen zij mij beiden als altijd met de auto naar het station reden voegde Ernst me nog toe: ‘Je bent nu op de juiste weg: wanneer je het verstandig aanpakt kan je via ons contract een stevige boterham verdienen.’ | |
6 december 1982Vandaag ontving ik van de heer Develing de toegezegde ‘letter of intent’. Ik tekende en zond de doorslag terug. Later ontmoette ik op de Heerengracht de partner van de heer Van Eeghen, de heer C.A. de Bruijn, eens diens militaire oppas in het leger in Indonesië en nu een man met blijkbaar veel gewicht in het Van Eeghenconcern. Ernst kondigde aan, dat er 1 per cent commissie in zat wanneer ik een partij knoflook kon verkopen van anderhalf miljoen. Toen ik vroeg, of ik dr Jermen Gvishiani een telex zou kunnen versturen, antwoordde hij: ‘We hebben hier vijf telexen op dit kantoor, maar doe het liever ergens anders, want ik vertel niet mijn hele staf, dat je nu onze consultant bent.’ De Bruijn benadrukte nog op de valreep, dat Ernst ‘de grootste produkten-handelaar in Europa was,’ wat me zéér ‘fraglich’ toescheen. | |
8 december 1982
| |
[pagina 32]
| |
Er volgde weer een serie anecdotes, waarvan me er één in het bijzonder opviel. Ernst van Eeghen was eens op paleis Soestdijk in gesprek met koningin Juliana en prins Bernhard, waarbij hij meemaakte, dat Z.K.H. de vorstin feitelijk de kamer uit stuurde met te zeggen: ‘Je moet nu maar eens weggaan.’ Ik vond deze uitspraak een nogal levendige illustratie van het beeld, zoals ik me dit zelf via andere bronnen in het verleden over de werkelijke verhoudingen op Soestdijk had gevormd.Ga naar voetnoot1. Intussen ontving ik van Ernst van Eeghen een lange lijst van chemicaliën, die Van Eeghen & Co in de Sovjet-Unie wilde verhandelen. Ook ontving ik kopieën van telegrammen betreffende eerdere onderhandelingen, plus een lijst van Sovjet functionarissen waarmee contacten waren geweest. | |
30 december 1982
| |
11 januari 1983
| |
[pagina 33]
| |
gulden per jaar zal uitbetalen. Maar wacht en heb geduld tot de accreditatie voor hun kantoor in Moskou atkomt.’ | |
15 januari 1983Ernst belde om te spreken over zijn correspondentie met premier R. Lubbers, die zich voort schijnt te zetten. ‘Ik probeer hem uit te leggen wat voor waanzin het is om first-strike weapons bovengronds in Nederland te laten plaatsen, vooral wanneer de Amerikanen zelfs de MX ondergronds in gewapend beton afwijzen.’ Van Eeghen kon wel eens groot gelijk hebben. | |
22 januari 1983
| |
5 februari 1983
| |
[pagina 34]
| |
Ik had de Nederlandse delegatie naar de Conferentie weten te versterken met de aanwezigheid van het P.P.R.-kamerlid H. Waltmans en met professor dr Hylke Tromp, de opvolger van professor Bert Röling van het Polemologisch Instituut in Groningen. Door de aanwezigheid van zowel Ernst van Eeghen als generaal M.H. von Meyenfeldt kon van een representatieve Nederlandse vertegenwoordiging worden gesproken. Ook mijn oude vriend dr Aurelio Peccei, voorzitter van de Club van Rome arriveerde, naar hij me zei, ‘voornamelijk om Jermen Gvishiani een plezier te doen’. Voor mij was het een genoegen ook Sean McBride terug te zien, winnaar van de Nobelprijs èn de Lenin prijs. Alexei Chitikov voerde de Sovjet delegatie aan, waar ook Radomir Bogdanov, onderdirecteur van het U.S.A. Instituut van Georgii Arbatov, deel van uit maakte. De Conferentie duurde twee dagen en werd op 7 en 8 februari 1983 in het Hofburg-paleis gehouden. | |
7 februari 1983
| |
8 februari 1983
| |
[pagina 35]
| |
Ernst van Eeghen telefoneerde of ik naar zijn kantoor wilde komen om ‘mijn vertegenwoordiger uit Genève, André Schneider te ontmoeten.’ ‘Wat heb ik er aan,’ antwoordde ik, ‘dan gaan jullie toch maar naderhand met mijn contacten aan de haal, net zoals je met Jeelof hebt gedaan.’ ‘We hebben nog helemaal geen zaken met Philips gedaan,’ zei hij, ‘en bovendien zijn barter-trade aangelegenheden veel te ingewikkeld voor jou. Maar wat wil je dan?’ ‘Ik wil nu eindelijk eens waterdichte en keiharde afspraken maken, want tenslotte breng ik contacten van onschatbare waarde binnen.’ Ik ben niet gegaan. | |
20 februari 1983
| |
24 februari 1983Hylke Tromp belde. Hij is bezig een gezelschap bijeen te brengen om naar Moskou te gaan. Het lijkt wel of iedereen, die ik met de heren in Moskou in contact breng, geïnfecteerd raakt om met lust en ijver gesprekken tot stand te brengen. Tromp had reeds met het C.D.A. en met Den Uyl en Ed Nijpels gesproken in Den Haag. | |
28 februari 1983
| |
[pagina 36]
| |
ken van de markt voor Van Eeghen & Co en aanverwante bedrijven. ‘Dan kun je tevens professor Arbatov gaan spreken en bij Siline uitvinden hoe de vlag er bij hangt.’ Ik begreep, dat het hem nauwelijks te doen was om de zakelijke belangen, maar om zijn eigen vermaledijde spelletje in Washington. Van Eeghen hevelde me over naar de heren De Bruijn en Van Ancum Plas, die er niets voor voelden drieduizend gulden te betalen voor mijn reis naar Moskou. De Bruijn raakte zelfs geheel buiten zichzelve van woede en kafferde me op een hoogst ongebruikelijke wijze uit, als nieuwe consultant van zijn bedrijf. Dit deed mij eraan denken, dat hij tenslotte eens in het leger in Indië de schoenen van de heer Van Eeghen had gepoetst. Wat me ook duidelijk werd was, dat Van Eeghen De Bruijn en Van Ancum Plas absoluut niet had toevertrouwd, dat hij in feite wilde dat ik plotseling naar Moskou reisde (op kosten van Central Buyers B.V.) om zijn combine met de Senatoren Hatfield en Nunn van de grond te krijgen. Het leek me daarom beter hierover tegenover de medewerkers maar te zwijgen. | |
2 maart 1983
| |
5 maart 1983
| |
[pagina 37]
| |
consultancy voor Van Eeghen & Co in Moskou had verzonnen om mijn reizen, die zijn politieke initiatieven in de Sovjet-Unie moesten helpen bevorderen, zodoende via zijn company te kunnen afschrijven. Van Sovjet-zijde werd mij trouwens in Moskou bij herhaling gevraagd: ‘Is Van Eeghen wel een eerlijke zakenman?’ Dit verwonderde mij, omdat hieruit bleek dat men van de zijde van het Ministerie van Buitenlandse Handel in Moskou blijkbaar andere maatstaven hanteerde ten aanzien van contacten met de heer Van Eeghen, dan de propaganda-industrie onder leiding van E. Siline en diens medewerkers. | |
9 maart 1983
| |
14 maart 1983Van Eeghen belde. Geen nieuws van Georgii Arbatov. Sam Nunn heeft me ook al gewaarschuwd: ‘De Sovjets kletsen een hoop en beloven gouden bergen, maar ze komen hun afspraken niet na.’ Nog geen uur later belde Van Eeghen opnieuw. ‘Ik ontving zojuist een telegram van Arbatov.’ In mijn hart dacht ik, de man verdient het niet. | |
25 maart 1983Volgens Van Eeghen was generaal Jones, voormalig voorzitter van de Joint Chiefs of Staff, bezig met een nieuw plan, dat einde april gereed zou zijn. Men had hem midden in de nacht hierover uit Washington opgebeld. Hij vroeg wat te doen met Georgii Arbatov. Ik zei: ‘Doe niets: overlaad hem niet met telegrammen: wees zuinig op dat contact: wacht tot het april is.’ Ik betwijfelde of hij mijn advies zou opvolgen. | |
[pagina 38]
| |
Dienst. Hij werd van die zijde gewaarschuwd vooral niet te intiem met mij te zijn en voor mij op te passen. Ernst had hen gevraagd of ze soms dachten, dat ik een Sovjetspion was. Nee, dat helemaal niet, maar desondanks diende hij voor mij op zijn quivive te zijn. Ik werd woedend, maar liet er niets van merken. Hij ging er trouwens verder niet op in, vroeg alléén of ik wilde beloven dit B.V.D.-incident niet in mijn dagboek te noteren. Hij begon weer over zijn problemen met Arbatov en was bang, dat deze wanneer hij in Washington was direct, en zonder hem, met Sam Nunn of generaal Jones zou gaan spreken. | |
29 maart 1983
| |
5 april 1983
| |
7 april 1983Sprak met de heer Mazlow van de Sovjet Handels Missie hier, die me de vraag stelde: ‘Waarom zouden we met tussenpersonen werken wanneer we rechtstreeks zaken kunnen doen in Nederland? Van Eeghen & Co zijn agenten. Ik wil u niet ontmoedigen, maar u zult het niet eenvoudig hebben om voor dat bedrijf zaken in Moskou te gaan doen. Ze weten dit, mijns inziens, bij Van Eeghen heel precies. Ik begrijp eigenlijk niet waarom zij tegen beter weten in u voor hun karretje proberen te spannen.’ | |
[pagina 39]
| |
Samen met Ernst van Eeghen vloog ik naar Parijs voor een ontmoeting met Georgii Arbatov op de Sovjet-ambassade in de Rue de Grenelle. Het gesprek zou pas om 22:15 kunnen plaatshebben. We werden bij aankomst aldaar door de ambassadeur in Frankrijk, Yuri Vorontsov ontvangen. Ook mevrouw Vorontsov was aanwezig, evenals een assistent van de ambassadeur. Zij begeleidden ons naar een op de eerste étage van de ambassadeurswoning gelegen salon, waar professor Arbatov op ons wachtte. Hij was in een prima stemming. Hij begon met te zeggen, dat hij twee dagen geleden de Amerikaanse uitgave van ons boek, The Soviet Point of View met een voorwoord van Senator J. William Fulbright aan Yuri Andropov had gebracht. Daarna startte Van Eeghen een lange tirade. Ik zat op hete kolen, want Arbatov kennende wist ik dat hij het slap geklets vond. Toen van Eeghen tenslotte ook nog begon over zeven naar de Amerikaanse ambassade in Moskou gevluchte Quakers, heb ik ingegrepen. Professor Arbatov maakte Ernst duidelijk, dat ‘indien Senator Sam Nunn oprecht was, hij zich niet achter George Shultz zou verschuilen. Maar goed, ik heb mijn eigen medewerker in Washington, de heer Berezhkov. Ik zal hem vragen over uw voorstellen met Nunn te gaan spreken. Trouwens, het is waarschijnlijk, dat ik generaal Jones op de komende Dartmouth Conferentie zal ontmoeten.’ Ik zag Van Eeghen verbleken; hij had steeds al gevreesd buiten spel te worden gezet. Arbatov bewoog zich precies in die richting. Maar alsof hij Ernsts zorgen aanvoelde vervolgde hij: ‘Ik heb reeds vijf maal per telefoon met ambassadeur Beletski over deze en andere zaken gesproken. Ik denk, dat ik in juni in Nederland zal zijn, dus dan kunnen we onze gesprekken voort zetten.’ Van Eeghen was buiten zichzelf van blijdschap toen we tegen middernacht het ambassadegebouw verlieten. Hij liep sneller, hij was totaal opgewonden. Hij wilde onmiddellijk naar een telefoon. Ook zou hij binnen de kortste keren naar Washington vertrekken. Arbatov had zelfs een dronk op Van Eeghen (en mij) uitgebracht en onder meer gezegd: ‘You are a nice guy. You can be sure, that your information and proposals have reached the highest of levels in our Government.’ ‘Willem, dit is de eerste werkelijke doorbraak sinds ik bezig ben. Ik moet onmiddellijk de secretaresse van Sam Nunn bellen. We hebben samen een historische reis gemaakt. Ik ben je zéér, zéér dankbaar. Ik zal je nooit in de steek laten, dat weet je.’ Ik antwoordde, misschien wel te onvriendelijk: ‘Zeg je nu straks ook, | |
[pagina 40]
| |
als met Philips, dat je het best allemaal zelf had kunnen regelen?’ ‘Je weet, dat wanneer Jeelof je nu niet eindelijk betaalt, ik voor je zal interveniëren bij Philips, want dat zou een schoftenstreek zijn.Ga naar voetnoot1. ‘En hoe staat het met onze eigen chemicaliënzaken in Moskou?’ vroeg ik vervolgens. ‘Willem, ik zeg je op mijn woord van eer, ik wist niet dat er indertijd in Moskou een principebesluit was genomen, dat ze met ons geen zaken wilden doen.’ ‘Maar de heer Mazlow van de handelsmissie heeft je dit anders persoonlijk gezegd en beargumenteerd.’ ‘Mazlow kletst,’ was zijn desperate uitweg. ‘Zie eerst maar eens Willem, waar je met mijn hulp over één jaar zakelijk en financieel zult zijn.’ ‘Ik geloof er niets van,’ zei ik. ‘Ik heb nog nooit iemand gezien,’ aldus Van Eeghen,’ die zo zijn eigen glazen ingooit als jij. Aan de ene kant ben je geniaal, maar aan de andere kant kan je dingen zeggen, waardoor je blijvende vijanden maakt.’ Ja, omdat je in het leven mensen tegenkomt, die zo verward zijn, dat je ze van tijd tot tijd een spiegel voor moet houden en dan lopen ze weg, of ze worden zo gemeen als een roofdier dat kan zijn.’ | |
21 mei 1983
| |
mei 1983Ernst gaf me op zijn kantoor mijn airline ticket. Zijn secretaresse bracht Engelse ponden binnen: ‘Moet je ook nog ponden hebben, ha, ha, ha!’ Hij begon weer over Philips. ‘Je moet nu toeslaan, anders zeggen ze later, het is al zolang geleden.’ ‘Ik doe niet anders,’ antwoordde ik. ‘Ja, maar of je nu je geld krijgt interesseert me.’ Hij wilde een diner geven wanneer Arbatov volgende maand in Nederland was. Hij vroeg me, wie hij er voor zou vragen. ‘Houd het intiem. Vraag Beletski en bijvoorbeeld Willem Brugsma en zijn vrouw.’ Hij vroeg me Arbatov te benaderen (‘ik zal je telefoongesprekken met Moskou betalen’) en vantevoren te regelen, dat hij op ‘Berkenrode’ zou komen. | |
[pagina 41]
| |
27 mei 1983
| |
1 juni 1983Op aandrang van Ernst van Eeghen heb ik een memorandum gezonden naar diens medewerker Van Ancum Plas, waarin ik mijn eerste lobby in Moskou ten behoeve van hun bedrijf nader preciseerde en samenvatte. Ernst: ‘Wanneer Jeelof je nu je geld niet geeft schrijf ik hem een brief, want dat zou schofterig zijn. Maar ik ben overtuigd, dat je uiteindelijk je duiten krijgt.’ | |
Amsterdam, 8 juni 1983Dear Ernst en Erika, Jullie lezen altijd zoveel, dat jullie met mij onderwerpen delen, van Jonas in de walvis tot en met de reikwijdte van MX-raketten. Deze keer wil ik het omgekeerde doen, omdat ik bij het lezen van een studie van een experimentele psychologe aan de Universiteit van Washington, werd herinnerd aan sommige van onze recente gesprekken. Elisabeth Loftus toonde aan een groep studenten een korte videotape van acht demonstranten, die een collegezaal binnenstormden om tegen iets te protesteren. Daarna vroeg ze aan de ene helft van de protesterenden, ‘was de leider van de vier studenten een man?’ Aan de ander helft vroeg zij, ‘was de leider van de twaalf studenten een man?’ Een week later vroeg zij aan beide groepen hoeveel demonstrerende studenten het lokaal waren binnen gekomen. Het gemiddelde van de vier-groep was 6,4 en het gemiddelde van de twaalfgroep was negen. Wat ik wil zeggen is: de meeste mensen onthouden noch de originele feiten van wat gebeurde, noch wat er nadien aan juiste of onjuiste informatie aan het herinneringsbeeld werd toegevoegd. In werkelijkheid ontstaat in het brein een ratjetoe van wat men ‘denkt’ hoe het is geweest, plus x plus één nevenfactoren. Zelfs is onder hypnose gebleken, dat van het originele gebeuren weinig waars in het geheugen overblijft. Mensen lopen rond met een eindprodukt, dat weinig meer met de werkelijke feiten van toen heeft te maken.’ ‘In discussies tussen Ernst en mij bij het reconstrueren van toezeggingen, beloften of afspraken duikt aan het einde van het latijn gekomen bij Ernst meer dan eens de slotfrase op, ‘Willem, je bent verward.’ Het is wáár, dat ik op de Conferentie van Windsor jullie het antwoord schuldig moest blijven mij het verhaal van Jonas in de Walvis niet precies te herinneren. Jullie beschouwden dit als een blunder. Toch geloof ik, dat ik met be- | |
[pagina 42]
| |
hulp van mijn dagboek beter in staat ben om terug te lezen - niet zozeer alleen in mijn geheugen, maar via de duizenden dagboekbladen met aantekeningen op het moment zelf gemaakt - wat er zich tussen ons de afgelopen jaren afspeelde, dan jullie. Ik bedoel, dat het misschien nog eens duidelijk zal worden, dat ik uiteindelijk minder verward ben dan jullie soms mogen denken.’ | |
19 juni 1983
| |
[pagina 43]
| |
Ernst van Eeghen zwijgt nog steeds in alle talen. Hij heeft, naar zijn overtuiging, de buit binnen en mij niet meer nodig. | |
31 juli 1983
| |
7 september 1983De zomer was voorbij. De Van Eeghens waren terug uit Wengen, Zwitserland. Ik belde Ernst op kantoor. Hij deed eerst uitermate koel, maar nadat ik had gezegd naar Moskou te zullen gaan, draaide hij als een blad aan een boom om. Hij zag weer kansen om zijn Sovjet contacten via mij te heractiveren. Ik begon het hem langzamerhand niet meer kwalijk te nemen, omdat ik concludeerde dat zaken-doen tenslotte een soort tweede natuur in een mens oproept, welke rücksichtslos is en op zakelijk overleven - jij of ik - is gebaseerd. ‘Ik heb Arbatov al twee brieven geschreven en kreeg geen antwoord. Toevallig heb ik hem gisteren geseind,’ aldus Ernst. ‘Zie je Arbatov in Moskou? Kan je niet even langs komen? Want dan moet ik je over een heel ernstige zaak inlichten.’ | |
8 september 1983
| |
[pagina 44]
| |
heren van de B.V.D. met me praten, maar niet over jou hoor.’ Ik antwoordde: ‘Nee, want die gesprekken zouden weinig nieuws opleveren en die heb je dus al gehad.’ Leren met de B.V.D. te leven noemde Mr H.M. Voetelink dat dan. Het leek de moffentijd wel. | |
19 september 1983
| |
21 september 1983Ernst van Eeghen telefoneerde om mij toe te vertrouwen, dat hij na communicaties uit Amerika gisteren professor Arbatov een telegram had gezonden. Ik deelde hem mede zeer binnenkort opnieuw in Moskou te zullen zijn. Een medewerker bij Van Eeghen & Co. meldde, dat een Russisch sprekende secretaresse in dienst was genomen om de handelscontacten met de Sovjet-Unie te gaan onderhouden. Volgens het bestaande contract was dit onderwerp op dit moment dus nog altijd mijn afdeling. | |
23 september 1983Vandaag ontving ik een brief van Central Buyers B.V. welke eindigde met: dat men tot de slotsom was gekomen de overeenkomst met mij van 3 december 1983 ‘met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden’ te laten vallen. ‘Het spijt ons, dat u niet aan onze verwachtingen hebt kunnen voldoen, doch maken u hier overigens geen verwijt van,’ durfde Van Eeghen mij ook nog te laten schrijven. | |
[pagina 45]
| |
27 september 1983Ik telefoneerde van Van Eeghen & Co. ‘Ernst, waarom heb je het contract opeens opgezegd?’ Antwoord: ‘Nou, omdat ik jeuk aan mijn neus heb,’ was het meer dan directe antwoord.Ga naar voetnoot1. Ik: ‘Are you serious?’ Daarop volgde een stortvloed van verwijten en we hingen op. Een paar dagen later arriveerde een brief van de heer Van Eeghen, die ik tot op heden nooit heb geopend. Tijdens het Windsor-weekeinde had ik een Bijbel van de Van Eeghens cadeau gekregen met een schitterende opdracht van eeuwige vriendschap en trouw, getekend door Ernst en Erika. ‘Ik geloof jullie nooit meer’ schreef ik in de kantlijn en retourneerde het geschenk naar ‘Berkenrode.’ | |
1 oktober 1983
| |
27 oktober 1983
| |
[pagina 46]
| |
ted (met een voorwoord van Sir Michael Foot) werd gepresenteerd. | |
7 november 1983
| |
18 juli 1984
| |
7 september 1984Ik word opgebeld, dat Erika van Eeghen vandaag plotseling op ‘Berkenrode’ is overleden. Dit is tragisch nieuws. Erika was 62 jaar. De verwijdering tussen ons was door Ernst veroorzaakt, want met haar had ik steeds een belangrijke mate van verwantschap gevoeld, al kon ik haar diep gelovige benadering van het leven niet spontaan delen. Schreef Ernst een briefje van medeleven. | |
[pagina 47]
| |
worden. Misschien is dit een boodschap voor je. Als steeds, Ernst. P.S. Zou jij Georgii Arbatov willen inlichten namens mij?’ Mijn reactie op deze brief was tweeërlei. Misschien was Van Eeghen een kind van God en ik dus niet, maar ik dankte de hemel, dat ik in mijn relatie met ‘vrienden’ andere prioriteiten liet gelden en andere waarden hanteerde. Bovendien shockeerde zijn P.S. me in het bijzonder, omdat hij het heengaan van Erika gebruikte voor een gewenst signaal aan Arbatov, dat de betrekking met mij was hersteld. Ik wenste aan zijn spelletjes niet meer mee te doen.Ga naar voetnoot1. | |
23 november 1984De Telegraaf meldde in een voorpaginabericht van Jos Hagers, dat Ernst van Eeghen zijn eerste Berkenrode Conferentie had gehouden. ‘Overleg Strikt Privé’ schreef het blad, ‘Russische generaals in ons land op vredespad.’ Generaal Simojan stond op een begeleidende foto, evenals Radomir Bogdanov, die Van Eeghen en ik in Wenen voor de plannen konden interesseren. Hij werd door De Telegraaf als K.G.B. Generaal vermeld. Dat was misschien niet juist, maar het stond er wel. | |
24 maart 1985Ernst van Eeghen doet weer van zich spreken. Hij is op een nieuwe vredesmissie in Moskou over de rakettenkwestie. De voornaamste kranten maken er melding van. Hij zal ook dezer dagen een assistent van premier Ruud Lubbers ontmoeten om verslag uit te brengen. Intussen verneem ik via een contactpersoon, dat Henk de Mari van De Telegraaf Ernst van Eeghen achter de broek zou zitten. Men wilde uitzoeken of de heer Van Ancum Plas van Van Eeghen & Co inderdaad enkele jaren geleden computeronderdelen, die op de lijst van verboden strategische goederen stonden van COCOM, aan een Sovjet diplomaat zou hebben gegeven. Mijn contactpersoon werd eveneens herhaalde malen door de B.V.D. ondervraagd en ook Henk de Mari schijnt met hem in contact te staan. Van Eeghen zelf verscheen gisteren op televisie en vertelde onder meer twee uren met Leonid Zamiatin van het Centrale Comité van de CPSU te hebben gesproken. | |
[pagina 48]
| |
dene televisieprogramma's en schermde veelvuldig met namen van heren aan wie ik hem had voorgesteld. | |
30 maart 1985Na reeds een eerste opzienbarend artikel over Van Eeghen te hebben geschreven op 27 maart, publiceerde Henk de Mari vandaag, in de zaterdagkrant, één pagina over Ernst, zijn persoon en zijn activiteiten. Op de vraag of hij door de Sovjets werd gebruikt, antwoorde Van Eeghen over de lengte van de pagina, ‘Misschien gebruik ik de Russen wel.’ De Mari wijdde ook één kolom in het verhaal aan mijn betrekkingen met Ernst en Erika, maar het moet duidelijk zijn, dat iedere journalist er de voorkeur aan geeft zijn eigen weergave van gebeurtenissen te gevven presenteren. | |
8 april 1985Men kan met Van Eeghen de draak steken naar hartelust, maar het blijft opvallend dat Michail Gorbatsjov nu in Pravda bekend maakte, dat er geen SS-20's meer zullen worden bijgeplaatst tot 1 november a.s., de datum dus dat Nederland haar rakettenbesluit moet nemen. Het is ook een feit, dat Anatoly Gromyko en Vladimir Lomeiko, na Den Alerdinck ConferentieGa naar voetnoot1. nog een aantal dagen in Den Haag verbleven en met een groot aantal personen van gedachten wisselden. Van Eeghens missie in Moskou en ons initiatief Lomeiko en Gromyko junior één week naar Nederland te halen kan mede tot het Sovjet besluit inzake de raketten aanleiding zijn geweest. | |
14 juni 1985Via mijn contacten bij Van Eeghen & Co vernam ik, dat Henk de Mari nog steeds de gangen van Ernst nagaat en onder de loupe neemt. Er zou in Genève een company zijn opgezet, die belasting-ontwijkend zou kunnen werken, maar de heer Van Eeghen had inmiddels gedreigd een advocaat te zullen inschakelen en verdere onderzoekingen zouden prompt zijn gestaakt. | |
[pagina 49]
| |
tact meer met Van Eeghen te hebben en dat ik dus niet op de hoogte was. De Mari was kennelijk nog steeds op het oorlogspad ten aanzien van deze ‘vredes-stichter’. | |
16 september 1985Ontmoeting met Henk de Mari in het Victoria Hotel. Hij is in het bezit van allerlei documenten aangaande de handel en wandel van Ernst van Eeghen. Ik zei hem: ‘Waar ben je eigenlijk op uit?’ Dat wist hij niet precies, maar het bleef een boeiende zaak. Had Van Eeghen handel met het Oostblok gedreven of niet? Ik stelde, dat naar mijn mening Van Eeghen dit wel zou hebben willen doen, maar dat de Sovjets geen zakelijke contacten met hem wensten te onderhouden. | |
1 november 1985Nauwelijks teruggekeerd van een reis naar Suriname en de Verenigde Naties in New-York, viel ik met de neus in de boter wat betreft het rakettenbesluit, dat 1 november door de Nederlandse regering werd genomen. Ernst van Eeghen had ter elfder ure nog een heroïsche poging ondernomen om via zijn door mij oorspronkelijk aangekaarte contacten in Moskou een reddingspoging te ondernemen. Hij had de afgelopen week voor opzienbarende deining in de media en op televisie gezorgd. Ook premier Lubbers en de regering waren bij het incident betrokken. (Dit is niet de plaats en ook niet de bedoeling er hier verslag van te doen. Dat zal in mijn Mémoires gebeuren). Ik besloot Van Eeghen te telefoneren en hem te complimenteren met zijn initiatief. Dit verraste hem. Hij stak vrijwel meteen van wal, als vroeger, met wat er allemaal was gebeurd en wat hij in feite had bereikt. Ik vreesde, dat wat dat betreft hij door pure illusies werd gedreven. | |
8 november 1985Na een telefonische uitnodiging bezocht ik voor het eerst sinds 1983 Ernst van Eeghen in diens kantoor aan de Heerengracht. Hij was erkentelijk voor mijn bezoek en praatte honderd uit over wat hij allemaal in Moskou en hier had ondernomen om het rakettenbesluit te helpen terugdraaien. Deze poging was dan nu mislukt, maar hij gaf niet op. Er werd thee geserveerd door de trouwe mevrouw Bruning en het leek even op vroeger. Wat me voor het eerst duidelijk werd, was dat Ernst | |
[pagina 50]
| |
in feite door premier Lubbers was verraden en verkwanseld. Van Eeghen had namelijk vóór vertrek naar Moskou, althans naar zijn zeggen, uitdrukkelijk het groene licht voor zijn reis gekregen van de regering. En terwijl Van Eeghen zich tot het uiterste inspande rond het Kremlin riep Minister H. van den Broek doodgemoedereerd de Sovjet ambassadeur, de heer Blatov bij zich en deelde mee, dat het inmiddels voor ieder gebaar vanuit Moskou te laat was. Anatoly Blatov informeerde zijn regering exact op het moment dat Georgii Arbatov en andere heren in conclaaf waren met Michail Gorbatsjov om te bestuderen welke démarche ten aanzien van Nederland alsnog zou kunnen worden genomen. ‘Ik heb MerkelbachGa naar voetnoot1. om een uitleg gevraagd, maar hij had zelf geen verklaring voor de stap van Van den Broek bij Blatov. Je moet wel even bedenken, Willem, wat voor een Minister van Buitenlandse Zaken we tegenwoordig hebben, een man, die vóór zijn gesprek met Minister Shevarnadze in New-York al een verklaring aan de pers geeft wat werd besproken. Ik verzeker je, dat ze dergelijk gedrag in Moskou absoluut niet gebrijpen,’ aldus Van Eeghen. | |
14 november 1985
| |
16 november 1985Middernachtelijk telefoongesprek met Ernst van Eeghen. Hij was in Brussel geweest en had gesproken met de Rus E. Siline, van het Comité voor Europese Samenwerking en Veiligheid. Ik concludeerde: ‘Lubbers heeft je, met Van den Broek, ordinair gedouble-crossed.’ ‘Ja, dat heeft hij ook gedaan.’ ‘Ik vind, dat je dat moet zeggen.’ ‘Dat heb ik tussen de regels door ook inderdaad gedaan.’ ‘Je moet in dit opzicht duidelijke taal spreken, klip en klaar.’ ‘Oh, ik zal er nooit om liegen.’ Ik besloot glashard Daan Dijksman van de ‘Haagse Post’ deze details te verstrekken.Ga naar voetnoot2. | |
[pagina 51]
| |
17 november 1985Schreef Lubbers van hieruit een briefje, dat ik het een infame rotstreek van hem en zijn minister Van den Broek vond om - terwijl zij er dus vantevoren van in kennis waren gesteld, dat Ernst van Eeghen een uiterste poging zou ondernemen om de rakettenkwestie alsnog in acceptabele banen te helpen leiden (ook conform de wensen van het overgrote deel van de Nederlandse bevolking) - Van Eeghen achter zijn rug om te verraden en verkwanselen. Had dan vooraf gezegd: ‘Nee, we hebben de zaak al te lang laten verslonzen en op haar beloop gelaten: gaat u maar niet; we willen nu niet meer.’ Daar krijg je natuurlijk geen antwoord op, want de man zit met een mond vol tanden. Niemand beter dan Lubbers weet welke serie scheve schaatsen er ten aanzien van de rakettenkwestie en de Sovjet-Unie in Den Haag is gereden, met bovendien de mannetjes van de B.V.D. die overal waar maar enigszins mogelijk was anti-Sovjet vuurtjes stookten (tot op ‘Den Alerdinck’ van Frans Lurvink toe).Ga naar voetnoot1. | |
4 januari 1986Ter gelegenheid van het Nieuwe Jaar was Ernst van Eeghen zo vriendelijk mij een geschenk te sturen: een gloednieuwe, geïllustreerde uitgave van het Nieuwe Testament, voorzien van een opdracht, dat hij en Erika, zijn in 1984 overleden vrouw, nog altijd hoopten dat ik een kind van God zou worden. In alle objectiviteit vrees ik, dat zij, die niet over hun medemensen heen lopen, en niet reilen en zeilen in de wereld van zakenlieden, of waar zij ook werkzaam mogen zijn, met gebruik van een constante stroom van bedrog en onwaarheid, waarschijnlijk meer staat zouden kunnen maken op een sympathiek gehoor of onthaal in het eeuwige rijk der hemelen, dan de succesvolle, keiharde zakenman, die à la Van Eeghen 100 miljoen per jaar omzet, en beknibbelt en kissebist over een reisje van drieduizend gulden van een gewaardeerde medewerker naar Moskou, om hem na drie maanden weer even zo vrolijk totaal ongemotiveerd zijn congé te geven. Ik telefoneerde Ernst om hem te bedanken voor zijn cadeau. Hij was die dag uitzonderlijk goed geluimd. Hij nodigde me prompt uit opnieuw in het voorjaar mee te gaan naar de religieuze conferentie op Windsor Castle. Ik reageerde met te zeggen: ‘Niet dit jaar Ernst. Misschien later, wanneer we elkaar mogelijk weer wat meer hebben ontmoet.’ Daarna hoorde ik niets meer, tot een telefoontje vlak voor Pasen, dat hij opnieuw | |
[pagina 52]
| |
in het huwelijk was getreden. Ik hoopte, dat hij gelukkig zou zijn, maar wist, dat ik Erika van Eeghen nooit zou vergeten. | |
ConclusieErnst van Eeghen is in 1986 een vijfenzestig-plusser, met een behoorlijke Stichtse achtergrond, ook al tafelt hij als een dragonder. In wezen is hij altijd militair gebleven. ‘Mijn Moeder was al een Boreel en de dochter van een generaal,’ liet hij zich eens ontvallen. Pas nadat de pretendent van het in 1668 opgerichte koopmanshuis van Eeghen, zijn oudere broer dus, onverwachts in Djakarta aan een ziekte was overleden, deed de stamhouder, zijn vader, een beroep op hem de firma te gaan leiden. Hij bleef echter sterk in militaire zaken geïnteresseerd en trad in het verre verleden ook wel op als militair adviseur bij de C.H.U. Hij heeft de ontwikkelingen in de militaire sector steeds nauwkeurig bijgehouden en beschikt over een ongekende dosis parate kennis. Dit moet Ernst worden nagegeven. Ik ben er ook van overtuigd, dat hij oprecht wil zijn in zijn streven een bijdrage te leveren aan het helpen verminderen van de spanningen tussen Oost en West. Dit is bovendien het aspect dat de Sovjets in Van Eeghen geïnteresseerd doet zijn. Academicus Georgii Arbatov bijvoorbeeld, gelooft hem, wanneer hij zegt zich te willen uitsloven voor een verbetering van de betrekkingen en een afname van de krankzinnige bewapeningswedloop. Anderzijds is het onmiskenbaar duidelijk, dat Ernst van Eeghen bij het zaken-doen is meegezogen in de steeds verder afzakkende moraal. Wie wil overleven of wie succesvol in de business wil zijn, zal er toe over moeten gaan met de wolven in het bos mee te huilen. Niet alle entrepreneurs hebben de meest elementaire principes van common decency laten varen - en verscheidenen van hen zullen in mijn mémoires ter sprake komen - maar de in deze vier gevallen gesignaleerde trend is algemeen en wijd verspreid. De gedragscodes, zo die vijftig jaar geleden nog bestonden, zijn reeds lang met de muziek mee. De free-for-all mentaliteit viert op alle continenten hoogtij. De gevolgen zijn er dan ook naar. Voor iemand als Ernst van Eeghen, die in ieder gesprek minimaal één keer de naam van Jezus Christus laat vallen, lijkt zijn gedrag bij het zaken doen, binnen en buiten zijn bedrijf, in strijd met de leer van zijn Heiland. Dit zal met overleven in het atoomtijdperk hebben te maken, maar het is toch een niet te verteren tegenstrijdigheid. |
|